Exact dezelfde ruiker schenkt de bruidegom aan zijn kersverse bruid. Exact dezelfde camelia’s als aan zijn ex. En beide keren door zijn vriend voor hem besteld. ‘Dory vindt zoiets niet erg’, sust die vriend Hans. ‘Ik vind het trouwens tamelijk passend: dezelfde bloemen bij dezelfde gelegenheid. Je hebt haar verder toch ook niets ànders te bieden.’

Daarmee is de toon gezet van Leedvermaak (1982) van Judith Herzberg. Eén tussen Komedie en tragedie, over diep menselijk leed en hoe je daarmee omgaat. De ene doet dat al beter, wijzer of dommer dan de andere, blijkt. Dertien jaar na het eerste stuk breidde de beroemde auteur er Rijgdraad (1995) aan vast en nog weer zes jaar later Simon (2001). Telkens opnieuw worden de relaties – van vrienden en familie – uit elkaar gehaald, door elkaar geschud, en weer in elkaar gestrengeld. De hele trilogie is nu gebundeld bij Uitgeverij De Harmonie en zou op 12 april 2020 in première gaan bij Het Nationale Theater, onder regie van Eric de Vroedt. Zo stond in het boek zelf gedrukt (o, onvoorspelbaar bestaan).

Deel I situeert zich in 1972. Het onconventionele, onder-de-keien-het strand van de seventies tekent de verhoudingen tussen twee Joodse families. Als ze niet eeuwig in de echt verbonden blijven met elkaar, dan wel in hun wedervaren (en dat doorheen de drie stukken). Nico, zoon van Zwart en Duifje, huwde eerst met Dory, nu met Lea, dochter van Simon en Ada. Niet alleen alle exen komen mee het huwelijk vieren, ook de stiefmoeders en onderduikmoeders. Want de oorlog ligt dan wel achter hen, maar de gevolgen nog lang niet (en eigenlijk nooit – besluit Herzberg finaal).

Fascinerend hoe Judith Herzberg het optimisme en de zelfs lichtzinnige sfeer van de naoorlogse opleving haast onmerkbaar verweeft met de niet-genezen/ongeneesbare trauma’s van het gruwelijke oorlogsverleden. Achter de vrolijkheid sijpelt in homeopathische dosis de andere realiteit door. Die van de onderduikadressen, de vernietigingskampen, de doden waarover niet meer mag gesproken worden, maar waarnaar alles en ieder ongewild blijft verwijzen (ook doorheen de drie stukken).

Kabbelend en kibbelend leer je alle leden van de familie en hun aanhangsels kennen. Al lezend is dat met telkens terugkijken naar de eerste pagina waar de personen met naam, beroep en verwantschap aangeduid staan. Allicht herken je op de speelvloer elk personage meteen aan zijn uiterlijk, en verlopen de elkaar snel opvolgende scènes daardoor minder verwarrend. Maar evengoed zíjn die huwelijken, liefdes, vriendschappen, en andere ontmoetingen gewoonweg chaotisch, natuurlijk. En de verwarring zit overal – tot in de hoofden van de personages zelf. Ada wil electroshock-therapie tegen haar sombere gemoed, Simon dreigt weg te gaan als ze dat doet, Zwart houdt nog altijd meer van zijn eerste vrouw (overleden in het kamp), Duifje doet (wellicht daarom) dwangmatig licht en tuttig, onderduikmoeder Riet bouwde nooit nog een nieuw leven op en staat op ‘repeat’.

Tot daar voor de oorlogsgeneratie. De jonge garde – Lea, Dory, Nico en Alexander (exen onder elkaar) en hun vrienden (Hans en Pien) zien de toekomst daarentegen strijdlustig en carrièrematig beloftevol tegemoet. Gaaf detail: ook loodgieter Kluiters blijft bij de verschillende generaties en in de drie stukken aan huis komen (gênant herkenbaar is dat: het gebeurt precies zo bij vele familie- en vriendenkringen). Pas ver in de tweede helft van het stuk (tegen de tijd dat ik vergat wat op de achterflap staat) slaat de vrolijkheid om in bitterheid, onverwerkt leed, zeurende treurnis. Zoals dat wel vaker loopt aan het einde van familiefeesten.

Uit het ene huwelijksfeest volgen een hoop nieuwe constellaties in het volgend stuk, Rijgdraad. Acht jaar verder heeft Hans zeven kinderen met Pien, is Dory zwanger van vader Simon – gewild-, neemt Nico ontslag als directeur van een ziekenhuis en doolt rond. ‘Ik dacht dat die wervelwind intussen was gaan liggen. Dat gezoek. Hoewel’, zucht Lea. Ondertussen blijkt klusjesman Kluiters de huissleutel te hebben gekregen van Ada (nog zo herkenbaar!) en gaat Ada zelf dood – maar niet uit bitterheid om Simons scheve schaats, integendeel: ze vindt dat Dory juist dat kind moet krijgen want: ‘… Als je geen kind krijgt, houdt alles op. Dan was er zelfs niemand meer die het iets kon schelen dat je ouders in het kamp vermoord zijn… De bedoeling was dat er niemand meer zou overblijven…’

Weer enkele jaren later, in hetzelfde stuk nog (de korte scènes volgen elkaar nog steeds in hoog tempo op), heeft Hans alweer een nieuwe lief (ook die zal niet duren, spreekt vanzelf), is Nico opnieuw bij Dory ingetrokken, en verschijnt de derde generatie op het toneel. Het leven kabbelt wat minder, schokt wat heviger. Al bij al is het zoals Judith Herzberg haar personage Simon laat opmerken: ‘Net zoals er een banaliteit van het kwaad bestaat, bestaat er ook de banaliteit van het toeval.’ Maar doorheen alle wederwaardigheden rijgen zich onveranderlijk de lotgevallen van de Joodse kroniek aan elkaar. Nog breekt (bitterzoete) humor door in de tekst, als bijvoorbeeld Riet zegt: ‘Ik zit op een groep creatief schrijven over de Holocaust’.

Volgt Simon, het derde en laatste stuk van de trilogie. De oude man is inmiddels éénentachtig en eindigt in coma. Zwart is nog zwartmoediger geworden, Duifje klinkt nu echt dom, Riet schuifelt hetzelfde huis weer eens binnen voor alweer een feestje. Door de verschillende scènes heen verschijnt de geest van Ada af en toe op het toneel – nog altijd net iets wijzer (of gelatener) dan de anderen. Precies zoals je op familiebijeenkomsten telkens weer de vertrouwde familieleden terugvindt, hun ruggen nog krommer. De tussengeneratie is inmiddels neurotisch opgeleefd en oververmoeid. De kleinkinderen stellen hen ook alsmaar meer vragen over het oorlogsverleden, maar worden afgewimpeld: ‘Het is allemaal veel ingewikkelder!’ ‘Ik ben graag in gezelschap van mensen die hetzelfde hebben meegemaakt als ik om het er dan samen niet over te hebben’ zucht Xandry – dochter van nog een andere ex van Lea. Hoe gevat Herzberg die emoties blootlegt! Lea zelf zorgt ondertussen vooral voor de anderen. Veel plaats voor komedie is er niet meer over. Alles lijkt zoveel gevoeliger nog geworden. Alleen Simon zelf en Isaac (Simons en Dory’s zoon) weten elkaar nog steeds te vinden. Waarmee al bij al een vertrouwen, een toekomst open gehouden wordt.

Ook in de stijl evolueert het stuk van licht en speels naar niet persé tragisch, wel zeker grimmiger én gevoeliger. Die andere teneur vertaalt zich ook in de schrijftrant. Herzberg schrijft in korte en spitse zinnen. Een enkele monoloog haalt amper een half blad. De personages haken snel op elkaar in, of praten pijnlijk langs elkaar heen. Heel vaak ook zijn het binnengedachtes – niet eens voor de ander bedoeld. De drie stukken zijn ook opgedeeld in een overvloed van korte scènes (94 in Leedvermaak, 82 in Rijgdraad, 57 in Simon). Soms is het een droomscène of een gelijksoortige surrealistische interventie van (de inmiddels overleden) Ada, soms – in een flits – een herinneringstafereel uit oorlogstijd, vaak ook een liedje (en dat voelt wat ouderwets kleinkunstig aan, vandaag).

In deel I vermeldt Herzberg ook – zonder enige commentaar – tien adviezen aan aanstaande (onderduik)ouders. Deel twee sluit af met vier brieven van de moeder van Nico, vanuit het concentratiekamp. In deel drie beëindigt Ada de trilogie met een verhaal over hoe het Isaak (kleinzoon en zoon) verder verging. Tussendoor geeft Herzberg een enkele duidelijke, maar onverwachte regieaanwijzing. Zoals deze: ‘Lea zou, als dit in de negentiende eeuw speelde, nu flauwvallen. Hiervoor iets anders bedenken.’ Judith Herzberg vermengt het allemaal met het grootste gemak. Ze mag en kan alles met woorden. En nee, daarmee boet ze geen moment aan verhaalkracht in. Niets verzandt ooit in wazige fantasie of overbodige uitweidingen.

In het laatste stuk van de trilogie worden de dialogen in verzen op de bladzijden gedrukt. Onder elkaar, soms tot pure poëzie gestold:

Als jij er niet meer bent

vallen we als losse kralen

rollen we als losse kralen

over de grond

zomaar

zomaar alle kanten op’

(fluistert Lea haar vader toe die in coma ligt)

Judith Herzberg is vandaag drieënnegentig. Ze is een hele grote en erkende schrijfster, die zelf alle drie de generaties doormaakte/meemaakte. Dat levert fantastische beschrijvingen op, met karakters en onderlinge relaties die zich langzaam en helder ontwikkelen. Toch vroeg ik me af of dit soort uitwerken van psychologische schetsen nog van deze tijd is. Is theater vandaag niet opgeschoven naar een veel meer filosofische analyse van de werkelijkheid? En is deze trilogie dan een ultieme, maar geniale stuiptrekking, waar de familieneurose uit de doeken gedaan wordt in al zijn verstikking én houvast? Al moet ook dit ernaast gelegd worden: De Groene Amsterdammer publiceerde eind mei een onderzoek naar het sterk groeiende online antisemitisme. Het dreigende wereldbeeld dat daar wordt geschetst, levert vast stof genoeg op voor een vierde generatie in een vierde stuk.

Leedvermaak Trilogie van Judith Herzberg is uitgegeven door De Harmonie, 416 pagina’s, € 24,90