De mededeling van het toneelpersonage Jon tegenover zijn vriendin Louise kan niet eenvoudiger zijn: ‘Ik loop met het idee om hier weg te gaan.’ In alle spaarzaamheid en karigheid van taal, een van de kenmerken van het toneeloeuvre van Magne van den Berg (1967), is dit desalniettemin een uiterst complexe zin, in elk geval zó complex dat hij een hele toneeltekst en dus ook een voorstelling kan dragen. (meer…)
Virtuositeit en theaterschrijfkunst gaan niet of zeer zelden samen. Het aanbod van nieuw Nederlandstalig teksttoneel is groot en rijk, maar naar brille en stilistisch vernuft, barokke taal en overvolle dialogen zoeken we vergeefs bij het werk van wat je ‘de Hollandse School’ zou kunnen noemen. Het is alsof met het werk van Judith Herzberg, Marianne Boyer, Rob de Graaf en Lot Vekemans een toon is gezet waarin het minimaal aantal woorden een maximaal theatraal effect sorteert. Teksten zijn als halfedelstenen: ze bestaan op het papier, maar worden voltooid in de theaterzaal. ‘De acteurs vullen aan wat de tekst verzwijgt’, luidt de poëtica van deze toneelschrijfstroming. Maar dat soms al te ingetogen landschap veranderde op slag met De eeuw van mijn dochter (2007), de eerste theatertekst van dichter, graecus, essayist en romancier Ilja Leonard Pfeijffer (1968).
Sinds zijn debuut, dat werd uitgebracht in het Theater aan het Spui door Annette Speelt in de regie van Anny van Hoof, schreef Pfeijffer zo goed als jaarlijks een toneelstuk, een muziektheatertekst, een libretto, bewerking van een klassiek drama of een videotekst, voor zowel Nederlandse gezelschappen als voor twee Italiaanse groepen uit zijn huidige woonplaats Genua. Onder de titel De veelstemmige man. Verzameld toneelwerk 2007-2020 zijn alle teksten bijeengebracht, chronologisch geordend.
Pfeijffer moet er niets van hebben, van suggestieve stiltes, witregels en nog meer witregels, zinnetjes met de lengte van slechts één woord. Met een turbulente schrijfstijl, vaak vol literaire stijlmiddelen als rijm, binnenrijm, assonantie, kortom, het hele arsenaal dat deze stilist ter beschikking staat, creëert hij eerder een universum van taal dan een toneeluniversum. En er is veel meer: Pfeijffer combineert zijn retorische brille en vaak duizelingwekkende literaire verwijzingen met hedendaagse, actuele onderwerpen als #metoo, het politieke klimaat onder Balkenende, de kapitaalgraaiers en durfinvesteerders, de artistieke wereld.
Hij zit bovenop de tijdgeest én doet daarvan verslag in gebeeldhouwd proza, dat op het eerste gezicht vooral leesproza is maar dat uitermate geschikt is voor theater. Maar dan moet je als lezer enkele stappen zetten: Pfeijffers uitgangspunt is niets anders dan wat Shakespeare en Vondel ook al betoogden: het leven is een toneelstuk, de mensen zijn figuranten en acteurs, ieder is een speler, ieder vertolkt een rol. Vanaf het eerste stuk tot en met het laatste, over de #metoo-beweging dat De aanzegster (2020) heet speelt hij met deze metafoor.
De ‘veelstemmigheid’ van zijn theaterwerk uit zich in een keur aan onderwerpen die hij aansnijdt. In zijn bewerking van Shakespeares Romeo en Julia (2013) ontleent hij zijn inspiratie aan het digitale tijdperk waarin we leven. Hij brengt de computerwereld met <searching> en <restart system> het romantische blijspel binnen, en het werkt. De strijd tussen de Montegues en de Capulets met het liefdesduo als triest slachtoffer. Er staat pure lyriek in, zoals deze regels die passen bij de dood van Julia: ‘De dood is op dood een adequaat antwoord./ Er bestaat geen hemel./ Maar in elk geval zullen we er samen niet zijn.’
Ook Blauwdruk voor een nog beter leven (2014) is een bewerking, ditmaal van Design for Living van Noël Coward. Het stuk speelt zich af in artistieke kringen met als belangrijkste personages een fotografe, kunstschilder, theater- en filmregisseur en een executive manager van een grote bank. Kunst en geld, daarom draait het. De kunstenaar kan van zijn werk niet leven en dat brengt hem in een ingewikkeld dramatisch conflict of hij zijn ziel nu wel of niet aan de financiële duivel moet verkopen. In snelle, flitsende dialogen tekent de auteur een onttakelde, vervreemdende wereld van kunst als het kwetsbaarste dat er is en het grote bankgeld als de eeuwige overwinnaar.
Twee teksten zijn echt groots te noemen en zijn terecht bekroond met toneelschrijfprijzen: De advocaat (2017) en Noem het maar liefde (2018). Met De advocaat opent zich de malafide en grote-jongens-onder-elkaar-wereld van het Amsterdamse kantoor Moszkowicz Advocaten. Het is een toonbeeld van hedendaags theater, want Pfeijffer vangt in het stuk de Werdegang van een advocatenkantoor waarin zelfs topcrimineel De Neus, alias Holleeder, een doortrapt-sympathieke rol speelt. Een van de beste acteurs die Pfeijffer zich kon wensen bij Toneelgroep Maastricht, waar het stuk in de regie van Michel Sluysmans in première ging, was Porgy Franssen als Bram Moszkowicz. Een taalgevoelige acteur die bezieling én gestalte kon geven aan Pfeijffers inzet dat ook de advocatuur en ook de rechtspraak niets dan een toneelspel is. Zinnen als deze over de metafoor van het theater zijn op bijna elke bladzijden van de duizend te lezen: ‘De advocatuur is theater. (-) Een topadvocaat ensceneert de werkelijkheid tot een gloednieuw, zinderend spektakel dat meesleept en overtuigt vanwege zijn eigen interne logica. De rechters komen binnen, het publiek gaat staan, het zaallicht dimt, het doek gaat op…’
Met behulp van de klassieke wetten van de retorica, met behulp van Aristoteles’ verhandeling de Poëtica en verrukkelijke Nederlandse rederijkerij uit de 17de eeuw schept Pfeijffer een theatraal spiegelpaleis, actueel en vol humor, plat en verheven tegelijk, aards en vol poëzie. Hoogtepunt van dit paleis is De aanzegster. Een tragedie in twee bedrijven (2020) over de #metoo-beweging waarin geen andere waarheid bestaat dan die van de leugen, het verraad en het liegen, totdat iedereen door het leugen-virus is aangetast.
Arminia Lulu, een bekend actrice (haar achternaam is een verwijzing naar het befaamde verleidingsstuk Lulu van Frank Wedekind) zegt aangerand te zijn door producent Donald Krinzfield, de machtigste man van Hollywood in wie we met gemak Harvey Weinstein herkennen. Zij doet haar verhaal voor de tv, maar kort daarop doet een heel jonge acteur, Jimmy Pippin, zijn verhaal voor dezelfde talkshow: hoe híj op zijn beurt werd aangerand door actrice Lulu. Wat volgt is een pijnlijk relaas over hoe we verlangen naar waarheid, maar dat we nooit de waarheid zullen vinden: er is altijd een andere waarheid die opduikt, ons opgedrongen door anderen.
Arminia Lulu meent het goede te doen door haar bekentenis wereldkundig te maken, maar de gevolgen blijken fataal. Een leestekst, zeker, en beslist ook een brandend actueel toneelverhaal over de seksuele mores van onze tijd, waarin macht en seks met elkaar zijn vervlochten. Tot slot een citaat uit De aanzegster, dat werd geschreven voor het Antwerpse Theater Zuidpool. Aan het woord is Arminia: ‘Ik ben actrice right? Ik ben eigenlijk nooit iets anders geweest in mijn leven dan actrice. Mijn hele leven lang heb ik geacteerd dat ik iemand anders was dan ik ben. (-) Als ik nu doorga met het spelen van de rol dat er niets is gebeurd en dat ik jaren geleden niet meermaals door Donald Krinzfield ben misbruikt, dan ga ik een toekomst tegemoet die mij de ene rol na de andere biedt, maar dan raak ik mezelf definitief kwijt.’ Scherper kan deze tragedie over het toneelspelen als levensnoodzaak én als levensondergang niet geformuleerd worden.
De veelstemmige man. Verzameld toneelwerk 2007-2020 van Ilja Leonard Pfeijffer is uitgegeven door de Arbeiderspers, 1072 pagina’s, 55 euro. Lees hier onze recensies van de opvoeringen van zijn stukken.