De voorstelling begint met de toeschouwer te plaatsen in een denkbeeldig decor waarin zijn voorstelling zich zal afspelen. Middels een lied schetst hij een beeld van een typisch Holland, met zijn typische landschap en typisch Hollandse mensen met typisch Hollandse kenmerken. Herkenbaar, maar een gevoel van iets als een beklemmende burgerlijkheid begint je te bekruipen. (meer…)
Wat een heerlijk type toneeltekst is de eenakter toch. De novelle onder de dramateksten stelt auteurs in staat om precies één idee goed uit te werken – niet meer en niet minder. Zo krijg je in een relatief kort tijdsbestek een idee van iemands thema’s, stijl en taal. Door de opgelegde focus is de eenakter voor de beginnende theaterauteur een fijne verkenning met toneel als literair genre, en de meer door de wol geverfde toneelschrijver kan lekker uitpakken met weirde uitgangspunten, taal of ontwikkelingen. Daarom is de vraag aan zeven in alle opzichten uiteenlopende auteurs om een korte eenakter aan te leveren per definitie een spannend idee.
Credits daarvoor mogen naar het Amsterdamse collectief De Theatertroep, dat voor hun nieuwste voorstelling Stuk voor stuk zeven schrijvers om zo’n korte eenakter vroeg. Geen monologen, en een lengte van zo’n tien tot twintig minuten, dat waren de enige restricties die het gezelschap hun auteurspoule meegaf. Zeven schrijvers gingen onder redactie van theaterauteur en schrijfdocent Don Duyns en Querido-redacteur Josje Kraamer aan de slag. Uiteraard werd het resultaat uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek.
Op een uitzondering na kiezen de schrijvers voor absurde situaties, vlotte dialogen en een humoristische of ironiserende toon. Qua onderwerp en thema’s is er weinig lijn in de zeven stukken te ontdekken, al komen meer dan eens referenties naar Rusland voorbij en wordt er in een aantal stukken expliciet over corona gesproken. Opvallend is bovendien dat de auteurs alle zeven kiezen voor (semi-)alledaagse, realistische taal: in alle stukken lezen we (opgepoetste) spreektaal in een genre dat zich toch ook uitermate leent voor een meer poëtisch idiolect – wellicht heeft het ermee te maken dat de meeste schrijvers vooral uit de proza- en scenariohoek komen.
Zingeving op vierduizend meter hoogte
Don Duyns kiest in Puntgaaf voor magisch realisme en combineert dat met een goeie snuf absurdisme. De alpinist Fred Bremen bekoopt de voor hem ultieme prestatie – het beklimmen van een ‘vierduizender’ – met de dood. In de verte echoot het stuk met Ionesco’s De Koning sterft: al vroeg in het stuk krijgt de protagonist te horen dat zijn dood zeer aanstonds is. Dat zet hem aan tot een weldadig scala aan reacties: van ontkenning en woede, via onbegrip naar berusting. Op de berg ontmoet hij de dood, gepersonifieerd door het gezellige, malle koppel Gregoor en Masja. Samen drinken ze gloeiendhete darjeeling-thee en zoeken ze berusting in hun lot, waarvan het de vraag is of het zich al voltrokken heeft of op het punt daartoe staat (uiteindelijk maakt dat natuurlijk geen verschil). Fred wordt geconfronteerd met zijn ijdelheid, schuld en verantwoordelijkheid; zijn onheilsbrengers vervolgens met hún ondankbare tijd, want ook zij reflecteren noodgedwongen op zichzelf. Zoals vaker in zijn oeuvre schetst Duyns de mens als een overmoedig, onbenullig maar vreselijk goedbedoelend wezen. Met compassievolle blik – en een goeie bak humor – stoot hij zijn personages uit evenwicht en helpt ze weer overeind. In deze vreemde, ongrijpbare en bij vlagen lekker banale eenakter verpakt Duyns op terloopse wijze grote thema’s.
Achterdeurtjespolitiek in volvette satire
De Rusofoob is een volvette satire over achterdeurtjespolitiek van machtsbeluste politici en vastgoedhandelaren. Rondom een oer-Hollandse, dus finaal mislukte, poging tot Russisch tuinfeest, tuigt Tom Hofland een kluchtig carnaval van geheime agenda’s en verijdelde moordaanslagen op, inclusief vergiftigd drankje waar maar niet van gedronken wordt, maar dat wel voortdurend het hele gezelschap rondgaat. Hofland dompelde zich in zijn prozadebuut ook al in fictief-Russische sferen onder. Nu voert hij de twijfelende en naïeve romanticus Kleppe als hoofdpersonage op, die tegen wil en dank speelbal wordt in een partijtje politiek haantjesgedrag – met een even hilarische als ambigue variant op de deus ex machina als slotingreep. Hofland speelt een vrolijk spel met informatievoorsprong en -achterstand bij de lezer en weet met rake pennenstreken treffende, uitgesproken personages neer te zetten. Hij mikt lekker op het karikaturale, waar hij binnen de relatief korte boog van de eenakter net mee wegkomt.
Semantische discussies in de schuilkelder
Zet zes mensen in isolement tijdens een (vermeende) oorlogssituatie en je verzandt in semantische discussies, definitiekwesties en ironisch wegkijkgedrag. Vooruit, misschien scheelt het dat het de eerste maandag van de maand om twaalf uur ’s middags is, en dat hele luchtalarm dus hoogstwaarschijnlijk een oefening is, maar het vermoeden rijst dat het voor het heldhaftigheidgehalte van deze groep jonge mensen toch nauwelijks verschil zal maken. In zijn zeer korte eenakter Eerste maandag windt Jamal Ouariachi er geen doekjes om: in een soms wat al te uitgesproken dialoog toont hij hoe de jonge generatie van nu hele schuilkelders vol kan lullen, maar volstrekt nutteloos is als er iets verzet moet worden. Als er dan door een heerlijke onbenulligheid alsnog een dode valt, wordt zijn werk pas echt smeuïg. Het is jammer dat hij zo snel naar een einde toewerkt: Eerste maandag loopt redelijk volgens de lijntjes uit de hand, maar kan nog vele, vele malen extremer.
Kwetsbare reflectie op grensoverschrijdend voorval
In Prikdienst vinden we twee duo’s met strafcorvee: het tweetal Pien en Hazel en de jongens Elliot en Melle. Iduna Paalman onderzoekt hoe jonge mensen hun grenzen overschrijden en welke consequenties dat kan hebben. De scènes spelen zich af de middag nadat er tussen het viertal iets intiems heeft plaatsgevonden, wat zeker een aantal van hen (achteraf) als overschrijdend heeft ervaren. Paalman laat in het midden welk voorval dat precies wat: een sterke keuze, omdat het op die manier meer over het ontstijgend mechanisme van spijt-, angst- en wraakgevoelens gaat. In korte zinnen laat ze haar personages hun gevoelens onderzoeken, aangestoken, geremd of gestuurd door elkaar én de volwassenen om hen heen. Ze toont haar personages zo – ondanks hun schild van bravoure – kwetsbaar en weerloos. Het is jammer dat de ontknoping niet voortkomt uit de taal, maar haar stuk uitmondt in een wat al te illustratieve handelingsreeks. De zorgvuldigheid waarmee Paalman haar woorden kiest, doet vermoeden dat ze dit thema juist in woorden nog verder op de spits had kunnen drijven.
Mysterieuze scène over leven of dood
De bijdrage van Gustaaf Peek is even mysterieus als de titel die hij zijn werk meegaf. In Pakje voor… doen een broer en zus een wedstrijdje wie er nu eigenlijk wel of niet dood is. Ze worden gestoord door een volhardende pakketbezorger die een eigen agenda blijkt te hebben, al blijft het gissen hoe en wat. Peek werpt veel vragen op, maar de anekdotische vragen (wat is de situatie?) overstemmen de potentieel interessantere thematische vragen over wanneer iets nog leven is te noemen en welke uitkomsten de dood biedt.
Broeierige drama tussen persconferenties en spoeddebatten
In het prachtige kleinood Het smalle pad door de waanzin durven twee personages – zij het ternauwernood – de waan de dag (in dit geval letterlijk de vermoeiende, zichzelf herhalende corona-actualiteit) los te laten en diepere gevoelens toe te laten. Dat gaat niet zonder slag of stoot, zeker niet op het ministerie van Volksgezondheid, waarin Marijke Schermer haar stuk situeerde, en waar een ijdele minister (‘Den Oude’, doopte Schermer de goede man, snapt u hem?) tussen persconferentie, spoeddebat en talkshowuitnodiging, óók op zoek gaat naar een moment van verbinding. Het levert broeierig relatiedrama op, vol uitgesproken en onuitgesproken verlangens en waarvan de stagiaire zoals altijd de dupe is. Schermer toont dat in elke emotie – woede, irritatie, haat en liefde – altijd ook het tegengestelde huist. Ze schetst dat met mededogen in een lekker in het hier en nu gebeitelde eenakter.
Absurde theaterwhodunnit
Bizar is de literaire theaterwhodunnit De Dostojevski van de polder van Arie Storm, waarin een schrijver-in-lockdown categorisch lijkt af te rekenen met zijn schrijvende concurrenten. Hij haat de Russen, Tsjechov in het bijzonder – met collega’s Duyns, Hofland, Ouariachi, Paalman, Peek en Schermer heeft hij gelukkig minder problemen. Storm toont de daden waartoe een opgehokt auteur in staat is als hij veroordeeld is tot stilstand, een arena waarin zijn enige twee aanspreekpunten stoïcijns verdiept zijn in kantoorvergaderingen of een studie kunstgeschiedenis. Storm construeert smeuïge, tot de verbeelding sprekende personages (zoals een plat-Haagse sprekende rechercheur die weldadig uit Tsjechovs korte verhaal Verloofd citeert). Schrijvers in lockdown: slecht idee. Als ze niet tijdens literaire bijeenkomsten met elkaar op de vuist kunnen gaan, vermoorden ze elkaar in hun werk. En pas op, voor je het weet wordt er toneel van gemaakt.
Stuk voor stuk – zeven eenakters (door Don Duyns, Tom Hofland, Jamal Ouariachi, Iduna Paalman, Gustaaf Peek, Marijke Schermer en Arie Storm) is uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek (tekst 637).