Virtuositeit en theaterschrijfkunst gaan niet of zeer zelden samen. Het aanbod van nieuw Nederlandstalig teksttoneel is groot en rijk, maar naar brille en stilistisch vernuft, barokke taal en overvolle dialogen zoeken we vergeefs bij het werk van wat je ‘de Hollandse School’ zou kunnen noemen. Het is alsof met het werk van Judith Herzberg, Marianne Boyer, Rob de Graaf en Lot Vekemans een toon is gezet waarin het minimaal aantal woorden een maximaal theatraal effect sorteert. (meer…)
De mededeling van het toneelpersonage Jon tegenover zijn vriendin Louise kan niet eenvoudiger zijn: ‘Ik loop met het idee om hier weg te gaan.’ In alle spaarzaamheid en karigheid van taal, een van de kenmerken van het toneeloeuvre van Magne van den Berg (1967), is dit desalniettemin een uiterst complexe zin, in elk geval zó complex dat hij een hele toneeltekst en dus ook een voorstelling kan dragen.
Van den Bergs stuk heet de lange nasleep van een korte mededeling en dateert uit 2010. De titel roept meteen associaties op met een beroemd boek van de Oostenrijkse toneel- en romanschrijver Nobelprijswinnaar Peter Handke: De korte brief bij het lange afscheid (1972). Wie enigszins vertrouwd is met het vroege toneelwerk van Handke herkent in Van den Bergs schrijfstijl en thematiek veel van hem terug.
Maar nu die ene korte mededeling: Jon zegt dat hij ‘met het idee’ rondloopt om hier weg te gaan. Dat is iets anders dan wanneer hij zou zeggen: ‘Ik ga hier weg.’ En trouwens, wat is dat ‘hier’? Van den Berg geeft als enige regieaanwijzing dat de vier personages uit de tekst zich bevinden ‘in een openbare ruimte’. Maar weggaan uit een openbare ruimte kan strikt genomen niet, want je gaat alleen weg van een plek waar je lang verblijft. Dus dat ‘hier’ is veel omineuzer en daarom is de mededeling ‘ik loop met het idee om hier weg te gaan’ zonder meer briljant.
Er is nog iets: Jon zegt niet dat hij met het idee ‘rondloopt’, wat grammaticaal gezien correct zou zijn, maar hij ‘loopt met het idee’. Louise klampt zich vast aan dat hoopgevende woordje ‘idee’ en ze vraagt hem dan ook meteen: ‘Wat is dat voor een idee.’ Waarop Jon antwoordt dat hij het idee ‘al langer heeft’ en dat het ‘misschien goed (is) om eens ergens anders te gaan kijken.’ Ook interessant aan Jons mededeling: de normale constructie is ‘met een idee spelen’ maar Jon ‘loopt’ dus met een idee. Het klinkt allemaal niet dreigend, nog niet althans. Jon zegt bijvoorbeeld niet: ‘Ik ga bij je weg.’ Nee, het is een idee.
Het stuk telt nog twee personages, Jons vrienden Sjon en Johan. Deze drie namen zijn qua klank nadrukkelijk varianten van elkaar, wat de suggestie wekt dat Sjon en Johan als het ware afsplitsingen van Jon zijn. Het stuk bestaat uit twintig grote dialogen met daarin weer gemiddeld twee of drie kortere. Elke dialoog, soms ultrakort, soms langer, begint met de aanwijzing: X spreekt Y aan, dus: Johan spreekt Jon aan, Jon spreekt Louise aan, Louise spreekt Sjon aan enzovoort. Het is een reidans van ontmoetingen, waarin telkens de voorgaande mededeling wordt gevarieerd. Johan vraagt bijvoorbeeld aan Jon of hij daadwerkelijk weggaat, waarop Jon repliceert dat het slechts een idee is. Dus: Jon gaat niet weg. Louise komt weer terug naar Jon, nadat ze dus met Johan heeft gesproken, en vraagt hem of hij echt weggaat. Antwoord van Jon tegen Louise: ‘Ik loop met het idee maar dat betekent verder nog niets.’
Met al die subtiele verschuivingen lijkt de tekst op minimal music. Elke zin is een variatie op de voorgaande, maar telkens nét iets anders zodat er elke keer een nieuw perspectief komt, waarin hoop (dat Jon niet weggaat) en teleurstelling (dat hij wel weggaat) elkaar afwisselen. Met weinig woorden roept Van den Berg een vervreemdende situatie op, hoewel het herkenbaar is om ergens weg te willen gaan. De personages zijn, net als in de eenakter Huis Clos (1944) van Sartre, niet zozeer opgesloten in die onbestemde openbare ruimte, maar ze zijn opgesloten in zichzelf, met Jon als de meest in zichzelf gekeerde.
De fragmentarische taal waarin het viertal spreekt, doet bij elke zin vermoeden dat er veel meer aan de hand is, maar dat moet de lezer of toeschouwer zelf invullen. De afwerende kilte en de mathematische precisie waarmee Jon praat is óók een roep om aandacht, en de korte, wantrouwend-vragende zinnen of opmerkingen van Louise verraden een grote wanhoop als hij het idee van weggaan daadwerkelijk zou omzetten in écht weggaan.
Maar Louise laat niet met zich spelen of sollen, zij is geen idee waarmee je ‘loopt’, zij is echt, en dat vormt haar kracht. Zij heeft ook een troef achter de hand, namelijk iets van liefde en vriendschap met Johan, waarmee ze de variatie van weggaan ombuigt en naar haar eigen hand zet, namelijk: nu ben ik degene die aan de winnende hand is. Johan is het tegenovergestelde van Jon: hij is concreet, zoekt uitwegen en oplossingen, wil waarheid weten. En wie weet is de achterliggende gedachte van Jon wel dat hij voelt dat Louise meer om Johan geeft dan om hem.
Het personage Sjon weet de paradoxen waarmee de auteur speelt prachtig te verwoorden, en daarmee is hij de noodzakelijke vierde stem. In een scherp geformuleerde reactie op Jons idee weg te gaan, repliceert hij: ‘Dat betekent dat hij kan gaan maar ook dat hij kan blijven.’ Onverwacht en onbedoeld gaat de lange nasleep… ook over de huidige tijd van corona. Jons verlangen naar afzondering, isolement en weggaan van het ‘hier’ toont parallellen me nu. Maar dat kon Van den Berg in 2010 niet vermoeden. Aan de andere kant is een toneelstuk over weggaan uit een gegeven en wellicht beklemmende situatie altijd actueel, altijd zegt het iets over de plek die de mens heeft: ergens zijn, en toch weg willen.
Van den Bergs stuk is hypnotiserend als je het hardop leest; de cadans en ritmiek zijn voorbeeldig, de taal is ongekend secuur. En wat vooral briljant is, is dat zeker Louise elke keer weer een even ontroerend als kwetsbaar weerwoord heeft. Ze keert stap voor stap Jons woorden om, maakt van zichzelf winnaar en geen slachtoffer, en merkt dan op dat ‘het gemakkelijker is om weg te gaan nadat je eerst iets stuk hebt gemaakt’. En dat is precies wat Jon doet met zijn ‘idee’: zeggen dat hij weggaat en haar dus alleen laat, maar voordat hij dat werkelijk aandurft moet hij eerst iets stukmaken. En daartoe heeft hij juist de ander nodig, zijn geliefde. Wat een verschrikkelijke waarheid en wat verschrikkelijk knap geschreven dit spel voor vier stemmen, eerlijk en ernstig, zonder ironie en met alle minimale verteltechniek en perspectiefwisselingen zo ongekend rijk.
De lange nasleep van een korte mededeling door Magne van den Berg is uitgegeven en digitaal in te zien bij De Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 40).