In het lied F-pupillen, zaterdagochtend beschrijft Jurrian van Dongen de sfeer in de kleedkamer van voetbaljochies. De trainer, ongetwijfeld de vader van een van de spelertjes, spreekt zijn pupillen streng, maar bemoedigend toe na een teleurstellende eerste helft. Van Dongen weet die sfeer perfect te raken. (meer…)
Sinds een aantal jaren gaan de teksten (en de voorstellingen) van Hof van Eeden – het Vlaamse gezelschap rond Ans van Eede en Wannes Gyselinck – over grote maatschappelijke thema’s. Hielden zij zich aanvankelijk vooral bezig met existentieel-artistieke vragen, vanaf Vanish Beach (2017) krijgt hun werk een bredere politieke insteek.
De centrale vraag is die van het engagement, niet alleen van de kunstenaar of de intellectueel, maar van de burger tout court. Wat moeten en kunnen we doen geconfronteerd met de globale uitdagingen en diepgaande veranderingen die samenleving doormaakt? Die vraag benadert Hof van Eeden vanuit verschillende perspectieven zonder ze éénduidig of definitief te beantwoorden.
Terwijl de vroegere teksten hun inspiratie vonden in de levenshouding van romanpersonages – Diderots Jacques de fatalist in Waar het met de wereld naartoe gaat, daar gaan wij naartoe (2011), Nescio’s Titaantjes in Dorstig (2013) en Edgar Weiss, een fictieve kunstenaar, in Het Weiss-effect (2014) -, vertrekt het recentere werk van Hof van Eeden uit de biografieën van historische figuren.
Zo is Vanish Beach gebaseerd op de ervaringen en de geschriften van Duitse ballingen als Arnold Schönberg, Thomas Mann, Theodor Adorno, Bertolt Brecht en Alma Mahler-Werfel, die in de jaren dertig van de vorige eeuw op de vlucht voor de nazi’s gingen en een onderkomen vonden in Californië. De personages discussiëren over ballingschap en heimwee, over de verschillen tussen Europa en Amerika, over nostalgie en vooruitgang, over conservatisme en nationalisme, over traditie en vernieuwing, over engagement en machteloosheid. De verschillende personages incarneren met elkaar botsende ideeën en houdingen zonder dat één van die perspectieven naar voren geschoven wordt. Hof van Eede kiest er expliciet voor om een waaier aan meningen en levenskeuzes aan hun publiek voor te leggen.
Dat geldt ook voor Salon Secret (2018), dat focust op het verlangen om de wereld te veranderen en op de mogelijkheid van verzet en revolutie. Vijf gelijkgestemden ontmoeten elkaar in het geheim in een verlaten salon en discussiëren over wat er kan en moet gebeuren. Ze halen voorbeelden uit het verleden aan: Rosa Parks, de zwarte vrouw die in een bus weigerde haar plaats af te staan aan een blanke; de negentiende eeuwse Russische revolutionair Nechayev; Jan Palach die zich in Praag in brand stak als verzet tegen de Russische invasie. Maar ze praten vooral over de mogelijkheid van een nieuwe taal en een nieuwe verbeelding:
De mens is erin geslaagd om met de taal de toekomende tijd uit te vinden./ Dat is toch waanzinnig./ Luister: “Het zal beter gaan.”/ Hoort ge het? Knal./ Ik zeg ‘zal’ en dat woord opent plots een gat in de tijd,/ en dat gat noemen we de toekomst./ Ongelofelijk toch?/ En ja, de toekomst is onzeker,/ maar dat is precies zoals de toekomst moet zijn.
Verbeelding, toekomst en onzekerheid zijn eveneens de kernwoorden van het recentste stuk van Hof van Eeden: The Big Drop-Out (2019). Dit keer staat niet de revolutie maar de mogelijkheid van een bewuste terugtrekking uit de samenleving centraal. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar het stuk heeft de klimaatcrisis als achtergrond. Twee personages, een ex-activist en een schilderes, hebben zich uit de samenleving teruggetrokken en wonen op een berg dicht bij de natuur. Uiteraard duiken er verwijzingen op naar Walden (1854) – het prototype van de terugkeer naar de natuur – waarin H.D. Thoreau beschrijft hoe je een eenvoudig leven in het bos kan leiden, afgezonderd van de ‘beschaafde’ samenleving. De ex-activist en de schilderes zoeken naar een nieuwe relatie tot de natuur: hij door veel te wandelen, zij door veel te schilderen.
De ex-activist en de schilderes zijn respectievelijk geïnspireerd door ex-milieuactivist Paul Kingsnorth (°1972) en door Agnes Martin (1912-2004), die jarenlang horizontale lijnen schilderde. Kingsnorth was lange tijd actief in de milieubeweging, maar hij brak met zijn overtuiging dat de mensen de wereld kunnen veranderen. Hij ruilde de barricades in voor een innerlijke, literaire zoektocht met gelijkgestemden naar een andere kijk op de wereld en zijn mogelijk einde, in het besef van de diepe verbondenheid tussen mens en natuur. Een belangrijk thema in zijn denken en schrijven is de menselijke overmoed en zelfoverschatting.
De schilderijen van Agnes Martin worden tot de minimal art gerekend, maar zelf noemde ze haar werk ‘abstract expressionisme’. Het beeldt niets af, geen natuur en geen menselijke figuur. “I paint with my back to the world”, verklaarde zij ooit. Ook zij keerde zich van de realiteit af. Wat zij wilde schilderen was niet de werkelijkheid en zijn vormen, maar wel abstracties als vreugde, schoonheid, onschuld, geluk. Dat deed ze met horizontale en verticale lijnen.
Wat deze twee personages in The Big Drop-Out gemeen hebben, is dat ze op zoek zijn naar een manier om zich als individu terug te trekken en zelfs afwezig te zijn:
uw eigen afwezigheid wensen,/ en doen alsof ge er niet zijt,/ de natuur kan pas zichzelf zijn/ als er geen mensen zijn
De ex-activist vindt zichzelf terug in het altijd gelijke ritme van de natuur waarop hij zelf geen impact heeft en wil hebben:
Geluk wordt zo simpel als dit:/ ik wacht op iets waarvan ik weet dat het gaat gebeuren.
Hun rust wordt verstoord door de komst van drie bezoekers: een dichter, een activiste en een ‘ambitieuze stopper’. Ook zij zijn alle drie op zoek naar rust, maar hebben wel een duidelijke agenda. De dichter wil de dichtbundel schrijven die hij al lang in zijn hoofd heeft:
Ik probeer gedichten over de natuur te schrijven,/ maar zonder mensen./ Ik wil de mensheid zover mogelijk van mij afschrijven.
De ‘ambitieuze stopper’ – de paradox is veelzeggend – doet constant zijn best om met alles stoppen, maar dat leidt tot steeds nieuwe activiteiten:
iets begint als een hobby,/ dat wordt dan een webshop,/ dan een pop-up, en daarna een burn-out,/ dan een nog grotere pop-up,/ dat eindigt dan in een keten,/ nu moet ik proberen de keten van mij af/ te schudden, om het zo te zeggen.
Ook de activiste wil tot rust komen, maar zit vol woede:
ik denk dat het die boswandeling is die mij zo/ kwaad heeft gemaakt./ Zelfs hier,/ de ene jeep na de andere./ Fucking klote-jeeps./ Kan een mens nergens nog eens wandelen/ zonder dat hij fucking jeeps moet horen?
Zij wil zich komen bezinnen om daarna opnieuw tot de actie over te gaan:
eerst stilstand,/ dan opstand,/ daarom ben ik hier.
Met de komst van het drietal komen alle vragen en twijfels opnieuw naar boven. The Big Drop-Out is het relaas van die confrontatie.
The Big Drop-Out bestaat uit achtentwintig scènes met een titel, al kan je het geen echte scène-indeling noemen omdat de dialogen meestal doorlopen. De titels geven vaak een nieuw gespreksthema aan (Rivieren en regen schilderen) of zijn een uitspraak van een van de personages (Over het algemeen lach ik liever in mijn eentje). Voor de lezer structureren de titels enigszins de meanderende, versnipperde en associatieve gesprekken en ruzies tussen de personages. Het ritme van de tekst wordt bepaald door een afwisseling van monologische stukken waarbij de personages de kans krijgen om een verhaal, een beeld, een anecdote uit te bouwen enerzijds en discussies anderzijds. De teksten van Hof van Eede zijn zelfbewust en meta-theatraal. Maar toch zijn het geen cerebrale teksten. De dialogen zijn doorvlochten met zin voor humor, lichtheid en woordspel.
Bij een tweede lectuur wordt duidelijk dat elk van hun teksten een overdacht en intelligent netwerk van beelden en gedachten is, waarop gevarieerd en geassocieerd wordt. In The Big Drop-Out gebeurt dat met termen als ‘wandelen’ en ‘schilderen’ die als rode draden doorheen de hele tekst lopen en tegelijk letterlijk als figuurlijk worden ingezet. Het publiek (de lezer) wordt meer dan eens direct aangesproken. Die directheid is kenmerkend voor het theater van Hof van Eeden. De afzondering van de berg is ook de afzondering van het theater. De tekst opent met de schilderes die zegt:
Iedereen zit goed?/ Als jullie het niet erg vinden/ dan ga ik nu het licht terug uitdoen,/ dan kan ik verder schilderen.
Omdat de personages de toeschouwers rechtstreeks adresseren, worden deze bezoekers van de kleine gemeenschap op de berg en zijn dus deelnemers aan de discussie. En dat is waar het Hof van Eeden uiteindelijk om te doen is. Het creëren van een collectief moment van reflectie.
De centrale discussie van het stuk is het conflict tussen de ex-activist en de activiste. Tussen de man die niet langer geloofd in de militante strijd en de vrouw die van die strijd haar principe van bestaan heeft gemaakt. De ex-activist heeft afscheid genomen van zijn verantwoordelijkheid om de wereld te redden:
ik heb mezelf ontslagen van de plicht om de wereld te redden./ En ik voel me bevrijd./ Echt./ Ik plant bomen in mijn tuin, / en ik kijk naar de havik die erboven rondcirkelt./ Meer kan ik voorlopig niet doen./ meer kan ik echt niet doen.
De ex-activist aanvaardt een zekere mate van wanhoop en uitzichtloosheid. Voor de activiste is dat laf en gemakzuchtig:
Hij rouwt al terwijl alles er nog is./ Hij heeft zoveel schrik om iets te verliezen,/ dat hij het zelf dan maar weggooit.
De activiste eist actie en verwijt de ex-activist ‘schuldig verzuim’. De schilderes wijst haar terecht:
De wereld gaat om zeep, ja?/ door een systeem dat zegt: doe iets, doe iets, doe iets!/ En wij doen niets./ En dan zegt gij tegen ons: doe iets, doe iets, doe iets!/ Dan vraag ik me af aan welke kant gij staat.
Tot een oplossing van het conflict komt het niet, al lijkt het erop dat de drie bezoekers misschien iets hebben geleerd, al is niet altijd duidelijk wat precies. De dichter heeft zijn gedicht niet geschreven, maar citeert aan het slot wel een gedicht – The Moment van Margaret Atwood – dat iets van de paradoxale inzet van de discussie vat: je hebt pas iets als je het tegelijk ook loslaat. De ‘ambitieuze stopper’ wil een podcast gaan maken – slow radio – waarin hij het verhaal vertelt van een man die pas op het ogenblik dat hij een boom in zijn tuin omhakt, beseft dat de boom heilig is. De activiste wil uiteindelijk de berg gaan beschermen tegen de toenemende stroom aan toeristen. Zowel de ex-activist als de schilderes lijken door de discussie in hun individuele keuzes (wandelen en schilderen) te zijn gesterkt. Maar de tegenstellingen blijven en de vraag welke houding de juiste is, blijft open. In hoeverre is zich terugtrekken en niets ondernemen toch een actie en een daad van verzet? In hoeverre is directe actie ondernemen ook bijdragen aan de totale mobiliteit die onze wereld stuk maakt?
Het gaat Hof van Eeden niet om het uitbouwen van een personage dat door zijn psychologie, zijn levenskeuzes, zijn trauma’s, etc. in conflict komt met zichzelf en met andere personages en zo de plot aanstuurt. Hof van Eeden schrijft in de eerste plaats praatstukken. Stukken waarin ideeën en gedachten worden verwoord, onderzocht en tegen elkaar uitgespeeld. Het dramatische conflict is er niet een tussen personages of tussen individuele lotsbestemmingen, maar tussen politieke of maatschappelijke posities. Zoals de andere teksten van Hof van Eede is ook The Big Drop-Out het resultaat van documentatie en lectuur. Achterin de uitgave is een lijst van teksten opgenomen die ter inspiratie dienden. Die ideeënrijkdom en het netwerk van beelden, verwijzingen en metaforen waaruit de tekst is opgebouwd, maken van The Big Drop-Out een tekst die ook bij loutere lectuur veel te denken geeft.
The Big Drop-Out is uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje 527).