Kritisch. Romantisch. Poëtisch. Het zijn van die woorden die afhankelijk van de context zowel een positieve als een negatieve lading kunnen hebben. Kritisch kan staan voor scherp en alert, maar ook voor zeurderig of onwelwillend. Romantisch kan gaan over je laten meevoeren op de vleugels van de liefde, of over een gebrek aan realiteitszin; poëtisch voor verfijnd taalgevoel of juist overdreven gevoeligheid.

Deze recensie van Hannah van Wieringens toneeltekst All Over – acts of love heeft lang op zich laten wachten: in een tijd waarin de samenleving en zeker ook de kunsten zo zwaar onder druk staan, had ik helemaal geen behoefte om mij kritisch te uiten. (Al had ik die kritiek natuurlijk wel, leer mij mezelf kennen.) Maar zoals Hans den Hartog Jager op 6 mei in NRC betoogde, kunst heeft een kritisch discours nodig, juist nu. En, zo bedacht ik, is All Over in zichzelf eigenlijk niet ook een kritische beschouwing? Een waarin de schrijver zich afvraagt hoe wij moeten leven en hoe we lief kunnen hebben in een wereld die wordt getekend door klimaatverandering. Kunnen we in beide zaken wel door op dezelfde voet als voorheen? Welke kritiek op de wereld heeft zij in haar toneelstuk verwerkt en hoe? Laten we eerst eens kijken naar de anekdote die zij daarvoor ontwikkeld heeft.

Op een verloren namiddag ontmoeten twee jonge mannen elkaar in een café aan een Amsterdamse waterkant: Kay en EL. Ze kennen elkaar niet, maar hebben die dag allebei iets wezenlijks moeten loslaten. Kay heeft zich na lezing van Bruno Latours Waar kunnen we landen gerealiseerd dat als we het Antropoceen willen overleven, we moeten ophouden antropocentrisch te denken. Of, zoals Nynke Verschuer de kern van het boek in NRC van 15 november 2018 omschreef: ‘… hoe onhoudbaar het is om als neutraal observerend object de aarde te gaan zitten bestuderen’. We moeten met onze voeten in de modder staan, pas dan kun je werkelijk zien wat er om ons heen gebeurt en welke rol wij daar nu precies in spelen.

EL op zijn beurt begroef die ochtend zijn levensmentor en beste vriendin. Bovendien hebben Kay en EL beide problemen met de liefde. Voor EL is liefde maar al te vaak een ‘vluchtauto’ en Kay is er simpelweg ‘mee gestopt’. Toch slaat de vonk meteen over, of eigenlijk de vlam in de pan, en wel zodanig dat de volgende uitwisseling aan het eind van de eerste akte geheel geloofwaardig overkomt:

Kay:
(…)
(zacht) Je bent mooi en droevig.

EL:
Jij bent zelf mooi en droevig.

In de vier volgende aktes volgen we Kay en EL op een trektocht all over Amsterdam. Eerst naar het Rijksmuseum, dan naar een bankje aan de gracht, vervolgens een noodlebar op de Zeedijk en tot slot, midden in de nacht, klimmend over het hek van wat vast Zorgvlied is, op zoek naar een pas gedolven graf.

Steeds opnieuw ontmoeten ze elkaar, in de tweede akte bijna letterlijk (ze spreken af om te doen alsof ze niet afgesproken hadden), en daarna in de open kwetsbaarheid van hun pogingen elkaar te leren kennen. Dit verhaal van die aarzelende eerste stappen is daarmee beslist romantisch in de positieve zin. En ook de humor waarmee Van Wieringen haar dialogen kruidt, zorgt voor een aangename leeservaring. Een paniekaanval van Kay op de Zeedijk bijvoorbeeld, is zowel hilarisch als ontroerend.

Kay:
Paniek.

EL:
Oh.

KAY:
Ja.

EL:
Oh. Misschien even zitten?

KAY:
Ja.

(EL gaat zitten op het bankje voor de noodlebar, Kay blijft staan)

EL:
Misschien even water?

Kay:
Ja. (EL heeft geen water maar mimet dan maar dat hij
een glaasje water inschenkt)

EL:
(Kay neemt het niet aan, EL blijft er mee zitten, waar
moet het heen) 
Wil je er iets over-

Kay:
-Nee. (even stil)

EL:
Voor paniek, ben je, eh best rustig.

Kay:
Nou. Hier is het veel dingen maar niet rustig.

EL
Misschien even ademhalen?

Kay:
Ja.

(stilte, weten echt even niet wat)

EL:
Het is best, besmettelijk.

Van Wieringen is bovendien een zeer zorgvuldig schrijver. Elke komma en elk beeld wordt met precisie gekozen en met oog en oor voor de interactie tussen tekst, subtekst en handeling, en met kennis van de adem die voor de succesvolle overdracht op een podium nodig is. Poëtisch dus, in de positieve zin, een extra kwaliteit van dit stuk waarin je beslist de dichter die zij ook is, herkent.

Kay:
Nee, ga alsjeblieft door, met zeggen wat je ziet. Ik wil
het weten, wat je ziet.

Maar, zult u denken, hoe zit het nou met dat klimaat? Hoe verbindt Van Wieringen het verhaal van deze ontluikende liefde aan een betoog over klimaatverandering. Wat kunnen die twee gemeen hebben?

Allereerst, is dat via de thematisering van gedrag (vandaar onder meer de ondertitel: acts of love). EL heeft de liefde veel te vaak gezien als ‘een vluchtauto’. Zijn manier van liefhebben staat daarmee symbool voor begrippen als consumptie, snelle lustbevrediging en gebrek aan reflectie op het eigen gedrag. De typische Westerse consument als het ware. Kay, die eigenlijk met de liefde was gestopt en dat hele fenomeen het liefst van veilige en verheven distantie beschouwt, staat voor de intellectueel (of de kunstenaar wellicht?) die zich losgezongen heeft van de geleefde werkelijkheid, en die vanuit de ivoren toren van de analyse de eigen rol in de bestudeerde problematiek vergeet.

Om ervoor te zorgen dat zij geen van beiden in hun oude gedrag terugvallen, spreken ze aan het eind van de eerste akte af om elkaar eerst nog maar eens opnieuw te ontmoeten. Zo kan El niet vluchten voor zijn verdriet en is er voor Kay ook geen fenomeen, want (nog) geen relatie om met distantie te bestuderen. Zo komt Van Wieringen tot een cyclus van vijf aktes, achtereenvolgens getiteld herfst, winter, lente, zomer en herfst, waarin er steeds opnieuw, en steeds iets anders, kennis wordt gemaakt.

Deze structuur die is gekoppeld aan de seizoenen, komt voort uit Van Wieringens centrale gedachte over klimaatverandering en hoe wij daarop zouden moeten reageren. Ik citeer:

Kay:
Het economisch denken dat we nu hanteren ontstond
rond 1600. Daarvoor hanteerden we een heel ander
systeem. Het was een gelijkmatig en stabiel, cyclisch
economisch model. Met de seizoenen mee. Dat
veranderde in het huidige dat zich juist baseert op
eeuwigdurende groei door exploitatie. En je hoort
eigenlijk meteen: Ohja, dat gaat dus niet: eeuwigdurende
groei. Geen plant die eeuwig groeit. Wat je gelijktijdig
ziet is dat kolonialisme zich begint te verbreiden. VOC
enzovoort. Want die grondstoffen voor die eeuwige
groei moeten natuurlijk ergens vandaan komen.
Uitbuiting van arbeidskrachten, van mensen, slavernij,
gaat gelijk op met uitbuiting van aarde. Roofbouw.
Met snelle rijkdom voor een select groepje tot gevolg.
En dan natuurlijk onderdrukking en geweld om deze
ongelijkheid te beschermen.

(…)
Simpel gezegd: van gelijk en cyclisch zoals de seizoenen,
naar alsmaar durende groei door exploitatie.

Dit nu, is allereerst een onjuiste voorstelling van zaken. Zeker, het kapitalisme nam een grote vlucht zo rond 1600, met alle gevolgen van dien, maar wie doet alsof er voor die tijd geen sprake was van slavernij, uitbuiting of roofbouw, van kolonialisme of wat ook, heeft zijn geschiedenislessen niet op orde. Alsof het rijk van Alexander de Grote, van Djengis Khan, alsof de bloei van het klassieke Griekenland of van Rome niet ook deels of geheel op dergelijke fenomenen waren gestoeld.

Natuurlijk, er spreekt een personage en wat een personage zegt, hoeft niet de mening van een schrijver te zijn. Natuurlijk, dit is fictie en geen essay, dus je mag de werkelijkheid buigen naar het doel van je tekst maar inhoudelijk komt er in het stuk geen enkel weerwoord en als je die gedachte van seizoenencycli vervolgens bepalend voor de structuur van je tekst laat zijn, als je vertelling aangeeft dat we in de liefde misschien ook moeten kiezen voor gelijkmatigheid in plaats van exploitatie of van de vlucht vooruit, dan mag je als lezer gevoeglijk aannemen dat hier de schrijver aan het woord is. En dan resteert als resultaat van haar kritische onderzoek, een onjuiste voorstelling van zaken.

Daarnaast is het zo dat die paradijselijke wereld van voor 1600 natuurlijk helemaal niet paradijselijk was, maar een met ziekte, honger en ontbering. En vooral is het zo dat die wereld in zijn essentie helemaal niet verschilt van de wereld van nu. Dat dit misschien zo lijkt, is enkel een kwestie van schaal, van tijd en van uiterlijke verschijningsvorm. In zijn boek Duistere Ecologie betoogt Timothy Morton dat de mens al sinds het begin van de landbouw in Mesopotamië, al 12.000 jaar dus, vastzit in een veel grotere destructieve cyclus dan zoals Van Wieringen die schetst. Namelijk de cyclus van de agricultuur of van zoals hij het noemt: de agrilogistiek. Het is juist de landbouw (en juist de knechting van de dieren die daarbij hoort) die aan basis van klimaatverandering staat. En die agricultuur met zijn dwingende logistiek en daaruit volgende dwingende logica stond ook toen al aan de basis van onze cultuur en de inrichting van onze economie. Er is geen verschil en er is dus geen terug. Was het maar zo eenvoudig.

Dit punt van kritiek valt mij des te zwaarder omdat ik het een verademing vind om een stuk in handen te krijgen dat zo zorgvuldig gecomponeerd is. Een tekst waarin vorm en inhoud zo’n innige relatie met elkaar aangaan, een die de centrale gedachte van de tekst onderbouwt terwijl er zich tegelijkertijd, alsof het niks was, ook een meeslepende vertelling over de liefde, en een ode aan het denken tot stand komt. In dat licht vind ik het oprecht jammer dat ik het met de centrale gedachte van Van Wieringen echt niet eens kan zijn. Zelfs in deze periode van acute crisis is de werkelijke situatie waarin de mensheid zich bevindt ‘… erger dan je denkt…’ aldus David Wallace-Wells in De Onbewoonbare Aarde, ‘ …veel erger.’

Terugkeren naar 1600 is een romantisch wensbeeld dat simpelweg niet is opgewassen tegen alle reeds onomkeerbare effecten van klimaatverandering, laat staan trouwens tegen de gevolgen van vier eeuwen bevolkingsgroei. Het is niet goed genoeg omdat, aldus Timothy Morton, de agrarische cyclus the original sin van de mensheid is en dus juist aan de basis van het komende onheil ligt. Maar ook omdat ik denk dat Tony Kushner gelijk heeft als hij in Angels in America bij monde van Belize zegt:

Zo zit de wereld niet in elkaar, Prior. Hij draait enkel vooruit.

Lees hier onze recensie van de opvoering van All Over – acts of love door Toneelgroep Oostpool en ICK Amsterdam. De tekst is uitgegeven en verkrijgbaar op de website van auteur Hannah van Wieringen.