In een snikhete synagoge in Paramaribo vroeg ik de mevrouw of ze wilde zitten tijdens het interview. De 70-plusser keek me beledigd aan alsof ik haar wegzette als bejaarde en zei ‘neen’. We bleven dus staan op het witte zand dat door heel de synagoge gestrooid was. Dat lag er voor de demping en in de hoop dat -mocht er brand uitbreken- het oude houten gebouw minder snel zou afbranden. Ik voelde het bloed uit mijn hoofd wegtrekken richting dat zand. Met de geluidsrecorder in mijn hand en de koptelefoon op, greep ik zelf maar naar een houten bankje. ‘Even zitten hoor.’ 

De mevrouw keek me fronsend aan en zei dat ze verpleegkundige was geweest. ‘Doe je hoofd tussen je benen. Nee, dieper.’ Ze bleef een moment stil voordat ze stellig vroeg: ‘Ben je zwanger?’ Ik hief mijn hoofd op, keek in haar grote ogen en kon moeilijk nee zeggen. Ik knikte en keek vervolgens schaapachtig naar de vriend die mee was, en die nog grotere ogen opzette van verbazing door dit antwoord. Ik deed snel mijn hoofd weer tussen mijn benen. Een cola later en meerdere mea culpa’s van de mevrouw dat ze dit privé-nieuws had geopenbaard, liep de vriend naar me toe en feliciteerde me met een ongemakkelijke brasa. 

Zodra ze uit het zicht was, stelde hij de ‘waarom’-vraag. Je hebt toch al een kind? Een baby nota bene die nog niet kan lopen noch praten. ‘Waarom wilden jullie er nu nog een?’ Tja, ehm. Waarom eigenlijk? Pardoes kreeg ik er kindschaamte bovenop. Gelukkig had ik net een artikel gelezen dat minder kinderen baren niet de klimaatcrisis zou tegengaan. Maar ja, echt bevorderend voor het klimaat was het ook niet. ‘Heb je al bedacht hoe je dat gaat doen met je werk? Dit gaat natuurlijk funest zijn voor je carrière. Want tegen de tijd dat je de nieuwe baby hebt, kan je andere baby net lopen en moet je daar constant achteraan rennen.’ Hij sloot zijn opbeurende preek af met de zin dat het niet dubbel zo zwaar zou zijn, maar ‘exponentieel’ zwaar. 

We liepen in stilte de synagoge uit en ik kon niet meer bedenken of ik wel genoeg uit het interview had gehaald, ik dacht enkel aan de woorden van de vriend. Ja, een zwangerschap en een pasgeborene gaan ervoor zorgen dat ik weer een lange tijd minder productief kan zijn. Ineens dacht ik paniekerig aan alle kwaaltjes, de vermoeidheid, een week brein en deadlines. De documentaire die ik al zo vaak heb uitgesteld. Het theaterproject waaraan ik zou werken. Where did I put myself into? Had hij gelijk? Was ik meegesleept door hormonen? 

Buiten deden we een verplicht rondje langs het monument met de namen van Surinaamse joden die stierven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik staarde naar het zwartmarmeren monument terwijl mijn gedachten in de toekomst waren, maar ineens drongen de namen door. Op het nieuws hadden we net gehoord dat er een theater in Oekraïne was gebombardeerd. Je zou maar moeten vluchten en zwanger zijn, dacht ik. Of als je net bevallen bent en in een schuilkelder moet overleven. Of een baby hebt die zorg nodig heeft. Of… Wat was ik nu paniekerig aan het doen? 

Terwijl we richting de moskee liepen die naast de synagoge lag, was de vriend meer aan het abstracte idee gewend. ‘Ik snap het ook wel, als je al zo’n leuke baby hebt. Je wilt toch weten wat voor een vlees je nog meer in de kuip hebt.’ We lachten. ‘Ja waar bemoei je je eigenlijk mee?’, vroeg ik. We lachten harder. De namen van het monument bleven hangen. Lea. Samuel. Alida. Zij die niet mochten bestaan volgens een ander. Ik betrapte mezelf erop dat ik me vervolgens afvroeg of het geschikte namen zouden zijn voor de druif in mijn buik. Nieuw leven was tenslotte on its way. En dat was, zoals de mevrouw van de synagoge ons nariep, een zegen.

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2022