Na de Oekraïense theatermaker Ira Melkonyan, reageert ook artistiek directeur Grzegorz Reske op de kritiek van Sruti Bala op het optreden van DakhaBrakha tijdens de openingsavond van SPRING Performing Arts Festival. (meer…)
Verdrietig, eenzaam en boos voelde de Oekraïense kunstenaar en theatermaker Ira Melkonyan zich na het lezen van Sruti Bala’s opiniestuk over het optreden van DakhaBrakha op afgelopen SPRING festival. Bala hekelde het openlijk nationalisme en militarisme van de Oekraïense band en stelde de vraag of kunstenaars niet beter de scheidslijnen kunnen opheffen tussen vriend en vijand, winnaars en verliezers. Volgens Melkonyan kunnen we de nuances pas bespreken als de oorlog definitief ten einde is.
Na het lezen van het stuk kostte het me nog een paar dagen om mijn emoties te verwerken en te ontwarren. Als eerste zocht ik contact met mijn omgeving en probeerde ik mijn eigen blinde vlekken te onderzoeken. Waarom maakt Bala’s uiting van pacifisme en het verlangen naar vrede in Oekraïne me zo verdrietig, eenzaam en boos? Ze formuleert een idee waar ik het in de kern mee eens ben. Ook ik wil vrede. Ook ik keur het ‘militair-industrieel complex’ af. Ik deel de mening dat wapens slecht en mannelijk zijn (‘deelde’ klopt op dit moment beter); oorlog maakt geen deel uit van het ware feministische wereldbeeld, en ik identificeer me als praktiserend feminist. Daarnaast identificeer ik me als Oekraïense, en daarom ben ik geen neutrale partij.
Ik heb eerst mijn ouders gebeld. We spraken over hoe we anti-oorlog kunnen blijven. In ons gesprek werd deze vraag echter uitgebreid – hoe blijf je anti-oorlog als de oorlog je huis is binnengedrongen. Als de oorlog je letterlijk verhindert om veilig te zijn in je eigen huis. Ik zou in het gezicht van de binnenvallende macht kunnen schreeuwen: ‘Jij bent niet mijn vijand, ik ben anti-oorlog’. Maar ik betwijfel of dit mijn leven redt. We kwamen niet tot antwoorden over de ethiek van ‘hoe’. Mijn moeder werd te betrokken en schreeuwde tegen me: ‘Ik ben geen nationalist, laat ze me geen nationalist noemen; ik steun deze strijd omdat ik naar huis wil.’ Ik moest ophangen. Te emotioneel is een onproductieve manier om deze discussie te leiden, dacht ik.
Toen zocht ik contact met een bevriende kunstenaar. Zij is ook Oekraïense, ze woont ook in Nederland. Samen dachten we na over de subtiliteiten tussen woorden als ‘winnen’, ‘overwinnen’, ‘verzet’ en ‘geweldloos protest’. Ze maakte me attent op het verband tussen de keuze van het folklorerepertoire van DakhaBrakha, dat zijn kracht ontleent aan het culturele en historische verzet van meerdere generaties Oekraïners. We dachten dat de beelden misschien genuanceerder zouden kunnen zijn om een breder Europees publiek tevreden te stellen. (Een andere vraag is of tevreden zijn een krachtige kracht is om verschillen te erkennen en te bespreken).
Naar mijn mening is de duidelijkheid en ondubbelzinnigheid in het politieke standpunt van de band productief. Oekraïne heeft wapens nodig om mijn grootmoeder, familie en vrienden te beschermen die zich momenteel in Odesa en andere regio’s bevinden. Rusland is een binnenvallende macht, een terroristische staat. Ik ben sterk overtuigd van de noodzaak om verder te denken dan in tweedelingen, maar ik vind het nu een veel delicater proces. Oorlogsgeweld vraagt om binaries; het laat niet veel ruimte over voor de zachte pasteltinten (waar ik vroeger van hield). Geen enkele oorlog lost vanzelf op of wordt opgelost; deze groter dan menselijke entiteit dicteert binaire retoriek van overwinning of verlies. En pas als er een definitief einde aan is gekomen, kunnen we de nuances bespreken over wat voor soort overwinning dat is, een overwinning die het rouwen om verloren mensen, verwoeste steden en de wederopbouw van ruïnes omvat.
Vandaag de dag moet men vastberaden zijn in het herkennen en benoemen van de dader om krachten te verzamelen, weerstand te bieden, terug te vechten, zichzelf te verdedigen en te beschermen. Men moet duidelijk zijn in zijn burgerlijke positie. Het is een delicate dans tussen vastberadenheid en introspectie. Ik zou me kunnen voorstellen dat dit iets is waar de meeste mensen het met me eens zijn, ondanks dat sommigen het niet eens zijn met de zwart-op-wit verklaringen bij het DakhaBrakha optreden.
Bovendien wil ik een historische nuance aanbrengen in het hedendaagse anti-oorlog standpunt. Tijdens de oorlog in Vietnam waren het de burgers van de agressor-staat die ‘Geen oorlog!’ riepen, gericht aan hun eigen regering. Vietnam was op datzelfde moment aan het vechten. Vrienden van Vietnam in andere landen eisten duidelijk: ‘Weg uit Vietnam!’. Van elke Oekraïner van vandaag, kunstenaar of niet, verwachten dat hij anti-militair is, is ongemakkelijk, omdat we geen keuze hadden om de oorlog te beginnen of niet, we werden in deze situatie gebracht door de agressor-staat.
Ik sprak met een aantal andere vrienden, collega’s en leeftijdsgenoten uit en buiten Oekraïne om me te helpen mijn woede en verdriet na het lezen van het artikel te begrijpen. Een van hen benadrukte hoe mijn aanwezigheid in haar leven haar herinnert aan het Oekraïense perspectief, terwijl het zo verleidelijk zou kunnen zijn om te leunen in het comfort van wegkijken, het vergeten van de soms ver verwijderde oorlog vanuit West-Europees oogpunt (ze is een Duitse theaterwetenschapper, aangezien identiteit belangrijk lijkt te zijn in deze woorden die ik hier schrijf). Ze moedigde me aan om niet langer te proberen mijn emotionaliteit te onderdrukken en in plaats daarvan te schrijven vanuit de emoties die het artikel opriep.
Op basis van wat Darya Tsymbalyuk schreef over de belichaamde en ongemakkelijke kennis van een lichaam dat de oorlog heeft meegemaakt, gaat mijn collega Victoria Myronyuk verder en articuleert ze de term ‘een gebroken toeschouwer‘. Samen vragen ze: ‘Heeft de academische wereld – (en het theater) – ruimte voor de belichaamde kennis van de oorlog die door het westers narratief over het hoofd wordt gezien?’
Wanneer academici de oorlog van Rusland tegen Oekraïne ‘westelijk verklaren’, versterken ze een cultuur van afstandelijkheid. Er is in de academische wereld niet veel ruimte voor geleefde oorlogservaringen buiten teksten en onderzoeksanalyses. Een lichaam dat een oorlog meemaakt, is een ongemakkelijk lichaam. Hoewel onze disciplines ons een ingewikkeld theoretisch begrip bieden van traumatische ervaringen… blijkt de academische wereld maar al te vaak te draaien om ‘vasthouden aan de orde van de dag’ – een onthechte plaats van privileges.
Ik was niet in Oekraïne toen de grootschalige invasie begon. Mijn lichaam beleefde niet de realiteit van drones en raketten die mijn nachtrust terroriseerden. Toch word ik elke ochtend wakker met updates over de vraag of mijn geboorteplaats vannacht is aangevallen of niet. Mijn borrel na de première in een foyer van een theater wordt onderbroken door snelle Facebook-updates waar ik bericht krijg dat er weer een vriend of bekende is gedood onder Bakhmut. Dat is mijn motivatie om te doneren aan Come Back Alive, omdat ik wil dat ze goede munitie hebben die hun kansen vergroot om inderdaad levend terug te komen.
Het voelt confronterend om in contact te komen met die realiteit waar ik fysiek ver van af sta. Het kost tijd om mijn emoties te ontwarren en mijn voorrecht van een veilig leven in Nederland onder ogen te zien. En het is soms ook eenzaam om eraan herinnerd te worden dat de Nederlandse samenleving waar ik deel van uitmaak een extra stap verwijderd is van mijn oorlogservaring.
Muzikanten van DakhaBrakha zijn ongemakkelijke lichamen die de belichaamde kennis van oorlog met zich meedragen. Ik was in Utrecht om te proberen zo goed mogelijk naar hun perspectief te luisteren; ik begrijp dat de verheerlijking van de lachende soldaat hun manier is om te zeggen: ‘We zijn in staat om hier te zijn en deze muziek in Utrecht te spelen omdat deze soldaten onze naaste familie beschermen en de mensen om wie we geven in Kiev.’ Het is een eerbetoon, het is een complex en confronterend idee voor ons verre Europeanen, maar toch hoor en begrijp ik hun standpunt. Ik hoop op meer gelegenheden waar deze uit elkaar liggende delen van de Nederlandse samenleving samen kunnen komen op één plek, geconfronteerd met elkaar, misschien gefaciliteerd door kunst. Ik hoop op meer plaatsen en gelegenheden waar ik de kans krijg om andermans pacifisme uit te dagen, en waar anderen mij kunnen leren een betere anti-militaire feminist te zijn. Ik sta open voor deze mogelijkheid, ik doe het graag samen.
Original English version: War violence asks for binaries
Foto: DakhaBrakha
Ik heb met zeer veel aandacht zowel de bijdrage van Sruti Bala als die van Ira Melkonyan gelezen. Beiden zetten me enorm aan het denken en sporen me aan om vanuit hun perspectief mee te kijken en te denken. Ik waardeer van allebei hun precisie en openheid waarmee ze hun eigen ongemak ontleden en heel zorgvuldig hun eigen positie proberen te doorgronden en bepalen, zonder te ontkennen dat anderen het wellicht anders zien. Dit is volgens mij hoe je daadwerkelijk moeilijke gesprekken met elkaar aan gaat. Dat geeft me hoop. Dank