Lotte de Leeuw is educatiemaker bij Het Nationale Theater. Met de grote jongerenvoorstelling Trojan Wars zijn haar afdeling en de theatermakers binnen het gezelschap meer naar elkaar toegegroeid. ‘Er is nu echt een dialoog die gedurende het hele proces gevoerd wordt.’
Wat betekent educatie in de podiumkunsten voor jou?
‘In de basis zijn wij met onze afdeling HNT Educatie en Interactie voortdurend bezig met de vraag: wat is voor jou de betekenis van je theaterervaring? Dat bevragen, dat is wat ik het liefste doe, omdat het mensen laat nadenken over wie ze zijn, wat ze zien en wat ze daarvan vinden. En daar vervolgens weer over laat nadenken: waarom vind ik dat? Een filosofische insteek. Het gaat over mens-wording: of je nou een kleuter bent, student of volwassene, wij gaan in op jouw ervaring, wat die voor jou betekent en wat je daarvan meeneemt jouw wereld in. Met zulke vragen leggen we de bodem onder het kijken naar een voorstelling. Wat wij als afdeling als geen ander kunnen is dat onderzoek vormgeven.’
Is jullie werk altijd direct gerelateerd aan wat de theatermakers van Het Nationale Theater maken?
‘Ja. Het is een onderdeel van ons werk, zowel bij de voorstellingen van Het Nationale Theater als HNTjong. Alle voorstellingen van HNTjong worden in educatie ‘ingepakt’. Van tevoren is er bijvoorbeeld een lesbrief die de leerkracht uitvoert in de klas. Vervolgens bezoeken ze de voorstelling en dan is er nog een workshop of nagesprek. Zo’n gesprek doen we met een volle zaal scholieren. We vragen niet: ‘Wat heb je gezien en hoe vond je het?’ Nee. Ik wil weten hoe die kijker zich verhoudt tot wat die gezien heeft. Dat is weer die filosofische slag die we maken. Het moet niet gaan over goed of slecht, maar over wat het betekent voor jou. En, omdat we dat in een volle zaal doen, hoe is dat ten opzichte van degene die naast je zit? Dat levert veel moois op, zonder dat de jongeren zich moeten afvragen of het klopt wat ze hebben gezien. Dat vind ik minder interessant. Ik wil weten wat de kijker meeneemt als die hier straks weer wegloopt.
Alles wat wij ontwikkelen is een onderzoek naar de thematiek van de voorstelling. Hierin zit de verbinding met de voorstelling, maar het is een onderzoek dat altijd vertrekt vanuit de leerling of het publiek.
We ontwikkelen ook programma’s die op zichzelf staan. Maar die koppelen we wel altijd aan de thematieken die in onze voorstellingen voorkomen. Zo maken we in de schoolvakanties in één week een voorstelling met kinderen en jongeren in onze Theaterwerkplaatsen. In de afgelopen voorjaarsvakantie pakten we de thematiek uit de HNTjong voorstelling Oma is een Avatar en werkten we aan het thema ‘herinneren’. Ook hierin staat het onderzoek centraal.’
Wat was voor jou je meest geslaagde project?
‘Dan denk ik direct aan Trojan Wars. Dat was voor iedereen bij Het Nationale Theater en HNTjong een heel geslaagd project. Zeker voor mijn afdeling. Het was echt een inhoudelijke samenwerking tussen het artistieke team, met Noël Fischer en schrijver Peer Wittenbols, en Educatie en Interactie. Waar voorheen vaak educatie en voorstelling naast elkaar werden ontwikkeld, was dit een project waar vanaf dag 1 alles met elkaar verweven werd.
Scholieren werden voorbereid met een workshop in de klas, die noemden we Deel 0. Hierin werkten theaterdocenten samen met studenten van de opleiding mbo-artiest. Met Peer Wittenbols schreven we een script. In Deel 0 stormen drie mensen de klas in en gaan met die groep de vraag aan wat vriendschap is en hoe vriendschap verandert als de situatie verandert. Bijvoorbeeld wanneer er een oorlog uitbreekt en je plotseling elk aan een andere kant staat. Actueler kan niet.
Scholieren kunnen heel veel met het onderwerp vriendschap. Vriendschap is heel belangrijk in hun leven, dus daar maakten we verbinding met ze. Deel 0 speelden we door heel het land in klaslokalen, en daarmee gingen we door middel van een voorstelling de dialoog aan met de scholieren. Vervolgens kwamen de scholieren in het theater, waar in de foyers de experience al aan de gang was: in die festival-vibe ging je je verhouden tot de voorstelling met een patatje oorlog in de hand. De experience werd gespeeld door de mbo-studenten. In elke pauze ging deze festival-vibe door in de foyers, wat een aanvulling was op de voorstelling zelf. Dat was zo’n succes, echt geweldig. Ook de scholen gaven dat terug en waren enthousiast.
Wat vooral goed werkte was dat de leerlingen overrompeld werden. We schudden de leerlingen even liefdevol door elkaar met onze insteek. En ik heb gezien dat ze na het zien van de voorstelling alle lijntjes met elkaar verbonden. Dat het hele pakket in hun hoofd bij elkaar kwam. Toen dacht ik: we hebben het goed gedaan.
Het is heel fijn dat we met zo’n grote afdeling zijn binnen Het Nationale Theater, en dat Trojan Wars zo succesvol was. Ik vind het ook tof dat we daardoor dichter naar de theatermakers zijn toegegroeid. Zij weten ons te vinden en wij hen, waardoor we dat gesprek makkelijker met elkaar kunnen voeren. We werken niet naast elkaar, maar met elkaar. Zo zitten we nu alweer met de theatermakers om tafel, bijvoorbeeld met Eric de Vroedt, om te bespreken wat zij volgend seizoen gaan maken. Zo kunnen we alvast onze eerste gedachten over de educatie vormgeven. Dit delen we met hem, en hij deelt zijn ideeën daarover met ons. Zo wordt dat echt een dialoog die gedurende het hele proces gevoerd wordt – totdat hij de repetities ingaat, want dan zoomt hij in op zijn eigen rol.’
Heb je weleens een project gedaan dat heel anders is uitgepakt dan je had gedacht?
‘In 2020 heb ik mijn Master Kunsteducatie afgerond en van daaruit met museum Escher in Het Paleis een kunsteducatieproject opgezet: een interdisciplinaire rondleiding voor scholieren. Het was te gek om samen te werken met een andere kunstdiscipline en te zien waar we elkaar versterkten.
Escher in Het Paleis had de wens om hun educatie te vernieuwen en meer vanuit ‘het onderzoekende’ op te zetten. Meer vanuit jezelf, de ander en de wereld. We vonden elkaar in die filosofische insteek. We zouden dus geen rondleiding maken waarin we heel feitelijk vertellen welk werk we bekijken, maar meer vanuit de centrale vraag: hoe verhoud ik mij tot het werk en daarmee tot mijzelf en de wereld om mij heen? We creëerden een ervaring die je meeneemt het museum in. Het was zoeken naar een balans tussen de ambachtelijke achtergrond van Escher en de laag erboven: wat willen we onderzoeken met de leerlingen? Op welk thema gaan we wel in en welke laten we liggen? Er zitten zoveel thema’s in het werk van Escher die je kan oppakken, dat het soms moeilijk kiezen was.
In het begin werd ik verrast door het verschil in gebruik van ruimte. In een museum hangen unieke, kwetsbare werken waar je niet zomaar alles kan doen. Mijn gedachte was om de kinderen bij binnenkomst binnen tien seconden een werk te laten zoeken dat zij wel als profielfoto zouden willen. Maar daar zitten natuurlijk veel te grote risico’s aan, rennende kinderen door een museum. Nu klinkt het logisch, maar ik was vanuit mijn werk in het theater zo gewend om vrij met een groep in de ruimte te kunnen bewegen. Dus daarin moest ik ook op zoek naar een andere oplossing. We zijn steeds in gesprek gebleven en het was mooi om te zien waar we elkaar versterkten.’