Ruim vijftien jaar was Paul de Vrees de vaste lichtontwerper van Mimetheatergroep Bambie. Zijn handschrift was sober: geen grote effecten, geen kleurenspektakel. Hij verlichtte de speelruimte, en bracht daar stemming en sfeer in aan. Het scènematige verglijden daarvan was in Bambies montagetheater een verbindend element. Dat laten verglijden deed Paul eigenhandig, hij was op tournee technicus en decoropbouwer, en bediende de schuiven op het lichtpaneel (voordat dat werd gecomputeriseerd). Zijn licht bepaalde mede het ritme van de avond. Paul ademt met de voorstelling mee, zeiden we bij Bambie. Na afloop had hij altijd een heldere mening over hoe goed of minder goed het was gegaan, en waar dat volgens hem aan lag.

Paul was echt een oldschool technicus. Een man van het handwerk. Klom op wankele trapjes om lampen bij te stellen, sjouwde de zwaarste decorstukken. Paul Zonder Vrees was zijn bijnaam bij Bambie. Zijn oudste zus – hij kwam uit een Eindhovens gezin van tien kinderen – vertelde bij de uitvaart dat hij als jongetje de hobby had om op het dak van hun huis te klimmen. Als ze hem zochten, zat hij in de dakgoot. Voordat Paul bij Bambie kwam, belichtte hij veel dans- en mimevoorstellingen, van onder andere Vals Bloed, Pauline Daniëls, Wouter Steenbergen, Jan Langedijk en De Federatie.

André Agterof, die met Paul bevriend raakte doordat hij vanuit Nationaal Fonds veel van die voorstellingen produceerde, zei bij het afscheid dat Paul hem ‘respect voor materialen’ heeft bijgebracht. Van een decor dat na de tournee werd ontmanteld, ordende Paul in de opslag al het materiaal: hout, touw, ijzer. ‘Zelfs bruikbare schroeven werden bewaard. Hier zag je aan dat Paul uit de krakerswereld kwam; alles kon weer van pas komen.’ Lange kabels hing hij uit om de verkeerde draaiingen erin weer recht te krijgen. Zo gingen de kabels langer mee. ‘Ik haal nog steeds de slagen uit mijn tuinslang’, zei André. Bambies Paul van der Laan schreef in het Bambie-boek in een portret van Paul de Vrees: ‘Als vrouwen niet bestonden was hij met een mooi stuk hout getrouwd.’

In de tijd van Bambie was Pauls levenspartner zijn hond Ischa. Die vergezelde hem altijd, lag stilletjes onder de lichttafel tijdens voorstellingen en zat in de vrachtauto voorin naast het dashboard. Paul was niet zo’n prater, maar toen een vroegere Poolse vriendin weer contact met hem zocht, moest hij dat toch aan ons vertellen. Dorota werd de liefde van zijn leven. Theatermakers die hem alleen in zijn zwarte technicus-outfit kenden, zagen hem op bij zijn uitvaart getoonde foto’s in korte broek en hawaïhemd, genietend van de zon, zijn zeilboot en Dorota. Tijd met haar kunnen doorbrengen was vast óók een reden dat hij het toeren zat werd en op z’n 58ste koos voor een meer gereguleerde baan.

Op basisschool Oscar Carré in de Amsterdamse Pijp werd Paul conciërge. Een verrassende keuze voor iemand die zo non-conformistisch in het leven stond, en zich nooit iets had aangetrokken van maximum werktijden en cao’s. Maar Pauls onafhankelijke geest sloot perfect aan bij de levendigheid van schoolkinderen. Zijn liefde voor materiaal leefde hij uit in zijn minutieuze zorg voor het schoolgebouw, zijn kunstenaarsgeest in het bedenken van absurdistische schoolprojecten. Ook in zijn nieuwe werkkring werd de eigenzinnige, op ’t eerste gezicht norsige man met de droge humor, ontroerend geliefd. Toen hij met pensioen kon, bleef hij. ‘In mei vroegen we hem of hij niet nog een jaartje wilde bijtekenen’, vertelde de schoolleider. ‘In september mopperde Paul dan dat hij daar alweer spijt van had.’

Paul zou nog steeds conciërge zijn als hij niet na een kort ziekbed was overleden. Hij zou nog steeds drummen bij De Volle Pont, het vriendenbandje waarin hij zijn halve leven r&b, rock ‘n’ roll en punknummers speelde. Geen drummer kon zó zachtjes ruig spelen, aldus zanger Frans de Wit. Ritmisch strak, maar geen nummer hetzelfde als de vorige keer. Paul zou nog steeds komen kijken bij nieuwe Bambie-producties, en bij heropgenomen oude voorstellingen even helpen met het reconstrueren van zijn licht. In maart speelden we ons reprisefestival Bambie Treize met wat Paul zijn mooiste lichtplan vond: met lampen rondom het ‘Parijse’ decor-appartementje liet hij van buitenaf daglicht en zonneschijnsel binnenvallen, en kale theaterrealiteit overgaan in warm getinte verbeelding. We moesten het deze keer helemaal zonder hem doen.

foto Niels Stomps

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2024