Die job is mij op het lijf geschreven, dacht Liesbet Swings toen bij Theater Artemis de functie van educatiemaker werd gecreëerd. Intussen vult ze die in op een vrij onorthodoxe manier. ‘Ik voel mij meer verwant met het makers-gedeelte in dat woord, dan met het educatie-gedeelte.’
Jij bent van oorsprong theatervormgever. Toen werd je educatiemaker. Wat betekent educatie voor jou?
‘Educatie, ik had eigenlijk totaal geen ervaring met die term. Want ja, ik kom uit een Belgische context hè. Zoiets als een theaterdocent, dat bestaat in België niet. Die opleiding bestaat niet – niet zoals je die in Nederland hebt.
Dus ik heb waar ik mee bezig ben nooit beschouwd als educatie. Voor mij gaat educatie heel erg over opvoeden, en daar schrik ik van terug. ’t Is meer vanuit een eigen zoektocht – die per toeval aansluit bij wat dan educatie genoemd wordt. Ik voel mij meer verwant met het makers-gedeelte in dat woord, dan met het educatie-gedeelte.
Ik ben er ingerold via het werk van Jetse Batelaan, met hem werkte ik al als vormgever. Hij ging naar Theater Artemis en daar creëerden ze de functie educatiemaker. En puur vanuit mijn ervaring en interesses dacht ik: die job is op mijn lijf geschreven. Ik had in België al vaker projecten opgestart waarin ik samenwerking zocht met scholen. Telkens vanuit een eigen vraag. Zo heb ik een project gedaan waarin ik op zoek ging naar de overeenkomsten tussen kinderliedjes in alle culturen die onze steden bevolken. Ik woonde toen in de buurt van een carillon. Dat speelde altijd van die heel traditionele Vlaamse liederen. En ik dacht: wat als je nu eens al die andere culturen ook laat klinken, zodat iedereen zich in die muziek weerspiegeld voelt. Toen ben ik in samenwerking met muziektheatergezelschap Walpurgis op zoek gegaan naar kinderkoren en hebben we een voorstelling gemaakt. Daardoor dacht ik toen ik die vacature zag: dat is een kans om zulke ideeën uit te werken.
Met de komst van Jetse was er bij Artemis de behoefte om opnieuw te kijken hoe het gezelschap de educatie zou invullen. Ik ben erbij gehaald om daarover mee te denken, ook rondom voorstellingen. Daar hadden we in het begin heel wilde ideeën over. ‘Educatie wordt voorstelling, voorstelling wordt educatie’; die afbakening zou wegvallen en zowel educatie als voorstelling zou een artistiek product zijn.
Maar daar zijn we gaandeweg toch weer iets van teruggekomen. Het besef ontstond dat Jetses voorstellingen soms zo abstract, anarchistisch of absurd zijn, dat daar wel enige houvast bij nodig is. Toen besloten we de educatie rond de voorstellingen weer meer die klassiekere rol te geven, een soort duiding. Mijn functie is daardoor ook veranderd, want dat is niet iets waar ik mij toe geroepen voel, dat doen Erica van de Kerkhof en Sem Jonkers. Bij mij is het eigenlijk hoe abstracter, hoe liever. Ik ben mij toen steeds minder gaan bezighouden met educatie voor de voorstellingen en steeds meer met de kunstprojecten die vanuit mijn makerschap ontstaan.’
Wat is dan de rode draad in jouw werk? En raakt die nog aan een educatief doel?
‘Wat mij bezighoudt is outsiderskunst. In al zijn vormen. Dat zijn de groepen waarmee wij samenwerken – je zou ze ook amateurs kunnen noemen, maar ik kies ervoor om dat te benoemen als outsider art. Ik heb ontdekt dat daar de artistieke waarde zit waarnaar ik altijd op zoek ben. Ik zoek in elk project manieren om dat op te tillen, om de artistieke lading bloot te leggen die dat in zich heeft.’
Heb je daar een vaste methodiek voor? Hoe werkt dat aanboren van een artistieke lading als jij met een schoolklas werkt?
‘Eerst moet je oberserven om te ontdekken: wat is het materiaal? Welk kapitaal is er nu aanwezig? Om dat kracht bij te zetten, ga ik dat uit zijn context halen of in een andere context zetten. Een helder voorbeeld is een kindertekening. Die kan je uitvergroten, of je kan op zoek gaan naar manieren om die te materialiseren. Hoe kan je die tekening omzetten in een fysieke vorm? Het is een samenwerking van jezelf als maker met die groep.’
In welk project is dat goed geslaagd?
‘Ik ben met Willemijn Zevenhuijzen al een tijdje bezig met de podcast Radio simetrA. Dat is een kunstproject dat vertrekt vanuit een gemeenschappelijke interesse van Willemijn en mij voor radio, of audio in het algemeen. We wilden een samenwerking aangaan met luisteraars. Er is een antwoordapparaat en wat daarop binnenkomt, maakt een volwaardig deel uit van het radioprogramma. Natuurlijk cureren wij dat en gieten dat in de vorm van het eindproduct. Ik vind de muzikale bijdragen van kinderen op het antwoordapparaat een mooi voorbeeld van outsider art. Iets wat wij tot z’n recht laten komen, door dat in het programma te isoleren als muzikale bijdrage. Daarmee onderstrepen we de artistieke waarde ervan.
Vanaf volgend seizoen willen we met Radio simetrA telkens een week onderdak zoeken in een school. Dan gaan we daar een week resideren en samen met de kinderen, leerkrachten, de directeur en de conciërge aan een aflevering werken. Die geven allemaal die aflevering mede vorm.’
Is er ook weleens een project geweest waarvan je denkt, dat zou ik niet zo snel meer zo aanpakken?
‘Helemaal in het begin deden wij het Geloofsproject. Het idee was om met één volledige basisschool, van kleuters tot groep acht, een nieuw geloof te bedenken en vorm te geven in al zijn facetten. Een serieus uit de kluiten gewassen project. We hadden ondersteuning van een fonds, waarvan we dat project overdraagbaar moesten maken. Dus we maakten vervolgens een nieuwe ‘plug and play’-versie, maar we hebben vastgesteld dat dit niet iets is voor ons.
Wat zoiets aantrekkelijk en interessant maakt, is de grootheidswaanzin ervan. Maar dat is arbeidsintensief. Zo’n schoolbreed project doen we nu om de twee jaar. We kijken hoe we een al gerealiseerd projecten in de tussenjaren kunnen herhalen, maar dat doen we zelf en dragen we niet over aan de scholen. Nu hernemen we het Liefdesproject op vraag van De Krakeling in Amsterdam. Maar het is te stoer om te zeggen dat we het herhalen. Want het is site-specific, het is echt onderhevig aan de context.’
Met wie ben je, binnen en buiten Artemis, in gesprek over je projecten?
‘Samen met Willemijn en Jetse vorm ik het artistieke team. Dat is een belangrijke pijler, en aan de andere kant zijn de belangrijkste sparringpartners Erica en Sem van de afdeling Educatie. En binnen ons huisoverleg brengen alle afdelingen elkaar regelmatig op de hoogte van wat er op til is.
Op wat er buiten het gezelschap gebeurt, heb ik eerlijk gezegd weinig zicht. Ik vind het wel heel interessant om te zien hoe het er ergens anders aan toe gaat. Binnenkort ga ik een gastles geven aan de master Kunsteducatie. Zij bestuderen als case onder meer ons kunstproject I like school and school likes me, en op basis van hun onderzoek ontwikkelen zij zelf een project.’
Wat laat jij achter in een groep na een project?
‘Ik denk dat je iemand puur individueel kan raken die er voor de rest van zijn leven iets aan zal hebben. Bijvoorbeeld met I like school and school likes me weet ik dat de meerderheid van die leerlingen dacht: ‘Ach kunst, boeien!’ Maar ik ga voor de tien die voelen: dit is eindelijk eens iets dat mij wel boeit, of waar ik verder mee wil. Je bereikt diegenen die het moeilijker hebben om hun plaats te vinden binnen zo’n schoolcontext, waarin ze verplicht zijn om te vertoeven. Ik heb een keer samengewerkt met de Waterheuvel, een dagcentrum voor psychisch kwetsbare mensen. Dat was kleinschaliger, maar ik voelde dat ik echt impact maakte. Omdat ik met die mensen hun eigen artistieke kracht kon aanboren.’
Foto: Kamerich & Budwilowitz