Martin Zimmermann is weer in Nederland! De Zwitserse choreograaf, acrobatisch danser, performer, vermaard om zijn spektakels met artiesten uit ander culturen, een artiest die buiten de lijntjes kleurt, de grenzen opentrekt tussen dans, circus, performance. Virtuoos, humoristisch, ontroerend. Dat laatste is zijn Danse Macabre niet geworden. De performers zijn virtuoos en inventief, maar het geheel is voor mij een rommelig allegaartje geworden.

Wanordelijk oogt de speelvloer: een mistige grijze plek, een stortplaats, een afvalberg, en op een bergpunt een wankelende cabine. Beneden komt uit een doos iemand in het zwart, een skelet is op zijn trainingspak geschilderd. Zwarte diepe ogen, een brede witte grimmige smile. De dood als clown. Hij zal de andere figuren die oprijzen uit een papierhoop en een vuilnisbak blijven lastigvallen, als ook de man die in de cabine zijn evenwicht zoekt, en naar beneden roetsjt.

Rommelig is de vloer met de resten van onze wegwerpmaatschappij die dringend opgeruimd moeten worden. Ze vormt de basis van een bijwijlen hallucinante scenografie, waarin ook sjofel geklede lichamen het decor mee laten bewegen. Bijzonder knap is de heen en weer kantelende cabine. Mooi hoe een oudere man daarin zijn evenwicht probeert te houden, allerlei acrobatische toeren uithaalt, uit zijn kot komt, zich mengt onder de figuren op de vuilnisbelt, en dan weer – tevergeefs – zijn plek tracht te vinden in zijn eigen ruimte.

Beneden waart de Dood. Bevreemdende scènes volgen elkaar op: een steeds opnieuw bevallende vrouw, een gevecht om een schoen aan te krijgen, heldere treurzangen, babygejengel, bonkende beats. De klanken groeien uit tot industriële geluiden waarop al dan niet individueel bewogen of gedanst wordt. Dat zorgt voor mooie beelden. Af en toe worden er stukken been, een pop, bijgehaald om de gecreëerde beelden te versterken. De Dood sluipt en kronkelt tussen de figuren, verjaagt ze de berg in.

Er zit geen verhaal in de voorstelling, het zijn losse scènes die in elkaar overvloeien. Mooi, maar helaas ontbreekt er een sterke spanningsboog. Het wordt voor mij een allegaartje van scènes en beelden. Een rommelige en wankele wereld tonen is iets anders dan dat wereldje nabootsen. Er schort veel aan de dramaturgie. Qua dosering en timing groeit de voorstelling uit tot een onbeduidend boeltje van mooi ogende scènebeelden, existentiële ideetjes over het leven en de dood, overgoten met een ecologisch sausje over leven in afval, losjes bijeengeschraapt, maar niet geselecteerd en gestructureerd.

Is dit een slordigheid? Dat zou me verbazen van zo’n theatergrootmeester. Is dat doelbewust? Ook dat zou me verbazen. Is het toevallig een avond dat de spelers minder strak en scherp spelen? Ik weet het niet. Maar het stoort mij dat scènes te lang worden uitgerekt en dood vallen. Acrobatische bewegingen en mimische dans ogen eerst fris, maar verslensen door de eindeloze herhalingen. Het wordt een betekenisloos rekken, het wordt saai. Het geheel overtuigt niet.

Soms kunnen herhaalde bewegingen dansbeelden versterken. Dat gebeurt bijvoorbeeld als de jonge vrouw in haar ondergoed in de verlichte cabine danst. Ze schudt haar hoofd, danst hoekig met armen en benen, wappert met haar haren, op een beat die haar in trance voert. Dat is indrukwekkend. Ook de scène aan het einde is dat, als de vier unisono de ‘danse macabre’ opvoeren. Krachtig stampen ze in hun lompen tegelijk op het papieren afval, wapperen met hun armen, blikken strijdvaardig voor zich uit. Daar had de voorstelling voor mij mogen stoppen.

We krijgen echter nog een lang uitgerekte schreeuwerige monoloog in het Engels van een mannelijke performer die met hoge stem een vrouw naspeelt. Ze is, zo blijkt, tot Miss Limburg is uitgeroepen. En dat heeft ze alleen aan zichzelf te danken! Het zal als parodie bedoeld zijn, en als kritiek op de stelling dat je als individu altijd alles kunt bereiken, als je er maar je best voor doet. Een parodie die zo nadrukkelijk een parodie is, dat ze voor mij compleet jammerlijk de mist ingaat.

Het Nederlandse publiek staat bekend om zijn gulheid met staande ovaties. Ook nu veerde de volle zaal bij de eerste handklap recht. Of dat nu de uitdrukking was van een gemeende volle waardering, weet ik niet. Ik voelde me als in een cartoon: de teleurgestelde, zittenblijvende recensent tussen al die klappende staande mensen.

Foto: Cultura Nova