Hoe lang moet een drama zijn? Bestaat er zoiets als een ideale lengte? Het lijkt een wat vreemde vraag, maar er is in het verleden veel over nagedacht. En met reden. Een drama is er immers om live opgevoerd te worden en dat heeft consequenties.

Zijn er limieten aan de spanningsopbouw? Of aan het aantal gebeurtenissen? Het aantal personages? Hoeveel informatie kan de toeschouwer verwerken? De scriptdokters van Hollywood hebben daar zeer uitgesproken ideeën over. Maar zoals zo vaak wanneer theater en drama ter sprake komen, moeten we voor een eerste en gezaghebbend antwoord terug naar de Poëtica.

In zijn analyse van de Griekse tragedie heeft Aristoteles ongewild een dramatisch ideaal beschreven. Het na te volgen model is Koning Oedipus. In zijn tragedie heeft Sophocles het juiste evenwicht gevonden tussen de koorteksten en de dialogen. De zes constitutieve onderdelen van de tragedie – plot, karakters, taal, denken, schouwspel en lied – heeft hij in een intellectueel perfecte constructie met elkaar verbonden. En ook de omvang – de lengte – van zijn tragedie beantwoordt aan het ideaal: ‘alles wat mooi is (dit geldt voor een levend wezen evengoed als voor iedere andere zaak die uit delen is samengesteld) moet niet slechts zijn delen in goede orde en samenhang hebben, maar ook beschikken over een omvang die niet willekeurig is’. Dat wil zeggen: niet te klein en niet te groot. Dat is volgens Aristoteles de reden waarom we een minuscuul klein diertje niet mooi kunnen vinden en een heel groot dier ook niet (Aristoteles geeft het fictieve voorbeeld van een dier van 1000 kilometer lang!). We kunnen ze niet in één keer waarnemen wegens haast onzichtbaar of wegens te immens.

Niet te lang dus en niet te kort. Dat is de ideale lengte. Maar met de romantiek begint de theatertekst uit zijn voegen te barsten, niet in de laatste plaats door zijn competitie met de epiek van de roman. Cromwell (1827) van Victor Hugo telt maar liefst 6920 verzen en is zo goed als onspeelbaar met zijn zeventig personages.

Het modernisme op zijn beurt creëert zijn eigen monsters. Is De laatste dagen der mensheid (1915-1922) van Karl Kraus met zijn 220 scènes en meer na 1100 personages niet een voorbeeld bij uitstek van het niet meer in één blik te vangen duizend kilometer lange dier van Aristoteles? Maar ook in de andere richting wordt geëxperimenteerd. Bij de futuristen bijvoorbeeld. Het denken van voorman Filippo Tommaso Marinetti over theater en drama mondt uit in wat hij in een manifest uit 1915 de ‘dramatische synthese’ noemt:

Dat wil zeggen, heel kort. In een paar minuten, in een paar woorden en gebaren, ontelbare situaties, gevoeligheden, ideeën, sensaties, feiten en symbolen samenvatten. De schrijvers die het theater wilden vernieuwen (Ibsen, Maeterlinck, Andrejev, Claudel, Shaw) hebben er nooit aan gedacht om tot een echte synthese te komen, om zich te bevrijden van een techniek die ingewikkeldheid, nauwgezette analyse en langdurige voorbereiding met zich meebrengt. Tegenover de werken van deze auteurs bevindt het publiek zich in de verontwaardigde houding van een kring van omstanders die hun angst en medelijden inslikken terwijl ze kijken naar de langzame pijn van een paard dat op de stoep is ingestort. De zucht van applaus die eindelijk losbarst, bevrijdt de maag van het publiek van alle onverteerbare tijd die het heeft ingeslikt. Elke handeling is net zo pijnlijk als het geduldig wachten in een antichambre tot de minister (coup de théâtre: kus, pistoolschot, verbale openbaring, enz.) je ontvangt. In plaats van feit en idee in het kleinste aantal woorden en gebaren te synthetiseren, vernietigt dit passeïstische of semi-futuristische theater op brute wijze de verscheidenheid van plaatsen (bron van dynamiek en verbazing), propt vele stadspleinen, landschappen en straten in de eenheidsworst van een eenpersoonskamer. Om deze reden is dit theater geheel statisch. We zijn ervan overtuigd dat we mechanisch, door middel van beknoptheid, een geheel nieuw theater kunnen realiseren dat perfect aansluit bij onze snelle en laconieke futuristische gevoeligheid. Onze acts kunnen ook momenten zijn die slechts enkele seconden duren. Met deze essentiële en synthetische beknoptheid kan het theater de concurrentie van de bioscoop aangaan en de strijd zelfs winnen.

Het futurisme is een poging om het theater, het denken, het leven uit zijn bestaande structuren en codes te bevrijden, met alle destructieve impulsen die daarmee gepaard gaan. Geen toeval dat Marinetti gefascineerd was door de anarchie van de Music Hall. De ‘dramatische synthese’ is uiterst kort, dynamisch en gebald, ontstaat uit improvisatie op het toneel, trekt zich niets aan van de primitieve verlangens van zijn publiek, verwerpt de bestaande dramatische codes (causaliteit, samenhang, spanning), is onlogisch en onsamenhangend, verrassend en provocerend, kan van eender wat theater maken, verwerpt het hele technische theaterapparaat, en aan woorden, vormen, kleuren en klanken een eigen autonomie.

Hieronder Detonazione, een heel korte ‘dramatische synthese’ van de hand van Francesco Cangiulio, opgenomen in Marinetti’s manifest:

SYNTHESIS OF ALL MODERN THEATRE

CHARACTER

A BULLET

Road at night, cold, deserted.

A minute of silence.–A gunshot.

CURTAIN

Het had opgenomen kunnen worden in de bloemlezing Minidrama’s 1, een samenwerking tussen De Nieuwe Toneelbibliotheek en Terras. De bundel bevat tweeëntwintig minidrama’s en een kort essay van Karlheinz Braun in acht stellingen. In dit essay wordt in vogelvlucht een genealogie van het minidrama geschetst in navolging van Peter Szondi’s analyse van het moderne drama – Tsjechovs verkapte monologen, de epiek en ik-dramatiek bij Strindberg, het statische drama bij Maeterlinck en het situationele drama bij Beckett – en zijn ontwikkeling ‘in de richting van de monoloog,  het theatrale korte verhaal, de eenakter, het fragment en – het minidrama’.

Net zoals Marinetti legt ook Braun de nadruk op de anarchistische, bevrijdende, speels-destructieve en genre-overschrijdende mogelijkheden van het minidrama. Dat blijkt ook uit de selectie van de teksten. De variatie is groot. Sommige stukken zetten in op de dialoog (Yentl van Stokkum, Fiep van Bodegom, Han van der Vegt, Marijke Schermer, Iduna Paalman), terwijl andere teksten lijken op een kort verhaal (Maxim Februari) of een meer lyrische toon aanslaan (Beckett). Soms staat het reflectieve voorop (Mathias Müller) of een meta-theatrale positie (K. Michel, Maarten van der Graaff), dan weer een retorisch woordenspel (Miek Zwamborn). Minidrama’s zijn teksten die voortkomen uit de splinters na de explosie – de detonatie – van het klassieke drama. In die zin blijven ze schatplichtig aan de dramatische vorm (dialoog, neventekst, theatrale situatie) en zoeken ze tegelijk naar een grotere literaire autonomie.

Minidrama’s 1 is uitgegeven door Terras & De Nieuwe Toneelbibliotheek (tekst #801), ISBN 978-94-6076-801-9