A Seat at the Table, geschreven door Saman Amini en Nima Mohaghegh in samenwerking met Ward Kerremans, Yannick Jozefzoon en Werner Kolf, zit bomvol met emotie. Zonder om de hete brij heen te draaien, worden er op basis van eigen ervaringen zware en belangrijke thema’s aangekaart. Bewust en onbewust racisme in Nederland worden van alle kanten belicht: in twaalf scènes en vier liedjes volgt de lezer de verschillende personages tijdens confrontaties met hokjesdenkers, grappenmakers en ondoordachte vooroordelen.

In het eerste gedeelte van de tekst worden op flink tempo nieuwe personages geïntroduceerd, waarbij elke scène een andere schrijnende situatie toont, beginnend met een gesprek tussen Kwame en zijn therapeut. In het tweede gedeelte van het stuk gaat het tempo wat omlaag en krijgt de lezer de kans om langer mee te kijken met Kwame. Er worden in totaal vijf therapiesessies met Kwame beschreven. In de eerste sessies heeft Kwame een hoop opgekropte woede die hij niet los kan laten.

ROBIN
Dat kan ik me voorstellen…
KWAME
Wat kunt u zich voorstellen?
ROBIN
Nou dat…
KWAME
Wat zegt u eigenlijk!? U kunt beweren dat ik hulp nodig heb, u kunt zeggen dat ik een probleemgeval ben of dat het niet oké met mij gaat, maar jij gaat mij toch niet vertellen dat jij je kan vertellen wat ik mee maak. Waar haal jij het lef vandaan?

Kwame begint met het houden van afstand, door ‘u’ te zeggen, maar op het moment dat het onderwerp hem echt raakt, gaat hij over op ‘jij’. Dit is kenmerkend voor de dynamiek van A Seat at the Table: op het moment dat de tekst raakt aan de dieperliggende problemen, wordt overgegaan op een pakkend taalgebruik dat recht uit het dagelijks leven komt en vervolgens direct het hart in gaat. Stoer, maar ook kwetsbaar.

In het stuk wordt veel en kritisch gereflecteerd op hoe de Nederlandse taal in elkaar steekt: ‘Alles met zwart erin is altijd kut! […] alles met wit in onze taal is dan weer zuiver, onbevlekt en onschuldig. Prima, maar wat moet dat doen met iemand van 12 jaar, die getint is en op deze manier onze taal leert kennen.’ In de taal ligt al een oordeel besloten. De omgang met niet traditioneel Nederlandse namen wordt ook meerdere keren op doeltreffende wijze onder handen genomen, zoals Achraf, die van zijn werkgever te horen krijgt: ‘Het is net niet alledaags genoeg. En het zou potentieel cliënteel kunnen afschrikken.’ Wanneer hem gevraagd wordt om dan de naam Jan, of Willem of Pieter te gebruiken, wordt hier nog een schepje bovenop gedaan door hem de illusie van een vrije keuze toe te kennen: ‘Je mag zelf kiezen.’

In 2017 richtten Amini en Mohaghegh de stichting Black Sheep Can Fly op, waarmee ze films en theater maken waarbij de waarheid centraal staat. Mohaghegh studeerde aan de filmacademie in Amsterdam en Amini aan de Toneelacademie in Maastricht, waarvan de invloeden terug te zien zijn in hoe de tekst op de pagina is beland. Wanneer personages hun verhaal weer hervatten na een stilte of een handeling staat er bijvoorbeeld ‘CONT’D’ achter de naam van het personage, net als in een filmscript. De dialogen worden afgewisseld met liedjes, een methode die Amini bij zijn voorstelling Samenloop van omstandigheden ook al toepaste. Deze intermezzo’s zorgen voor wat lucht in de tekst, zonder dat ze afdwalen van het onderwerp.

Op intelligente wijze gaan Amini en Mohaghegh om met de juxtapositie van ogenschijnlijke tegenstellingen, zoals verschillende nieuwsberichten die dezelfde gebeurtenis op een totaal andere manier weergeven, of Kwame en Kwasi die beiden zo’n andere manier hebben van omgaan met discriminatie dat ze elkaar verwijten gaan maken. Er wordt voortdurend gespeeld met het idee dat er niet één waarheid bestaat, maar dat er enorme grijze gebieden zijn – Mohaghegh noemt dit in een interview met Het Parool grensgebieden – waarin onduidelijk is wat juist is. Door de herhaling van dit soort tegenstellingen ontstaat de vraag: wat is nu eigenlijk de waarheid, de juiste manier om hiermee om te gaan? Er wordt een suggestie gedaan voor hoe het in elkaar steekt door het personage Geert:

‘De uitdrukking van de kip en het ei wordt gebruikt indien van twee fenomenen moeilijk te bepalen valt welk van de 2 de oorzaak en welk het gevolg is. Dit komt omdat zij in een kringverhouding tegenover elkaar staan: zonder A komt B niet tot stand, maar zonder B ontstaat A niet. Wat was er eerder, de kip of het ei?’

Geert benadrukt dat er geen eenduidige oplossing is, omdat het probleem niet uit één enkele bron voortkomt. Op geslaagde wijze is het hele stuk doorvlochten met deze dubbelzinnigheid, zo ook met behulp van een meerstemmigheid die steeds terug komt. Personages gaan in gesprek met elkaar, maar functioneren op sommige momenten ook als vertelstem. Daarnaast breken ze soms ook bij andere scènes in, waar ze tekst van anderen overnemen en mee gaan doen in het gesprek. Het personage Ward neemt tijdens een van de scènes de rol van verteller op zich:

‘In de 4 jaar dat we les kregen van meneer Bruyninckx heeft hij de naam Soufiane niet 1x correct uitgesproken […] En jij gaat mij toch niet vertellen dat een docent Nederlands die mij woorden aan gaat leren als: ‘accountants-administratieconsulent, geneesmiddelenvergoedingssysteem en chloorfluorwaterkoolstofverbinding, de naam Soufiane niet correct uit kan spreken? Nee maar, wat zou dan wel de reden geweest zijn? Kon hij het echt niet? Was het desinteresse? Ik weet het niet. Maar wat ik wel weet is dat Soufiane vanaf dag 1, al dan niet bewust bestempeld werd voor de hele klas, als – de jongen met de moeilijke naam.’

Het belang van zulke stempels, specifiek hoe er gekozen wordt om te praten over bepaalde mensen, is een van de rode draden die door de tekst heen lopen. Hoe belangrijk het is om stil te staan bij de woorden die je kiest, voordat je ze uitspreekt. Ook Kwame heeft moeite met het vinden van de juiste woorden, maar weet op effectieve wijze zijn frustraties een voor een op te sommen:

‘Ik haat je wanneer ik een winkel in loop en je gelijk achter me aan loopt. Of als je mij als een dief ziet, terwijl ik aan het verhuizen ben. […] Ik haat je wanneer je tegen me zegt dat ik niet zo boos moet doen. Ik haat je wanneer ik niet mag zeggen dat ik je haat.’

Tijdens de allerlaatste scène toont Kwame een meer kwetsbare kant van zichzelf: er komt een diepgewortelde angst naar boven voor waar het met Nederland naartoe gaat. Deze angst komt tot leven, juist omdat dit personage zich daarvoor niet te veel heeft willen blootgeven. Hij zegt:

‘Welke zieke vader brengt nou zijn kind op deze donkere, sombere, oneerlijke, onrechtvaardige wereld? Een wereld waar hij altijd op min één begint. Een wereld waarin hij twee keer zo hard moet werken om hetzelfde te bereiken als een andere. En zich moet verantwoorden voor dingen waar hij geen aandeel in heeft.’

A Seat at the Table durft moeilijke vragen te stellen en maakt vrij baan voor een open gesprek over racisme en discriminatie in Nederland, zonder het persoonlijke uit het oog te verliezen.

Lees hier onze recensie van de opvoering van A Seat at the Table op Oerol 2017.