Het gesubsidieerde, conformistische theater domineert in Turkije, maar is ongekend populair vanwege goedkope kaartjes. Theater zonder overheidssteun is duurder maar ook spannender: officieel is hier geen sprake van inmenging van het regime. Toch passen makers er op grote schaal zelfcensuur toe.
Medea staat op een tafel. Een lang doek bezaaid met vuistgrote stenen ligt over de tafel en het podium. Ze steekt een woedende monoloog af tegen het personage Ahlak (‘Moraliteit’). Ze is net over de helft van de monoloog als het publiek haar onderbreekt en luid begint klappen. Ze gaat door tot het einde van de monoloog, het publiek klapt steeds harder en begint zelfs te joelen en te schreeuwen – black-out. De volgende scène begint, het publiek is nu stil. Dit ritueel voltrekt zich bij elke monoloog, drie keer, door de verbazing heb ik het nauwkeurig bijgehouden, met open mond. Later vraag ik bij de kassa wat er in hemelsnaam aan de hand was. ‘Dat is hier in Istanbul heel normaal, mevrouw’. Ik zeg dat ik het nog steeds niet begrijp. ‘Zeg – heb jij wel door dat je net naar dé Şenay Gürler heb gekeken?’ Die avond kom ik achter twee dingen: dat ik een grote naam uit de Turkse filmwereld op het toneel heb gezien, en dat er elke avond filmsterren op het toneel in Istanbul staan. Die sterren zijn de reden dat de stukken al weken van tevoren uitverkocht zijn, en dat terwijl het land in diepe economische crisis verkeert. Econoom Paul de Grauwe zegt dat Turken met de ergste inflatie kampen sinds 20 jaar – en tóch kan ik geen kaartjes vinden. ‘Al weken uitverkocht’, hoor ik later aan een andere kassa.
Staatstheater
Turkije kent een rijke theatergeschiedenis. In het Ottomaanse rijk werden in dorpen Anatolische volkslegendes opgevoerd genaamd Köy Seyirlik Oyunları, wat dorpstheater betekent. Andere vormen als Karagöz (poppenspel van schaduwen), Kukla (poppenspel) Meddah (verteltheater) en Ortaoyunu (straat theater) waren populair aan het Ottomaanse hof. Deze theatervormen waren altijd geïmproviseerd. Eind 19de eeuw, tijdens de reformatie periode, begon de institutionalisering, professionalisering en verankering van Westerse theatervormen zoals teksttheater in Turkije. Deze institutionalisering van theater verdeelt de sector in gesubsidieerd en niet-gesubsidieerd theater: het staatstheater (‘Devlet tiyatrolar’) en stadstheater (‘Şehir tiyatrolar’) zijn gesubsidieerd en alles daarbuiten is dat niet, het ‘speciale’ theater (‘Özel tiyatrolar’).
Het gesubsidieerde theater domineert de theatersector. De programmering bestaat uit klassiek repertoire theater zoals Tsjechov, Ibsen, Ionesco. Maar ook moderne Turkse klassiekers van schrijvers als Haldun Taner worden vaak opgevoerd. De programmering wordt vaak een jaar van tevoren vastgesteld, net als de makers en acteurs die aan de projecten verbonden worden, en in loondienst treden. Sinds de nationale Gezipark-protesten in 2013 is de overheidscensuur binnen de culturele sector steeds strenger geworden, waardoor er vaak ‘makkelijk’, dat wil zeggen niet–controversieel theater wordt opgevoerd. In 2009 werd de Koerdische productie Reşȇ Şevȇ (Nachtmerrie), die in première zou gaan in het staatstheater van Van, stopgezet nadat de Turkse titel werd vervangen door een Koerdische titel. De overheid ontmoedigt producties die in hun ogen anti-nationalistisch zijn.
Vanwege de traditionele programmering van de rechtse overheid, de economische crisis, en de seculiere bevolking die vaak uit protest liever wegblijft bij overheidsinstanties, dacht ik dat de zalen van het staatstheater leeg zouden zijn. Niets bleek minder waar: ik kon geen enkel kaartje krijgen voor gesubsidieerde stukken. Kaarten zijn door overheidsbeleid spotgoedkoop: 60 TL is omgerekend nog niet eens 2 euro, wat ze erg gewild maakt voor de Turkse bevolking. Veel Turken klagen tegen mij dat ze hooguit eens per twee weken op het terras een kop koffie drinken vanwege de prijs. Ik kijk op straat de bordjes na en snap ineens de populariteit van het staatstheater: een kop koffie is soms twee keer zo duur.
Behalve dat ik geen kaartjes voor het staatstheater kon regelen, had ik er ook weinig zin in. Ik, nog studerend en beginnend theatermaker, moet vaak genoeg zwemmen in klassiek repertoire. Nu wilde ik voor het eerst een duik wagen in het Turkse theaterlandschap, maar in het zwembad van het Turkse staatstheater zag ik enkel de Medea’s en Hamlets baantjes trekken en vrolijk terugzwaaien. Ergens in de verte stond een tweede bad. Een groezelig, troebel bad waarin van alles gebeurde, een hectische heksensoep – de vrije sector. Ik besloot hier dieper in te duiken.
Vrije sector
Het ‘speciale’ theater krijgt geen enkele financiële steun van de overheid en is aangewezen op de inkomsten van de kaartverkoop. Grote commerciële producties en cabaretshows proberen grote massa’s publiek te trekken door bekende filmsterren te casten, zoals de Medea-voorstelling die ik al eerder noemde. In de vrije sector zijn er een paar productiehuizen zoals GalataPerform, Beykoz Kundura, DasDas, en Cihangir Akademi die interdisciplinair werk binnen het Turks theaterlandschap introduceren. Nederlands- en Vlaams-Turkse productiehuizen zijn ook actief in Istanbul. Platform 0090 (Antwerpen) speelde recentelijk hun voorstellingen Tut! Bırak! (Vasthouden! Loslaten!) en Gılgamısh (Gilgamesh). Theater RAST (Amsterdam) speelde afgelopen jaren Zehir (een bewerking van Gif van Lot Vekemans) in het stadstheater van Istanbul.
Deze productiehuizen zijn maar een klein deel van de vrije sector, het gros zet nieuwe Turkse teksten als Bir Terennüm (Een zacht gezang) of bewerkte teksten als Böyle büyürdü Zerdüşt (Aldus sprak Zarathoestra) op de planken. Deze kleine theaters kunnen geen filmsterren betalen en willen dat misschien ook niet. Zij kunnen enkel hun kaartjesprijs omhoog gooien om zo de kosten te dekken. Gemiddeld zijn de kaartjes 300 TL, wat 5 keer zo duur is als een ticket voor het staatstheater. Dit zorgt ervoor dat het theaterpubliek dat naar deze producties gaat minder divers is, en vaak bestaat uit een select clubje uit de hoge middenklasse en culturele elite.
Thema’s
Opvallend is dat er in de vrije sector weinig theater wordt gemaakt waarin mondiale problematiek terug komt, zoals in Nederland wel te zien is. Waar in Nederland voorstellingen over klimaat of de toekomst van AI worden gemaakt, lijkt het Turks theater vooral te kijken naar het binnenland. Veel stukken gaan over het verleden (rumoerige periodes binnen de tijd van de republiek), maar ook kleinmenselijke en maatschappelijke thema’s komen vaak aan bod. Zowel vrouwelijke als mannelijke makers houden zich de afgelopen jaren veel bezig met genderongelijkheid. Femicide komt vaak terug, wat niet heel gek is: volgens de NOS stierven er in maart 2024 alleen al 24 vrouwen In Turkije door femicide. Momenteel spelen bijvoorbeeld de voorstellingen Ben Medea Değilim (Ik ben geen Medea), Disko Topu (Discobal), Dışarısı İçeriden Karanlık (Het is buiten donkerder dan binnen), Ten Rengi (Huidskleur) en Yaralarım Asktandır (Mijn wonden komen voort uit liefde).
Als ik aan makers vraag hoe het is om theater te maken wat politiek gevoelig ligt, krijg ik gemengde reacties. Aan de ene kant betekent geen subsidie ook dat er geen officiële censuur is vanuit de overheid, maar makers passen vaak een flinke dosis zelfcensuur toe. Na de rechts militaire coup van 1980 ontstond er een heksenjacht op de onder andere linkse theatersector waarin politiek (Brechtiaans) theater protesteerde tegen de rechtse overheid. Er is een Turkse mop over hoe de Turkse gevangenissen een soort musea zijn vol kunst en intellectuelen, wat jammer genoeg niet ver van de waarheid ligt. Volgens journalistencomité CJP is Turkije een van de landen met de meeste journalisten in de gevangenis ter wereld. Ook Amnesty International bekritiseerde vorig jaar Turkije omdat het de laatste jaren journalisten ten onrechte vastzet onder het mom van de antiterreurwet. Thema’s die politiek gevoelig liggen zijn moeilijk aan te kaarten waardoor zelfcensuur aan de orde van de dag is. Ondanks die voorzichtigheid zijn er alsnog makers die LHBTIQ+ rechten en perspectieven van etnische minderheden in Turkije voor het voetlicht brengen. In de week dat ik in Istanbul was zag ik voorstellingen als Gomidas (Armeens perspectief), en Eylül (over een transvrouw) voorbijkomen.
Cultuurbeleid
Met gemengde gevoelens keer ik terug uit Istanbul. Enerzijds opgelucht omdat je als kunstenaar veel meer artistieke vrijheid en bestaanszekerheid hebt in de Nederlandse en Vlaamse sector. Anderzijds ben ik stik jaloers. Schaamteloos durven lage prijzen te hanteren om kijkers te blijven trekken, ik zou willen dat het Nederlandse cultuurbeleid dat ook zou doen. Een groot publiek dat maar blijft komen is voordelig voor zowel de Randstad als de regio. En vergeet vooral niet de gezelligheid van een vol theater.
Foto Noyan Ayturan
Birsu Tamer (2000) is actrice, theatermaker en studeert momenteel aan de acteursopleiding van de Toneelacademie Maastricht. Hiervoor haalde ze haar bachelor Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden. Voor het schoolproject Globe onderzocht ze in Istanbul anderhalve week lang de theatersector.