Het is een van de meest legendarische toneelteksten, een rijk spel van taal, een feest van associaties, woordspelingen, metaforen. Oorspronkelijk schreef dichter Dylan Thomas uit Wales (1914-1953) dit ‘stemmenspel’ voor de Britse radio BBC, later kwamen er toneelvoorstellingen van, een film (1972) en een televisiedrama (2014). Dit gaat over Under Milk Wood, uit 1954. Thomas noemde zichzelf niet een dichter maar een freak user of words, een ‘exuberant gebruiker van woorden’. Maar ‘freak’ betekent meer: grillig, excentriek, soms ondoorgrondelijk. Dat geldt in hoge mate voor deze ‘Play of Voices’, dit stuk schitterend van taal. 

In 1957 bracht de Nederlandse Comedie in de Amsterdamse Stadsschouwburg de première van dit hoorspel, in de regie van Han Bentz van den Berg met de toenmalige sterrencast van het gezelschap. De vertaling was van Hugo Claus, destijds nauw verbonden met het theater en een van de initiatiefnemers van het Auteurstheater. De vertaling werd lovend ontvangen. David Koning schreef in het Haarlems Dagblad (18-11-1957): ‘Het is een geweldige verdienste van Hugo Claus dat hij er bij de onmogelijk lijkende vertaling van de met oerkracht geladen taal in slaagde volkomen heldere, onmiddellijk aansprekende equivalenten te vinden, concreet en emotioneel, diabolisch bezeten of grotesk, met behoud van het authentieke ritme.’ H.A. Gomperts berichtte in Het Parool (18.11.1957) dat ‘de vertaling van Hugo Claus vrijwel op dezelfde hoogte (staat) als het origineel.’

Nu, ruim zestig jaar na Claus’ vertaling, verschijnt van Erik Bindervoet een nieuwe, hedendaagse vertaling. Bindervoet vormt samen met Robbert-Jan Henkes een eigenzinnig vertalersduo, verantwoordelijk voor nieuwe versies van Finnegans Wake en Ulysses van James Joyce, de Liedteksten van Bob Dylan en de uitgave Alle 214 goed. The Beatles in hun liedjes.

Under Milk Wood kent geen plot. Een alom aanwezige verteller nodigt de luisteraars uit te luisteren naar de dromen, heimelijke verlangens, erotische fantasieën en intieme gedachten van de bewoners van het fictieve stadje Llareggub in een baai aan de kust van Wales. Deze verteller opent het stuk als Eerste Stem. In de loop van de vele jaren dat Thomas eraan werkte, passeerden meerdere titels de revue, zoals  The Village of the Mad, The Town that was Mad en Llareggub Hill.

De stad der dwazen, dus, en dwaas, dol, dat is dit Llareggub. De bewoners zijn dol van de lente die aanbreekt en hen overvalt gedurende de korte tijd van het luisterstuk, een dag en een nacht. Het aantal personages is groot, bijna vijftig. Thomas geeft zowel een stem aan de levenden als de doden, de ‘verdronken’ zoals ze heten. In Nederland krijgt het stuk, aldoor in de vertaling van Claus, met enige regelmaat een opvoering, in 2009 tijdens het Zeeland Nazomer Festival met acteur Jan Decleir en regisseur Koen De Sutter. Deze locatievoorstelling werd gespeeld op een reusachtig plankier dat op de Schelde was gebouwd, een perfecte plek met het ritmisch ruisende water tijdens de uitvoering.

Nu terug naar beide vertalingen. Claus geeft als toelichting op zijn vertaling: ‘In mijn equivalenten heb ik minder gezocht naar een gelijklopende, Nederlands-aandoende beeldvorming, dan naar een zo getrouw mogelijke vertaling.’ Dat is opmerkelijk: Claus wilde dus een zo trouwe vertaling. Op het achterplat van Onder het Melkbos noteert Bindervoet dat het zestig jaar na Claus’ vertaling ‘de hoogste tijd (is) voor een nieuwe: een eigenzinnige, eigentijdse vertaling die klopt en vloeit, met behoud van poëzie, spreektaligheid, woordspel en humor.’ Over het spanningsveld tussen een vrije en een getrouwe vertaling staat er niets.

Uit de toelichting op zijn vertaling laat Bindervoet zich kennen als een nauwkeurig lezer met een grondige kennis van het Engels en het Welsh, plus een ongekend arsenaal aan secundaire literatuur. Ik heb beide vertalingen naast elkaar gelegd en hardop gelezen. Dan valt meteen op: afgezien van een hoogst enkele uitzondering is geen woord gelijk, geen zinswending dezelfde, tot aan de plaats van handeling en de titel toe.

Waarom vertaalt Bindervoet Under Milk Wood als Onder het Melkbos? Het fictieve stadje ligt onder een beboste kaap, aan de voet van Sint Johns-heuvel. Hier grazen koeien, vandaar de associatie met ‘melk’. Het was een plek voor vrijers en vrijages. Dit bos was daarvan het trefpunt, vandaar eerder ‘bos’ dan ‘woud’. De naam Llareggub laat Claus onvertaald, maar Bindervoet zegt dat we het achterstevoren moeten lezen, een palingram, en dan onthult de naam zijn werkelijke betekenis: bugger all ofwel ‘geen ruk, geen reet, geen malle moer, geen ene sodemieter’, zeer toepasselijk voor een provinciaal stadje waar niets te beleven valt en niets gebeurt. Vandaar dat bij Bindervoet de plaats van handeling Teerneeg is. Zoals gezegd: nauwelijks een enkel woord is hetzelfde vertaald. Neem de openingszin: ‘To begin at the beginning’. Claus: ‘Om te beginnen bij het begin.’ Bindervoet: ‘Om bij het begin te beginnen.’

Dan de tweede zin, eerst het origineel:

‘It is Spring, moonless night in the small town, starless and bible-black, the cobblestreets silent and the hunched, courter’-and-rabbits’ wood limping invisible down to the sloeblack, slow, black, crowblack, fishingboat-bobbing see.’

Dit is geweldige poëzie met alle stijlfiguren en literaire middelen die erbij horen: herhaling, ritme, binnenrijm, beginrijm, eindrijm. In enkele woorden evoceert Thomas het stadje. Claus herdichtte aldus:

‘Het is lente, nacht zonder maan in de kleine stad, zonder ster en bijbelzwart, de stille straten en het gekromde vrijers- en konijnenwoud hinken onzichtbaar naar de sleezwarte, trage, zwarte, kraaizwarte, sloepdobberende zee.’

Het ingewikkeldste woord is ‘sleezwart’, sloeblack in het Engels. Wat is dat? Opmerkelijk is dat ook Bindervoet ‘sleezwart’ vertaalt, en als toelichting geeft hij: ‘Vertalen is roeien met de riemen die ons zijn afgenomen.’ Hij houdt zich aan het stijlmiddel van de paragram, ofwel opeenvolgende woorden die maar een klank of letter verschillen, kijk naar het origineel: sloeblack, slow, black, crowblack. Bindervoet geeft eerlijk toe dat je met alliteratie een heel eind komt, maar ‘ideaal is het niet’. In elk geval zijn beide vertalingen treffende voorbeelden van Thomas’ irrationele woorddronkenschap en zijn talent voor verklanking van zinnelijke indrukken.

Bindervoet:

‘Het is lente, maanloze nacht in het stadje, sterloos en schriftzwart, de kasseistraten stil en het gebochelde vrijers-en-konijnenbos strompelt onzichtbaar omlaag naar de sleezwarte, slome, zwarte, kraaizwarte, vissersbootschommelende zee.’

Bij Claus zet de alliteratie van ‘sleezwart’ en ‘sloepdobberend’ zich voort, bij Bindervoet niet. Maar bij hem zijn ‘sleezwarte, slome’ wel weer allitererend. Fijn detail is dat de Vlaming Claus niet ‘kasseistraten’ vertaalt, Bindervoet bezigt wel dit zo Vlaamse woord. Bij Claus is bible-black terecht ‘bijbelzwart’. Bindervoets ‘schriftzwart’ zou in principe kunnen, want de Heilige Schrift staat ook voor de Bijbel, maar ik mis daarbij de associatie met de biblebelt en de zwarte kousen kerk.

Elke woord, elke bladzijde en elke claus nodigt uit tot vergelijken. Soms wint Claus, als je het tenminste als een wedstrijd ziet, soms wint Bindervoet. Nog een enkel citaat: Thomas geeft in de volgende alinea een lijst van de inwoners van de kleine stad.

Claus:

‘de boeren, de vissers, de handelaars en gepensioneerden, schoenlapper, schoolmeester, postbode en herbergier, de lijkbidder en de minnares, dronkelap, naaister, predikant, politieman, de zwempotige mosselwijven en de zindelijke huisvrouwen’

Bindervoet:

‘de boeren, de vissers, de winkeliers en gepensioneerden,  schoenmaker, onderwijzer, postbode en kastelein, de begrafenisondernemer en de lellebel, zuipschuit, kleermaakster, predikant, politieagent, de zwempotige kokkelvrouwen en de keurige echtgenotes’.

Het is reuze spannend. Bindervoet wil een eigentijdsere vertaling, dat bereikt hij met ‘onderwijzer’ in plaats van ‘schoolmeester’ en ‘lellebel’ in plaats van ‘minnares’. Maar ‘lijkbidder’ in plaats van ‘begrafenisondernemer’ is me toch liever. Bindervoet gaat in zijn toelichting diepgaand in op zijn vertaling en vooral ook op de verschillende bronteksten en edities die hij gebruikt. Dat deed Claus niet, er staat alleen bij copyright: ‘Oorspronkelijke title Under Milk Wood’, zonder uitgeverij. Vrijwel zeker was dat de editie van 1954: Under Milk Wood. A Play for Voices, met een voorwoord en toonzettingen van Daniel Jones.

Bindervoet had de mogelijkheid uit latere edities te putten, zoals Under Milk Wood. The Definitive Edition uit 1995 en die uit 2000, alletwee bezorgd door Walford Davies en Ralph Maud. Ook maakt hij gebruik van de radio-opnamen van Dylan Thomas en verwijst hij in de lijst van geraadpleegde werken naar de vertaling van Cornelis W. Schoneveld uit 2015.

Voor literatuurliefhebbers en lezers verzot op briljant taalspel is de Onder het Melkbos een geweldig avontuur, een rijke aanvulling op Ulysses en Finnegans Wake. Als toneeltekst – want daar gaat het hier tenslotte om – heb ik toch een lichte voorkeur voor Onder het melkwoud. Dat bewijst zich vooral als je de teksten hardop leest: Claus’ vertaling is nadrukkelijk geschreven met een oor voor toneelstemmen.

Nu deze vertaling van Bindervoet er is, blijft een mooi toneelidee over, misschien voor een gezelschap als ’t Barre Land of de Theatertroep: een toneelavond verzorgen waarin de ene stem klinkt in Claus’ woorden en de andere in die van Bindervoet, om beurten: ‘Om te beginnen bij het begin’ en ‘Om bij het begin te beginnen’, en zo alsmaar door totdat aan het slot de Eerste Stem de laatste woorden heeft en bij Claus rept over ‘het woud, plots door de wind geschud, springt wakker voor de tweede donkere keer in deze ene lente-dag’. Bindervoet hertaalt ‘dat plotseling door de wind opgeschudde bos wordt voor de tweede donkere keer op deze ene Lentedag tot nieuw leven tot nieuw geluid gewekt.’ Zonder meer prachtig, deze laatste regels over het bos, dan wel woud.

Dylan Thomas: Onder het Melkbos. Een stuk voor stemmen. Vertaald en toegelicht door Erik Bindervoet. Uitgeverij Athenaeum