Vrouwen in de kunst zijn nog steeds ondervertegenwoordigd, blijkt uit onderzoek van Mama Cash. Hoe kijkt de jongste generatie regisseurs aan tegen feminisme? Theatermaker sprak met Nita Kersten, Nina de la Parra en Eline Arbo.
We beginnen met de stand van zaken óp de planken. Hoe staat het met de representatie van de vrouwen in onze voorstellingen?
Nita Kersten: ‘Vanaf het moment dat ik op mijn zestiende naar theater begon te kijken, viel me op dat ik vrouwen altijd in een ondergeschikte positie op het toneel zag staan, zeker in het repertoire van de grote gezelschappen. Hysterische personages die zich vooral bezighouden met hoe ze een man kunnen verleiden. Ze staan vaak op hakken, ze hebben vaak een jurkje aan. Dat beeld werd er op de theaterschool met de paplepel ingegoten.’
Zelf geeft ze vrouwen liever vorm als stevige, aardse figuren. ‘Ik heb altijd zin om meisjes op laarzen te zetten, en vies haar te geven.’ Ook in het werk van haar generatiegenoten, groepen als De Nwe Tijd en BOG., ziet ze het beeld de hysterische vrouw nauwelijks terug. In die zin lijkt er revolutie gaande, maar, waarschuwt ze, dat zou ook een illusie kunnen zijn: ‘De vorm van dat soort performancevoorstellingen leent zich ook voor gelijkwaardigheid op het toneel. In het DNA van het klassieke repertoire daarentegen, zitten seksistische stereotypen ingebakken. En van de oude garde in het theater heb ik nog weinig radicale verandering gezien, dus onze generatie is nu aan zet. Het is aan ons om een nieuwe golfbeweging te creëren.’
Nina de la Parra herkent dat oppervlakkige vrouwbeeld, en de behoefte daar iets tegenover te zetten: ‘Ik denk dat ik vrouwen minder als huilende, lijdende, halfnaakte, zich-constant-moeten-laten-verkrachtende wezens neerzet, wat ik overal op de fucking wereld zie. De hele tijd. Zeker in Duitsland. Maar bij Ivo van Hove ook. Los van het respect dat ik verder voor zijn werk heb: Halina Reijn wordt wel om de haverklap op het podium verkracht. Dat weet ze zelf trouwens ook heel goed.’ (lacht smakelijk)
Eline Arbo vindt dat ook de generatie waartoe ze zelf behoort, zich nog niet genoeg bewust toont van de gekende rolpatronen.. Arbo: ‘Men vindt het omdraaien van gender in repetoirestukken nog steeds een interessant en vernieuwend concept. Dit geldt overigens voor diversiteit in het algemeen: het is nog steeds zo dat witte, heteroseksuele mannen het lege canvas vormen voor existentiële problemen.Maar we leven allemaal in deze wereld, we zijn allemaal aan het zoeken. Er zou een vanzelfsprekende diversiteit moeten zijn in de acteurs die deze zoektocht vertolken.’ Het is iets waar Arbo vaker tegen aanloopt: artistieke keuzes of producties die, meestal door de pr-afdeling en recensenten, geframed worden als feministisch, terwijl dat aspect in haar ogen vanzelfsprekend zou moeten zijn. ‘Bijvoorbeeld het werk van Katie Mitchell. In haar werk zitten heel duidelijk de thema’s van vrouwenemancipatie. Dat is goed, want daarmee zet ze bewust dingen op de kaart, zeker met de status die ze internationaal verworven heeft. En het past in de golf van feminisme waartoe haar generatie zich moest verhouden. Tegelijkertijd wil ik in een wereld leven waarin vrouwen niet alleen een emancipatieproject symboliseren. Ik vind het jammer dat we niet verder zijn gekomen.’
Gevraagd naar hun manier van werken en leidinggeven in een maakproces, komt een aantal sterke overeenkomsten naar voren. Alle drie leggen ze de nadruk op het groepsproces, het samenwerken, het beginnen met werken vanuit de kwaliteiten van je acteurs.
Arbo: ‘Ik ben niet antiautoritair, maar ik stel mij ook niet bewust autoritair op als dat niet nodig is. In plaats daarvan zorg ik dat ik heel goed voorbereid ben op mogelijke vragen. Hoe beter ik voorbereid ben, hoe beter ik tijdens het proces los kan laten. Maar ik vind het wel belangrijk dat acteurs weten dat ik de verantwoordelijkheid heb. Dat bestendigt mijn positie, maar het creëert ook veiligheid. Acteurs moeten weten dat iemand het oplost als zij niet weten hoe het verder moet. Daarvoor hoef ik niet te schreeuwen en met mijn vuist op tafel te slaan.’
Maar alle drie geven ze ook aan het lastig te vinden om hun manier van werken direct te koppelen aan het feit dat ze vrouw zijn. Net zo goed linken ze hun manier van werken aan hun persoonlijke stijl, aan het soort werk dat ze maken en aan de tijdsgeest. De la Parra:‘Ik heb altijd tegen het systeem willen schoppen, iets anders willen doen, omdat ik me altijd een buitenstaander voelde. Als vrouw, als Surinamer in Nederland, Als Nederlandse in Duitsland. Wanneer je je als buitenstaander de heersende structuren niet eigen kunt maken, moet je er iets anders tegen over zetten.’ Als lichtend voorbeeld in dezen noemt ze Adelheid Roosen, met wie De la Parra samenwerkte aan verschillende Wijksafari’s. ‘Adelheid is de enige vrouw in haar positie die ik op deze manier van dichtbij heb mogen meemaken, en het was een verademing. Hoe zij haar bedrijf leidt is zo totaal anders dan bij alle mannen en bij elk ‘gevestigde orde’-theater waar ik tot nu toe heb gewerkt. Organisch, met mega veel humor en openheid. Toen ik daar zat als regisseuse bij de WijkSafari AZC dacht ik: oh, dus zo kan het óók. Ze doet het gewoon totaal op haar eigen manier, haar authentieke en intelligente en warme en empathische en hardvochtige en gepassioneerde manier. Ze is compromisloos in haar authenticiteit. Er zijn maar heel weinig mensen die dat kunnen, durven, en dat zijn geweldige leiders.’
Ondanks dat een dergelijke open en gelijkwaardige samenwerking het ideaal is, blijkt dit niet altijd haalbaar. Alle drie menen ze zich af en toe daadkrachtiger, ‘stoerder’, voor te moeten doen dat ze werkelijk zijn. Kersten zegt dat ze er in het verleden tegenaan gelopen is dat medewerkers het moeilijk vonden om leiding te accepteren van een vrouw. ‘Dat is lastig concreet aan te wijzen, je voelt het onderhuids’.
Arbo koppelt de noodzaak je stoer en extrovert te tonen, niet enkel aan het level van feminisme in een werkproces. ‘Je laten gelden, overtuigend zijn: dat zijn eigenschappen die wel degelijk van belang zijn. Niet alleen als vrouw in dit vak, maar als vrouw in een leidinggevende positie in het algemeen. Dat zegt misschien iets over het niveau van emancipatie in onze samenleving, maar het zegt ook zeker iets de vorm van die samenleving: die is commercieel. Je moet je imago kunnen verkopen. Dan gaat het dus eigenlijk over het neoliberale gedachtengoed dat ten grondslag ligt aan de samenleving als geheel.’
Het ongevraagd advies krijgen, het in twijfel trekken van je expertise of van je beslissingen: het zijn de clichés die nog steeds waar blijken, al lijken deze vrouwen daar niet al te zwaar aan te tillen. De la Parra: ‘Ik heb ongevraagd hele regieconcepten voor me uitgestippeld gekregen! Hahaha, over mansplaining gesproken.’
Wat wel als ronduit irritant wordt benoemd, is het geseksualiseerd worden terwijl je aan het werk bent. Zowel Arbo als Kersten stellen dat een zekere spanning en intimiteit inherent is aan het maken van theater, en dat er überhaupt niets mis is met flirten en het opzoeken van grenzen. Kersten: ‘Maar ik wil mij daar niet mee bezighouden als ik aan het werk ben. Want dat werkt direct positieondermijnend, in tegenstelling tot wanneer ik een man zou zijn. Ik word in zo’n situatie van binnen pislink, maar tegelijkertijd zo ongemakkelijk dat ik me er geen raad mee weet. Dit soort confrontaties komen mijns inziens wel steeds minder voor, mede dankzij de #MeToo-beweging.’
Arbo geeft aan in de rol van regisseur nooit ervaren te hebben dat acteurs met wie ze aan het werk was haar seksualiseerden, maar wel andersom, in de rol van assistent. ‘Ben je gek, dan gebeurt dat echt voortdurend!’
Dat is iets van De la Parra volledig kan beamen: ‘Ik heb jarenlang bij de meest insane macho mannen die in het Europese theater rondlopen geassisteerd: Ivo van Hove, Simon Stone en Thomas Ostermeier. The Holy Trinity van ego’s!’ Het grote verschil tussen Ivo en de anderen, is dat Ivo niet op mij valt. Hij laat zich überhaupt niet afleiden, door wat dan ook, dus ook niet door seksualiteit. Alle andere regisseurs die ik ken dus wel. Door ego, door seksualiteit. Door shit die er niet toe doet.’
‘Kijk, deel van je rol als assistente is ook gewoon om leuk te lachen en te zorgen dat iedereen zich goed voelt. The good girl helper zijn. Daar kun je cynisch over doen, maar die rol is vaak nodig en van toegevoegde waarde. Helaas staat daar nu nog tegenover dat je te maken krijgt met een soort oegaboega stoerdoenerij. Het is heel vermoeiend te moeten bepalen hoe ver je gaat.’
Waar ligt voor haar de grens?
‘Bij Simon Stone heb ik meegemaakt dat hij kwam aanzetten met zijn was, of ik die ook even voor hem kon doen. Ik was totaal verbluft! Ik heb voorgesteld te vragen of hij in het washok van het kostuumatelier terecht kon. Uiteindelijk hebben we het er verder niet over gehad, en heeft die was drie weken in de hoek van het repetitielokaal gestaan, hahahaha!’
Naast over zaken die nog niet zijn zoals ze moeten zijn, hebben we het ook over positieve zaken. Wat zijn dan de mannelijke eigenschappen die de moeite van het overnemen waard zijn? Arbo: ‘Er wordt ons zeker een terughoudendheid aangeleerd. We zijn vaak bang dat mensen ons dom vinden. Ik had vroeger, op school, een clubje vrienden met wie ik theater maakte. We schreven zelf onze voorstellingen. En ik weet nog dat de jongens met heel veel ideeën op de proppen kwamen, waarvan het meeste echt crap waren. Ik weet nog dat ik dacht, dat moet ik ook durven.’
De la Parra: ‘Die houding van don’t give a shit, is heel vruchtbaar. Daardoor kun je over het algemeen als man, denk ik, sneller tot de kern komen van wat je wilt maken, omdat je niet door die ruis heen moet. En als je die houding combineert met eerlijkheid en oprechtheid, kun je daarmee juist een hele veilige situatie creëren, en dan kun je gaan vliegen. Het wordt pas gevaarlijk als die houding geforceerd wordt vanuit angst. Als je gaat doen alsof je een grote klootzak bent. Dan ga je machtsspelletjes spelen die schadelijk zijn voor de mensen om je heen.’
Een andere meerwaarde van het overvloeien van de gender-normatieve hokjes hangt samen met moederschap. Kersten: ‘Ik werd moeder toen ik nog op de Theaterschool zat. Daardoor heb ik al vroeg mijn ambities moeten bijstellen. Daarin heb ik last gehad van de haast die onze generatie lijkt te hebben. Op den duur realiseerde ik me dat ik niet het tempo kon houden dat mijn vrienden zonder kinderen voerden. Dat was een totale openbaring. Ik zou iedereen die nu aan zijn carrière begint het gunnen het met die ruimte voor reflectie te kunnen doen, hoewel dat ook niet makkelijk is. Mannen kunnen nog steeds aan die confrontatie ontglippen. Terwijl het heel goed is te ervaren dat het leven niet alleen om jezelf draait. Het heeft mij een groter perspectief gebracht. Het is daarom ook echt belangrijk dat wij als maatschappij stappen gaan zetten op dat vlak, want Nederland loopt mijlenver achter.’
Ook Arbo geeft aan in Nederland vaak het gevoel te hebben dat ze terugstapt in de tijd, ook in het kunstenveld: ‘In tegenstelling tot in Noorwegen, heb ik in Nederland op dit moment geen vrouwelijke artistiek leiders als voorbeeld. Er zijn er een paar geweest, maar ze zijn weer verdwenen, of ze werken in het jeugdtheater. Dat is écht een probleem, het klopt niet met waar we zijn als samenleving in 2019. We moeten bewust nadenken over ons leiderschap.’ Op dat gebied moeten dingen wél geforceerd en benoemd worden vindt ze, in tegenstelling tot de eerder besproken vanzelfsprekendheid die ze hanteert in haar ensceneringen. ‘We moeten naar een wenselijke toekomst. We moeten gaan voor het wenselijke, en niet voor het haalbare. En het mooie is: juist in het theater kunnen we gewoon doen alsof het al zover is, want theater is niet echt.’
Illustratie: Amaya Hagelaar
In Nederland is ze vanaf oktober 2019 op tournee met haar muzikale comedy-programma God’s Wegen.