Thea Doelwijt (80), icoon en oermoeder van het Surinaams theater, schrijft al 52 jaar geëngageerd toneel voor Surinamers in Suriname, en na de Decembermoorden van 1982 voor haar landgenoten in de diaspora. Nog steeds is ze begaan met het land. ‘Wie gaat het nu doen? Ik geef het stokje graag door aan de volgende generatie.’
Bekende Surinaamse acteurs en theatermakers als Helen Kamperveen, Gerda Havertong, Alida Neslo, Mike Ho Sam Sooi, Marjorie Boston, Maarten van Hinte, Jetty Mathurin, Wijnand Stomp en Manouschka Zeegelaar Breeveld hebben ooit gespeeld in Thea Doelwijts stukken. Ikzelf leerde haar kennen toen ik als jonge schrijfster bij theatergroep De Nieuw Amsterdam (DNA, toen onder artistieke leiding van Rufus Collins) betrokken was bij het schrijverslaboratorium dat geleid werd door Astrid Roemer. Door de jaren heen ben ik haar altijd blijven volgen, want zij is nog steeds eigenlijk de enige Surinaamse toneelschrijver die maatschappijkritisch totaaltheater maakt.
Het Doe Theater, dat ze in 1974 oprichtte samen met Henk Tjon, was het eerste semiprofessionele theatergezelschap van Suriname. Doelwijt schreef controversiële stukken die de vinger legden op de zere plekken in de Surinaamse samenleving en politiek. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de toenmalige president Arron subsidie voor het gezelschap blokkeerde waardoor een buitenlandse tournee geen doorgang kon vinden.
Ik spreek met haar af in haar knusse appartement in de Rivierenbuurt in Amsterdam. Als voorbereiding op het interview heb ik haar een recente uitgave van Theatermaker gegeven om te lezen.
Wat vond je van de Theatermaker?
‘Ik heb het gelezen maar ik had er niet veel mee. Ik kende veel van de mensen die werden genoemd niet.’
Vind je het dan wel interessant om hiervoor geïnterviewd te worden?
‘Absoluut. Ik ben een trotse vrouw. Ik heb veel geschreven en zit nog vol met ideeën, maar soms heb ik het gevoel dat mensen me niet meer weten te vinden.’
Wat bedoel je dan precies?
‘Alles draait nu om nieuw, jong, hip. Dat ben ik allang niet meer. Maar ik heb nog sani[1]te vertellen. Subsidie aanvragen is altijd lastig maar als je oud bent, volgens anderen, dan lijkt het onmogelijk. We proberen al jaren om de trilogie over de DU[2]die ik heb geschreven naar Nederland te halen, maar het lukt maar niet.’
Jij bent voor mij echt een voorbeeld geweest in mijn ontwikkeling als schrijver. Zie jij momenteel mensen in het veld rondlopen aan wie je het stokje kan doorgeven?
‘Ik heb veel bewondering voor mensen als Jörgen Tjon a Fon, die met Urban Myth op zijn eigen manier bezig is met zwart bewustzijn op de planken. Maar ik hou alles wat cultureel divers is in de gaten.’
Ga je nog wel veel naar het theater?
‘Marijke[3]en ik gingen hier in Nederland altijd naar de voorstellingen van Cosmic, DNA en later MC. Nu gaan we nog regelmatig naar het Bijlmer Parktheater. We proberen de cultureel diverse initiatieven te volgen. Af en toe gaan we naar de Stadsschouwburg maar al die voorstellingen duren tegenwoordig zo lang, soms gaan we in de pauze weg.’
‘Als we in Suriname zijn gaan we trouw naar NAKS, het volkstheater opgericht door wijlen Wilgo Baarn, want daar zie je wat er echt speelt in het land. Daar maken ze nog theater waarin mensen zich kunnen herkennen.’
Hoe ben jij toneelschrijver geworden?
‘Ik schreef na de middelbare school(HBS) voor kranten en volgde een journalistieke opleiding in Amsterdam. In 1961 vertrok ik naar Suriname, het land waar mijn vader vandaan kwam en daar ging ik werken bij het Dagblad Suriname. Ik verzorgde de kinderpagina, de vrouwenpagina en de jongerenpagina, die later uitgroeide tot een literaire pagina. Daaruit ontstond een nieuw initiatief, een literair tijdschrift Moetete, opgericht door de beroemde dichter R. Dobru, Jozef Slagveer, Ruud Mungroo, Shrinivasi en mijzelf. Ik werd daar redactrice van. Maar tegelijkertijd ging ik minder journalistiek schrijven. In 1965 schreef ik het scenario voor Grootvaders klok,de eerste Surinaamse speelfilm op de Surinaamse televisie. In 1967 kwam mijn eerste theaterstuk, het klank- en lichtspel Ballade in klank en kleur,uit.’
Was er in die tijd, de jaren vijftig en zestig, überhaupt toneel in Suriname?
‘Natuurlijk, je had theater Thalia, het oudste toneelgenootschap van de Cariben. Daar woonden Henk en ik praktisch sinds de oprichting van het Doe Theater. Het was ons huis. Maar tot de jaren vijftig was het toneel dat daar getoond werd vooral van en voor witte mensen. Er werden Europese stukken uit Nederland geprogrammeerd en daar ging de elite naar toe. Ja, in de jaren vijftig kon je daar heel af en toe een stuk zien van Sophie Redmond of Johannes Kruisland, maar de doelgroep was de witte elite.’
‘Dat wil niet zeggen dat Surinamers niet aan theater deden. De orale traditie van het doorgeven van verhalen bestond al eeuwen. Surinamers houden van tories[4], en een torie vertel je nooit alleen met je mond, het is altijd theater. Wanneer een Surinamer een verhaal vertelt speelt hij of zij alle rollen zelf, en de hyperbool wordt niet geschuwd.
Toen Henk en ik elkaar leerden kennen was de tijd rijp voor een ander soort theater in Suriname.’
Hoe heb je Henk Tjon leren kennen?
‘Ik leerde Henk kennen via regisseur Hans Caprino die eind jaren zestig door de Nederlandse Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa) was uitgezonden naar Suriname. Die stichting wilde een brug slaan tussen het Surinaamse theaterleven en de opkomende generatie nationalistische schrijvers. Hij gaf een training in het schrijven van eenakters en ik deed daaraan mee. Ondertussen was ik ook als schrijfster betrokken geraakt bij het cabaret van de Surinaamse Televisie Stichting. En daar heb ik eigenlijk mijn stijl van schrijven ontwikkeld. Ik geef in mijn teksten altijd plaagstootjes en schamp op een ogenschijnlijk luchtige manier langs onderwerpen, dat komt omdat in die tijd, en dan heb ik het over eind jaren zestig, begin jaren zeventig, het maken van expliciet politiek theater in Suriname persoonlijke gevolgen kon hebben. Je kon je baan verliezen, van je opleiding worden gestuurd, et cetera. Ik bleek een talent te hebben voor het verstoppen van een politieke boodschap in een luchtige verpakking. Toen ik aan de slag ging met de voorstelling Frrrek!ontmoette ik Henk. Hij had over mij gehoord en wilde samenwerken. De rest is geschiedenis, zoals ze zeggen.’
‘Henk was Surinamer in hart en nieren. Hij was opgegroeid in Suriname, had gestudeerd in Nederland, en was via Amerika en de Black Arts Movement en de Black Power beweging politiek geladen teruggekeerd. Hij wilde de bewustwording die hij in Amerika had gezien, overbrengen naar Suriname en al haar bevolkingsgroepen. Samen met Hans Caprino ging hij aan de slag bij het Cultureel Centrum Suriname (CCS) maar hij haakte af toen bleek dat er vooral werd geprobeerd de Nederlandse cultuur op te leggen aan Surinamers. Er was nauwelijks ruimte voor de groeiende niet-Westerse cultuuruitingen. En toen kwam hij naar mij. Samen richtten we het Doe Theater op.’
Wat was de missie van het Doe Theater?
‘Het Doe Theater was een uitvloeisel van de culturele heroriëntatie die in de vorige eeuw vanaf de jaren vijftig plaatsvond in Suriname en waar wij onderdeel van uitmaakten. Zoals ik al eerder aangaf was theater vooral een Europese aangelegenheid. Maar onder invloed van politieke ontwikkelingen ontstond er in Suriname een nieuw soort bewustzijn en nationalisme dat de Surinamisering van het theater inleidde.’
‘Wij wilden toneelstukken maken die gingen over het lokale leven waarin niet-Westerse culturen hun legitieme plek in zouden nemen. Ons doel was het kritisch beschouwen van de samenleving, want de maatschappij was de voeding voor alles wat we deden. En heel belangrijk, we wilden totaaltheater maken. Dus niet alleen tekst, maar ook muziek, dans en authentieke rituelen kwamen voor in onze stukken.’
‘We hadden drie belangrijke ambities. Ten eerste wilden we stukken maken met een maatschappijkritisch karakter, iets wat Suriname niet kende. Ten tweede wilden we multicultureel Surinaams theater maken, wat het inzetten van traditionele culturele elementen van de verschillende bevolkingsgroepen betekende: liederen, verhalen en de verschillende talen die er Suriname worden gesproken. Het Sranantongo is de taal die elke Surinamer kent, maar er is zoveel meer. Onze belangrijkste ambitie was het streven naar professionaliteit, het ontginnen van een professioneel cultureel veld in Suriname. Dus hadden we onze eigen theateropleiding waarbinnen we jonge acteurs trainden, dat deed Henk. We waren pioniers. Ik schreef de teksten en Henk regisseerde.’
En konden jullie leven van het werk?
‘Kort antwoord: nee. We hadden gelukkig beiden een partner met een vaste baan waardoor wij onze idealen konden nastreven. Er was een periode van een jaar waarin we betaald werden door de Werkgroep voor Opvoeding en Vorming met betrekking tot de Onafhankelijkheid van Suriname (WOVO). Wij waren voor de onafhankelijkheid en hadden dit onderwerp al aangekaart in eerdere voorstellingen dus het was logisch dat de WOVO het Doe Theater wilde inzetten om de onafhankelijkheid te promoten. Dus een jaar hadden we financiële zekerheid en konden we ook voor het eerst naar het binnenland van Suriname met onze voorstelling. Maar na een jaar was het voorbij want onze kritische toon, die we nooit hebben verloren, bleek politiek toch niet goed te vallen. We zijn buitenspel gezet. Maar we zijn toen echt op eigen benen gaan staan. Maar onze idealen moesten wel bijgesteld worden. Zonder geld bleven er bijna geen acteurs over om op te leiden. Dus werden we afhankelijk van donaties en sponsors.’
Voor de productie Land te Koopkregen jullie toch Nederlandse subsidie?
‘Klopt,Land te Koop, Libi span ini na ati fu Sranan enBa Uzi werden ondersteund via Sticusa en het Cultureel Akkoord. Maar Mickery Theater en het Soeterijn theater hebben ons ook geholpen. Maar geld is altijd een probleem geweest voor het Doe Theater. We sprokkelden de budgetten voor onze voorstellingen bij elkaar en verdienden zelf niets. Onze prioriteit was het betaalbaar houden van de toegangsprijs zodat de gewone Surinamer ons kon blijven zien. En het maken van voorstellingen natuurlijk. We bleven idealistisch geloven in de beste toekomst voor Suriname. Tot de Decembermoorden.’
‘Vlak na de decembermoorden in 1982 hebben we nog Roy nanga den foefoeroemanopgevoerd. We daagden het jonge publiek uit om zelf de afloop van het spannende stuk mee te bepalen. Een pedagogische vernieuwing in het jeugdtheater in een tijd waarin zowel de denkvrijheid als de bewegingsvrijheid van Surinamers werd beknot door de militaire machthebbers. Maar het was daarna snel voorbij. Kritische stukken over “het revolutionaire proces” in Suriname, zoals de tweede versie van Ba Uzien Linkse Lucie,konden niet meer gespeeld worden. Toen ben ik teruggekomen naar Nederland.’
Maar je bent altijd blijven schrijven toch?
‘Nog steeds. Ik heb hier de stichting Préprétheateropgericht en schreef proza en toneel. In het stuk Irisprobeerde ik de revolutie te verwerken. Iris is een oude Surinaamse vrouw, die in een bejaardenoord in Nederland woont. Zij kijkt terug op haar leven, met als dieptepunt de reden waarom zij haar land verliet: haar ene zoon werkte mee als militair aan het systeem waardoor de moord op haar andere zoon, zijn broer, niet berecht werd. En ik ben heel trots op de opvoeringen van Na Gowtu Du, De Gouden Doe(1998), Na Dyamanti Du, De Diamanten Doe(2003) en Na Bigi Du, De Grote Doe(2009), in zowel Suriname als Nederland. De Du is een zang-, dans- en toneelspel uit de slaventijd en onderdeel van Surinames cultureel erfgoed.’
‘Ik ben trots op het werk dat ik heb gemaakt, samen met Henk. En ik geef het stokje graag door aan de volgende generatie. Ik vind het jammer dat wij niet verder konden. Want wie gaat het nu doen? Er is nog veel werk te verzetten als het gaat om theater in Suriname.’
Fragment:
Land te koop
Land te huur
Spotgoedkoop
En echt niet duur.
We gaan naar Holland aan de zee
Hé kom je mee? Hé kom je mee?
Want in Suriname kun je niets leren
In Suriname kan je toch niet studeren
Hé kom je mee? Hé kom je mee?
Suriname is maar een troep
Het stinkt er naar plasje en ook naar poep
Hé kom je mee? Hé kom je mee?
In Suriname kom je niet vooruit
In Suriname word je uitgebuit
Daarom naar Holland aan de zee
Schiet op, kom mee, allemaal mee.
Land te koop
Land te huur
Spotgoedkoop
En echt niet duur.
(uit Land te Koop, cabaretmusical 1973, Thea Doelwijt)
[1]dingen
[2]een Surinaams zang-, dans- en toneelspel uit de slaventijd
Jenny Mijnhijmer is toneel- en scenarioschrijver en secretaris theater van het Fonds Podiumkunsten. Gezien Mijnhijmers bijzondere kennis van de context en haar affiniteit met het werk van Doelwijt nam Theatermaker het initiatief haar te vragen dit interview af te nemen.