1902

“Ik ben Noor, leef als Noor en wensch in Noorwegen te sterven!” Als hij spreekt in verhalen, gedichten en drama’s getuigt hij voor het Noorsche volk, beoogende heil en geluk voor dat volk. Hij is de Aaron.
(D.R.B. over Björnsterne Björnson in Het Tooneel jg. 32, nr. 6)

1916

Verder vermeerderden de ontvangsten door een buitengewoon geval; de heer Burger, in leven Consul-Generaal van Noorwegen, gewoond hebbend te Rotterdam en overleden te Doorn, vermaakte het Tooneelverbond een som van 10.000 Gld. vrij van successierechten. Met groote dankbaarheid aanvaardde het Hoofdbestuur dit prachtig legaat, getuigende van de sympathie, die de overledene had voor het Ned. Tooneelverbond!
(Jaarverslag Toneelverbond in Het Tooneel jg. 2, nr. 3)

1927

Hij staat tegenover de werkelijkheid als een ironiek scepticus, een door en door rationalistische geest, zonder een zweem van aanleg voor het pathetische en verhevene, zonder eenig gevoel voor het romantische, poëtische. Een voorbeeld van nuchterheid is Holberg.
(Frits Lapidoth in Het Tooneel jg. 13, nr. 2)

1932

De criticus van Tidens Tegn eindigde zijn korte bespreking met: „De politie, die het gezelschap zeker per abuis toestemming heeft verleend om Noorwegen binnen te komen, dient ervoor te zorgen, dat het zoo spoedig mogelijk weer over de grens gezet wordt”, en dit, naar uit de recensie valt op te maken, niet, of niet alleen, om redenen van artistieken aard.
(Frits Lapidoth over de kritiek op het Spaanse revue-gezelschap Toros in Het Tooneel jg. 18, nr. 218)

1941

In 1895 publiceerde hij een belangwekkend artikel onder den titel „Theaterdecadence”. Hierin trekt hij ten strijde tegen den invloed der Neoromantici als Maeterlinck, Hofmannsthal, Gide e.a. en pleit voor een gezond-realistische tooneelkunst. Zijn beide eerste stukken „Storken” (De Ooievaar, 1895) en „Høit tilhest” (Hoog te paard) zijn satires op het stadsleven van het voormalige Christiania.
(Het lemma Hans Aanrud in Lexicon der Dramatische Kunst in De Tooneelspiegel/Het Tooneel jg. 13, nr. 2)

1953

Het theaterleven in Noorwegen is in vele opzichten interessant. Hier leeft een kleine bevolking van 3 miljoen mensen verspreid over afstanden, die zich naar het noorden uitstrekken even ver als naar Rome in het zuiden, terwijl het oostelijkste punt van het land op de lengtegraad van Leningrad en het westelijkste op die van Amsterdam ligt. Toch vindt men hier 9 theater-ensembles, die elke avond in hun eigen schouwburg spelen; en het is geen uitzondering dat een stuk zijn 100ste vertoning bereikt. Daar de toneelkunst een typisch voortbrengsel is van de stadsgemeenschap en de stadscultuur, zou Noorwegen eigenlijk een zeer ongeschikt theaterland zijn.
(Kåre Langvik-Johannessen in Het Toneel jg. 74, nr. 11)

1963

Zelfs Ibsen kan men zijn vereiste afmetingen niet ongestraft ontnemen, ook niet ten bate van spreidingstechnieken, die rekening dienen te houden met petieterige toneeltjes. Als men geen behuizing heeft voor Rosmer moet men hem niet dwingen in een keursje van zeer kleinburgerlijke maten.

(Elsa den Hartog bespreekt Rosmersholm in Het Toneel jg. 84, nr. 2)

1974

In Høvikodden kwamen we in het Sonja Henie-centrum terecht, een museum ter herinnering aan de schaatster, gesticht door haar man, een miljonair. Een zeer elitaire toestand waar 20 mensen per avond naar ons kwamen kijken op een zeer introverte manier.
(Hans Man in ’t Veld en Helmert Woudenberg in ITI-nieuws in Toneel Teatraal jg. 95, nr. 9)

1984

Over de Noorse toneelschrijfkunst van deze eeuw kan globaal gezegd worden dat het niet al te veel opgeleverd heeft. De schaduw van Ibsen schijnt te belemmerend te zijn voor zijn landgenoten.
(Egil Törnqvist doet verslag van het Skandinavisch Theaterfestival in Toneel Teatraal jg. 105, nr. 8)

1991

Hartstikke vrolijk was ik geworden van het interview met een paar leden van BAK-Truppen. Dronken ook, want ze deden geen enkele moeite om het clichébeeld van Skandinaviërs in het buitenland te ontkrachten.
(Marijn van der Jagt interviewt Baktruppen uit Bergen in Toneel Theatraal jg. 112, nr. 5)

2004

In Noorwegen zou het zo kunnen zijn dat de gesloten naturalistische ruimtes op het toneel de perfecte weergave zijn van hoe de werkelijkheid wordt ervaren: geïsoleerd en benauwd. Waardoor de focus meer ligt op het persoonlijke drama van de personages en in mindere mate op de denkwereld waarin het stuk zich bevindt.
(Victoria Meirik in TM jg. 8, nr. 6)

2018

‘Daarbij vraag ik me vaak af hoe ik me door kan ontwikkelen als regisseur in Nederland als straks mijn “talent is ontwikkeld”? Moet ik dan artistiek leider worden van een bis-gezelschap om überhaupt door te kunnen groeien? Daar zijn pas echt weinig plekken.’
(Luc de Groen spreekt Eline Arbo over verschillen Noorwegen en Nederland in Theatermaker jg. 139, nr. 5-6)

2022

Toen Dramatikkens hus werd opgericht, was dat ook om boete te doen voor het feit dat de theatermakers in Ibsens thuisland de toneelschrijvers een eeuw lang, beetje bij beetje, het theater uit geduwd hadden.
(Maaike van Rijn spreekt artistiek leider Line Rosvoll in Theaterkrant Magazine jg. 143, nr. 5)

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2024