De oproep tot ‘dekolonisering’, nog versterkt door de Black Lives Matter-beweging, heeft een nieuw politiek bewustzijn gecreëerd, ook in de kunsten. Dat bewustzijn heeft meer radicale perspectieven op de koloniale en postkoloniale geschiedenis geopend. Een periode van ‘witte zelfgenoegzaamheid’ is definitief voorbij. (meer…)
Na Gender (2017) en Game over (2019) is GOD? de derde toneeltekst die Magne van den Berg schreef voor de trailervoorstellingen voor jongeren die Toneelgroep Oostpool en Theater Sonnevanck jaarlijks produceren. Voorstellingen die ten minste twee gemene delers hebben: het zijn korte stukken (ze passen in één lesuur) en ze handelen over precaire thematieken die nauw aansluiten bij de belevingswereld van jongeren.
In GOD? – veelzeggend met een vraagteken op het eind – onderzoekt Van den Berg de impact van (uiteenlopende) religies op het leven van jongeren. Dat vraagteken staat niet alleen voor de verschillen van haar personages – als er al een God is, is die niet voor iedereen hetzelfde – maar staat, breder aangevlogen, voor wat bezig zijn met het geloof voor haar personages betekent: twijfelen, exploreren, je ertoe verhouden. Het vraagteken bevraagt religie, in plaats van dat het religie als een antwoord presenteert. Precies dat is wat Van den Berg met deze toneeltekstdoet: onderzoeken. En precies dat is waarom deze toneeltekst zo relevant is.
GOD? heeft drie personages: jongeren van zo’n jaar of zestien á zeventien, gezien de onderwerpen waar ze over praten. De drie letters die de personages aanduiden – A, Q en T – corresponderen met de voornamen van hen die het stuk in de coproductie van Theater Sonnevanck en Toneelgroep Oostpool gaan spelen: Ayisha (Siddiqi), Quiah (Shilue) en Tommie (Kinneging).
Eerst even over de taal. Die is in dit stuk vintage Magne van den Berg: korte, ritmische zinnen met weinig interpunctie, waarmee ze een groot gevoel voor muzikaliteit aan de dag legt. Haar toneelteksten zijn vaak óók composities, waarin ze op zoek gaat naar de klankkleur die achter emoties ligt: zoals verongelijktheid soms in een nukkig herhalen van woorden zit, twijfel zich kan uiten in lange monologen zonder duidelijk begin of eind, en een afwijzing meestal niet binnenkomt tijdens de woorden, maar in de stilte die eraan voorafgaat – zoals hier:
A
kijk niet zo(Ze zwijgen)
T
je wil me niet als vriendje hè
Van den Berg verknoopt de grote abstracties waar GOD? over handelt aan alledaagse onderwerpen die ontsproten zijn uit de leefwereld van haar personages: huiswerk, vriendjes, drinken, toetsen – onderwerpen die daardoor een enorme lading subtekst krijgen. In de openingsdialoog beklaagt T zich bij zijn vriendin Q over het feit dat A ineens niet meer met hem uit wil. Maar al snel blijkt dit veel meer dan een huis-tuin-en-keuken-puberdrama; het zijn de drijfveren achter A’s beslissing die T dwarszitten – die voortkomen uit haar religie – en die de personages aanzetten tot een kritisch (zelf)onderzoek naar zingeving en geloof. Dat belichten ze alle drie vanuit hun eigen perspectief: A is moslim, Q is protestants en T is atheïst.
Een belangrijke verhaallijn in GOD? vormt de potentieel onmogelijke (en daardoor natuurlijk extra aanlokkelijke) relatie tussen T en A, die T in aanstekelijke verliefdheidsnaïviteit voor even zelfs doet overwegen zich te bekeren tot de islam. Dat levert interessante dialogen over zingeving en overgave op. Het prettige van de flapuit T is dat hij zijn gesprekspartners kan overvallen met eerlijke vragen die een ander waarschijnlijk ingeslikt zou hebben.
Simultaan aan deze verhaallijn ontvouwt zich het verdriet van de protestantse Q, wier neefje op vierjarige leeftijd is overleden. De twijfel die die gebeurtenis in haar geloof heeft geslagen, boezemt haar grote angst in.
Q
ik ben heel bang om mijn geloof los te laten, maar ik wil niet geloven uit angst, ik wil geloven uit overtuiging maar aan de andere kant als God bestaat dan laat hij toch geen kleine kinderen doodgaan, mijn neefje was vier, die had nog niks verkeerd gedaan, dat kan toch niet, als dat Gods wil is… maar aan de andere kant… als ik niet meer in hem geloof, wat dan, wat is er dan, dan is er niks, (ze huilt)
De verschillende (opvattingen over) religies en hun eigen twijfels, zetten de verhoudingen tussen de personages onderling en die tussen de personages en hun eigen geloof op scherp. Een aantal belangrijke voorwaarden voor geloof – door Q en T benoemd als ‘overgave, vertrouwen en overtuiging’ – blijken in de praktijk lang niet zo evident of eenvoudig.
Het mooie is dat Van den Berg haar personages, ondanks hun uiteenlopende levensovertuigingen, per saldo met dezelfde dilemma’s laat kampen. Daarmee toont ze dat we ondanks grote verschillen aan de buitenkant, meer op elkaar lijken dan je misschien zou denken. Echte vriendschap (of verdraagzaamheid) vind je niet in dezelfde antwoorden, maar in het stellen van dezelfde vragen, lijkt ze hiermee te willen zeggen.
In vorm vertaalt zich dat bovendien expliciet in de epiloog – waarin ze, heel effectief, het onderscheid tussen de personages ineens achterwege laat; deze monoloog, die onderstaande conclusie in zich huist, komt uit hen alle drie en uit hun gezamenlijk onderzoek voort:
Eigenlijk geloven we allemaal wel ergens in
Van nature
Er zijn dus veel minder verschillen tussen ons dan we denken
Van den Berg gaat gevoeligheden niet uit de weg. T’s veelvuldig afgeven op religie of vrouwen in niquaab (‘kutgod’, ‘kutniqaab’) zal bij opvoeringen ongetwijfeld heftige (en verdeelde) reacties ontlokken bij het jonge publiek.
Dit stuk kan kortom weleens interessante nagesprekken (en gesprekken naderhand) opleveren, zowel binnen de doelgroep als daarbuiten. Want net als bij het ook al zo sterke Game Over toont Van den Berg dat de onomwonden taal en de proactieve nieuwsgierigheid die ze aan personages meegeeft, leiden tot integere, relevante exploraties van thema’s die niet voorbehouden zijn aan jongeren, en over de hele breedte van de samenleving spelen.
Interessant is bovendien dat het personage T – onder meer omdat hij een puber is, met alle onzekerheden en nieuwsgierigheden van dien – te allen tijde de sympathie blijft behouden. Maar als ik me bij bepaalde fragmenten probeer voor te stellen dat het een dialoog tussen volwassen mensen is, zou T vaak ineens een ongevoelige, botte hork zijn. Dat is vreemd: enerzijds heb ik na het lezen van GOD? sterk het gevoel dat volwassenen iets kunnen leren van de onbevangenheid en de eerlijkheid waarmee de jongeren in dit stuk gevoelige kwesties aanvliegen, anderzijds zitten er wat mij betreft bij volwassenen dus blijkbaar ook grenzen aan die onbevangenheid. Precies die complexiteit zit het daadwerkelijk bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen vermoedelijk vaak danig in de weg.
Eén van de grootste kwaliteiten die Van den Berg haar jeugdige personages toedicht, is hun vergevingsgezindheid: iemand mág de plank misslaan, zich door emoties laten meevoeren, dingen zeggen die je niet had moeten zeggen en er vervolgens op terugkomen. Sterker nog: dat is misschien wel een voorwaarde om niet alleen náást elkaar in verschillen te leven, maar ook mét elkaar.
GOD? van Magne van den Berg gaat op 6 maart 2020 in première bij Toneelgroep Oostpool en Theater Sonnevanck, in regie van Timothy de Gilde.