Nan van Houte: ‘Afhankelijkheid nodigt uit tot machtsmisbruik. Zeker in een situatie waarin de machtsongelijkheid zo groot is gegroeid als in onze sector. Ik vrees dat geen code daar verandering in zal brengen. Daar is een beweging voor nodig.’
In Verloren vader, dat Tom Lanoye speciaal voor Theater Na de Dam schreef, bevraagt een bejaarde verzetsheld zijn eigen rol als held. Tijdens een interview met twee ambitieuze researchers wordt hij teruggeworpen op een pijnlijke herinnering, die hem al sinds de oorlog achtervolgt. Lanoye toont treffend dat de grens tussen vredestijd en oorlog – net als het verschil tussen held en vijand – lang zo evident niet is.
Verloren vader speelt zich grotendeels af rondom de afsluiting van het feestweekend ter herdenking van de bevrijding van de Tweede Wereldoorlog. Centraal staat de hoogbejaarde verzetsheld Victor Schepens, die – voorafgaand aan zijn openbare toespraak die de festiviteiten zal uitluiden – door twee jonge journalisten, Hanneke Kester en Mo(hammed) Vander Haar, wordt geïnterviewd over zijn rol in de oorlog. Dat interview zal hem halverwege het stuk genadeloos terug in zijn herinneringen doen werpen: in het benauwde onderduikadres waarin hij samen met de Joodse diamantslijper Jean Schreiber en diens vrouw Giti, met wie hij een heimelijke verhouding had, een tijd verbleef – en van wie hij nog altijd niet weet wat er met ze gebeurd is.
In het stuk lopen overeenkomsten en contrasten voortdurend door elkaar heen. Lanoye schetst twee arena’s – één van vrede (het heden, bedrijf 1, 3 en 4), één van oorlog (het verleden, bedrijf 2) – die ondanks de significante verschillen ook veel opmerkelijke gelijkenissen tonen. Niet voor niets beweert hij in het laatste bedrijf expliciet dat onze beleving van vrede en vrijheid ook maar relatief is.
Als we de beschrijvingen waarmee hij de twee locaties in bedrijf 1 en 2 introduceert met elkaar vergelijken, constateren we allereerst een wereld van verschil. Het heden speelt zich af in een barokke ruimte in het stadhuis van een grote havenstad (die gaandeweg, al wordt dat niet expliciet uitgesproken, Antwerpen blijkt te zijn). Een lange vergadertafel in een ruime zaal vol eikenhout en vergulde ornamenten, en versierd met ‘historische taferelen die spreken van strijd en rijkdom’. In de tweede scène, de flashback, zit Victor aan een kleine, gammele tafel, onder een laag plafond in een ruimte met maar één matglazen dakraampje. Op de vloer meerdere versleten tapijten, tegen de muren schappen en kasten vol huishoudspullen, conserven en kleren.
Lanoye schetst dus aanvankelijk een contrast dat haast niet groter kan zijn: hij plaatst een omgeving die in alles ruimte, rijkdom en vrijheid uitstraalt, tegenover eentje die beklemming, angst en armoede ademt.
In dat licht is het tweede deel van de beschrijving van beide ruimtes ineens opmerkelijk:
Op het tafelblad, aan de kant van de journalisten, staan drie glazen, een karaf water en een kleine camera op een tafelstatief. Over de rug van een lege stoel hangt een regenjas. Op de achtergrond weerklinken flarden feestelijke fanfaremuziek.
tegenover, in bedrijf 2:
Op het tafelblad staan drie glazen en een karaf water. Alsook een fles wijn, halfleeg, en een asbak, halfvol. Op de achtergrond weerklinken militaire marsmuziek, gezangen en geschreeuw als van een versterkte toespraak.
Nu vallen niet de verschillen op, maar benadrukt Lanoye juist heel specifiek de overeenkomsten, die met name treffend worden gevangen in de beschrijving van de muziek. Oorlog en vrede klinken, als je beide meegemaakt hebt, nagenoeg hetzelfde. Een conclusie die Lanoye met de dialoog van Verloren vader vervolgens onderstreept.
Want met terugwerkende kracht blijkt de openingsscène, het interview dat de twee journalisten Victor afnemen, voor hem vooral een echo van zijn onderduiktijd. Lanoye voert dat op verschillende niveaus door. Niet alleen geeft hij als aanwijzing dat Hanneke en Giti (en liefst ook Mo en Jean) door dezelfde spelers dienen te worden vertolkt, ook in hun onderlinge verhoudingen tot elkaar en tot hem, spiegelen de twee tijden.
Bij Hanneke en Mo schemert een geschiedenis van een kapotgelopen liefde – iets wat Victor confronteert met het huwelijk tussen Jean en Giti, dat mede door zijn toedoen verstoord werd. Ook Mo’s passief-agressieve, door jaloezie ingegeven toon jegens hem, resoneert expliciet met die van Jean destijds.
Al meteen in Victors eerste clausen – we hebben dan al kennisgemaakt met Hanneke en Mo, tussen wie behalve een professionele relatie, ook al een intieme geschiedenis is gesuggereerd – introduceert Lanoye dat zijn hoofdpersonage verleden en heden veelvuldig door elkaar haalt. Want alhoewel hij zijn zinnen richt tot Mo en Hanneke, zijn die duidelijk niet voor hen bedoeld.
Vervolgens zetten ze hun interview – waarvan we het eerste gedeelte niet te zien hebben gekregen – weer voort. Opmerkelijk hierbij is dat Mo, die aanvankelijk door Hanneke beticht wordt van een al te passieve en weinig kritisch houding ten opzichte van Victor, vanaf hier, ineens voor de aanval lijkt te kiezen: hij voelt zich ‘opgenaaid’ door Hanneke, die het einde van hun relatie impliciet aan hun verschil in culturele achtergrond toeschrijft.
En waar Hanneke aanvankelijk een mondig, welbespraakt personage is, blijkt Mo’s opstandige houding haar te reduceren tot personage zonder enige inhoudelijke waarde. Zo maakt Lanoye impliciet invoelbaar dat deze twee journalisten behalve hun inhoudelijke onderzoek, hier over de rug van Victor ook iets met elkaar aan het uitvechten zijn.
Aanvankelijk is het raar dat Victor de passief-agressieve toon van Mo lijkt te dulden. Later blijkt dat Mo hem soortgelijke dingen verwijt als Jean hem tijdens de oorlog deed. De clausen op pagina 19 (scène 1) en 31 (scène 2) zijn inhoudelijk praktisch identiek:
MO VANDER HAAR
Het spijt me dat ik het even cru moet zeggen, maar vaderlanders als u hebben die feiten niet verhinderd.
en
JEAN SCHREIBER
Veel heeft het anders niet opgebracht, al dat gewapende weerwerk van jou en je kameraden.
Zijn vergevingsgezinde houding ten opzichte van Mo is dus te verklaren door een gevoel van schuld naar Jean. Wederom – en er zitten volop van dergelijke voorbeelden in de tekst – gebruikt Lanoye beeldrijm, spiegelscènes en variaties van herhalingen om te laten zien hoe het verleden doorwerkt op het heden.
Wat is een held, vraagt Lanoye zich met de tekst af en daarin zit meteen de grote kracht van zijn werk – want vaak blijkt dat helemaal niet evident. Want hoe zit dat met Victor, de weerwerker die zijn geliefde, die bovendien getrouwd was met een ander maar zwanger was van hem, alleen liet? Haar liet beloven in de fabriek te blijven die niet veel later af zou branden? In de ogen van Jean Schreiber is hij zeker geen held. In die van Giti wellicht, al was een van haar laatste woorden tot hem: “Wordt dat jouw nieuwe verraad — mij laten vallen als een steen?”
En terwijl hij zichzelf ziet als iemand die voortdurend overal van wegvlucht, meet de maatschappij hem consequent de rol van held aan. Dat is iets waar Victor maar moeilijk mee in het reine komt, en wat zijn plotselinge emigratie na de oorlog verklaart. Tegen Hanneke zegt hij daarover:
VICTOR SCHEPENS
Lief kind… Ik heb mijn ene mede-onderduiker bedrogen en ik heb de andere in de steek gelaten toen die mij het meeste nodig had. Ik ben weggevlucht van lotgenoten die veel moeilijker konden vluchten dan ik, en toch heb ik de loftuitingen niet afgewezen die mij bestempelden tot held.
Daarmee lost hij uiteindelijk de vragen en kanttekeningen in die Hanneke vrijwel aan het begin van het stuk bij hem plaatste.
HANNEKE KESTER
We hebben generatiegenoten van hem ontmoet in een half dozijn landen — zie jij hun trots bij hem terug? Hun smart, hun verontwaardiging — hun blijvende betrokkenheid? Hij zoekt naar zijn woorden als naar excuses. Waarom bleef hij zo lang weg, waarom duikt hij nu weer op? Geen idéé. Ook de andere verzetsstrijders kennen hem amper.
Binnen dit zeer zorgvuldig opgebouwde raamwerk waarin verleden en heden voortdurend met elkaar resoneren, valt op de afwikkeling van deze tekst nog wel wat af te dingen. Victors motief om zijn verhaal te delen (de flinter hoop die hij koestert ‘dat een nieuwe generatie mij verbaast, en bij haar zoektocht naar mij een spoor vindt dat ik al heel mijn leven over het hoofd zie’) valt behoorlijk uit de lucht en wordt verder niet op scène uitgewerkt. Ook het gemak waarmee Hanneke zich neerlegt bij het feit dat Victors onthullingen per ongeluk niet opgenomen zijn, voelt onbevredigend. Net als het feit dat Mo na de openingsscène niet meer opgevoerd wordt: die twee hadden toch ook een (onderlinge) missie? Door dat niet in te lossen, er zelfs helemaal niet meer op terug te komen, worden zij gereduceerd tot personages die per saldo uitsluitend dienend zijn aan het leed van Victor.
Grote stijlbreuk is ten slotte het vierde bedrijf, waarin Victor achter de katheder plaatsneemt voor zijn openbare toespraak, die hij spontaan besluit ‘uit de losse pols’ te doen.
VICTOR SCHEPENS
(…) We hebben, beste vrienden, niet alleen kathedralen voortgebracht. Niet alleen pianoconcerto’s en popconcerten… Niet alleen denksystemen en denksystemen die denksystemen betwisten… Niet alleen goden, tegengoden en afgoden… Niet alleen architecten die het gedachtegoed van Anton Pieck dan wel Piet Mondriaan hebben omgezet in baksteen en cement… Welnee. Als we onbevangen durven te kijken naar ons Europa en zijn geschiedenis, zien we ook een terugkerende onderstroom van uitsluiting, deportatie en massamoord. En de nooit opdrogende stroom van propagandakreten die ze legitimeren.De beklemmende vraag komt bijgevolg hierop neer. Was de Holocaust een uitzondering of een sinister hoogtepunt? Een aberratie of een seriële, ingebakken consequentie? Aan u de keuze. De mijne is duidelijk.
Die scène – een lange, pamflettistische monoloog – is in die zin opmerkelijk, omdat ze niet alleen vrijwel geheel losstaat van de eerder geschetste dramatische anekdote, maar ook in idiolect lijkt losgezongen van deze Victor Schepens, die eerder als een veel warrigere, grillig formulerende oude man werd gekarakteriseerd. Maar ineens is hij zo helder, vurig en scherp als wat – iets wat maar moeilijk te rijmen is met hoe Lanoye het personage in de bedrijven daarvoor heeft opgebouwd.
Nee, hier is volgens mij op de valreep Lanoye zelf aan het woord, die bij monde van zijn personage de Europese tijdgeest in de context van de geschiedenis plaatst en waarschuwt voor het gevaar van het recente hergebruik van woorden als omvolking, ‘een klauwhamer uit de gereedschapskist van het nazisme’. Een epiloog waaruit Lanoyes grote urgentie en engagement spreekt, al wordt het onverwacht wel erg expliciet en ondramatisch opgediend.
Verloren vader van Tom Lanoye wordt op 4 mei 2019 om 21:00 uur in het kader van Theater Na de Dam gelijktijdig gelezen door Internationaal Theater Amsterdam, Noord Nederlands Toneel, Het Nationale Theater, Toneelgroep Oostpool, Tryater, Theatergroep Suburbia, Toneelschuur, Het Zuidelijk Toneel en Theater Rotterdam.