De drie bijdragen aan de Virtual Residencies van de Nederlandse Dansdagen 2023 konden onderling niet verschillender zijn. Terwijl Vlad Detiuchenko komt met een urgent dansverslag vanuit oorlogsgebied brengt Charlotte Goesaert een rafelig egodocument. Olympia Kotopoulos en Veerle Van Overloop nodigen hun publiek uit om als medeschepper aan de slag te gaan met een digitaal archief. (meer…)
Bij het zien van een voorstelling uit Oekraïne, bovendien uitgevoerd met over de honderd uitvoerenden, uit Odessa, de stad die zulke beladen historische associaties oproept, is het bijna zinloos om te proberen het artistieke resultaat te onderscheiden van de politieke context. Dat het gelukt is de productie op het toneel te krijgen en dat het ook nog gelukt is het geheel hierheen te krijgen zijn al gigantische prestaties. En toch staat er ook artistiek een resultaat als een huis op het toneel.
Odessa, in de uiterste Zuidwesthoek van het land, ligt dan wel niet in de regio’s waar Rusland binnenviel, de eerbiedwaardige oude stad – onder meer beroemd door de Sovietste aller Sovietfilms, Pantserkruiser Potemkin, met de legendarische scène op de stadstrappen van Odessa – zou alleen al vanwege de symboliek een hoofdprijs zijn voor het bewind in Moskou. Er ligt dan ook al lange tijd een Russisch konvooi op afstand voor de kust, dat tot nu toe gelukkig niet heeft aangevallen. Des te bewonderenswaardiger is het dat dit balletgezelschap, en choreograaf en organisator Gerard Mosterd doorzetten.
Oekraïne blijkt een belangrijk aandeel te hebben in wat tot voor kort voor het gemak als algemeen-Russische cultuur werd beschouwd. Honderd jaar geleden was Oekraïne het middelpunt van de avant-gardekunst. Het land heeft niet alleen dans-grootheden als Vaslav Nijinsky, Serge Lifar en Alexei Ratmansky en een (ballet)componist als Prokofjev, maar ook andere kunstenaars als Malevitsj, Boelkgakov, Babel en Gogol voortgebracht. En ja, zelfs de door Degas geschilderd dansers – die tot voor kort Russische Dansers werden genoemd – blijken Oekraïens te zijn geweest.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in Oekraïne nog steeds topdansers zijn gehuisvest. Choreograaf en initiator Gerard Mosterd kon over een excellent ensemble beschikken. Het zijn overigens sommige klassieke danstechnieken die hij naar eigen zeggen de dansers heeft moeten afleren, in vele uren en overuren en soms niet alleen in de studio’s maar ook in de gangen in het oude danstheater van Odessa. Hij wilde minder rechte ruggen en meer vloeiende lijnen, vertelde hij in een interview met Annette Embrechts in Dans Magazine.
Dat past ook wel bij de kolkende muziek. De Duitse componist Carl Orff (1895 – 1982) schreef dit muziekstuk, waarvan de première in 1937 in Frankfurt plaatsvond, op Middeleeuwse pseudo-kerkelijk Latijnse teksten, die vaak een politiek-satirische en/of erotisch getinte en soms een zelfs antiklerikale grondslag hebben.
Strikt genomen zit er geen verhaallijn in, wel zijn er veel verwijzingen naar religie en dood in zowel de teksten als Orffs muziek, op hun beurt duidelijk afgeleid van Strawinky’s balletten vol doodsoffers en erotiek (Sacre du Printemps en Les Noces). Ook in deze nieuwe choreografie komen die thema’s terug. Het toneelbeeld is donker, met twee zwarte achterpanelen. Het koor van veertig zangers en twee van de dansers zijn in het zwart gehuld. Daartussen bewegen acht dansers in bodystockings van huidskleur, dus in principe naakt. In de meeste scènes lijken ze de erotiek uit de teksten of in elk geval een hang naar leven te verbeelden, maar aan het eind zijgen ze op het toneel inéén, dood dus, net als in het verhaal van het geofferde jonge meisje in de Sacre du Printemps.
‘Geniet van elk moment dat geluk brengt, zo luidt de strekking van de openingstekst ‘O Fortuna’ van Carmina Burana, want de dood kan elk moment zijn tol komen eisen. Het klinkt vanuit onze veilige theaterstoel in Nederland misschien pathetisch om te beweren dat dat misschien ook de gemoedstoestand in Oekraïne reflecteert. Toch lijkt dat levensmotto in de voorstelling door te dringen, ook al maakte Mosterd de choreografie nog voor het uitbreken van de oorlog.
Het bucolische uit de Carmina Burana-teksten komt terug in bepaalde hoekige bewegingen in de choreografie. Ik moest denken aan de figuratieve werken van Malevitsj. Maar ook aan de bewegingen in de reconstructies van de eerste uitvoeringen van Le Sacre du Printemps in Parijs, in de choreografie van Nijinsky zoals we die kennen uit reconstructies. Tegelijkertijd zijn de bewegingen veel vloeiender. Bij de solodansers zien we ook bewegingselementen uit de Javaanse dans, en uit het Wajang-poppentheater.
In videoprojecties op de achtergrond zien we onder meer de trappen tussen de stad en de haven van Odessa die de beroemde dramatisch rol spelen in de film Pantserkruiser Potemkin, en we kunnen dat beeld niet zien zonder te denken aan de massaslachting na een revolte tegen het Russische militaire gezag waarover de film gaat.
Naast de acht ‘naakte’ protagonisten is er één in het zwart gehuld danserspaar, dat misschien de nuchtere realiteit voorstelt. Maar juist dit paar gaat liefdevol met elkaar om, waarbij opvalt dat de vrouwelijke danser de mannelijke danser net zo vaak leidt als andersom. Misschien representeren deze twee nog het beste een zekere hoop voor de toekomst.
Foto: Dimitri Skortsov