Bij binnenkomst staat hoofdpersonage Bongi Perez voor een stellage van twee verdiepingen die een vervallen appartement voorstellen. In haar hoodie met Amerikaanse vlag bekijkt ze het binnenstromend publiek, af en toe brengt ze passanten aan het schrikken. Zo zal ze ook haar medepersonages benaderen: arrogant, woedend, scheldend. Ze gaat zitten, met haar benen open en zonder slipje. Ze laat zich lange tijd bekijken. En zij bekijkt ons. (meer…)
Eigenlijk ben ik wat jaloers op de twee mensen die bij Jaha Koo in de keuken mogen aanschuiven. Vanuit de zaal zien we hem allerlei vermoedelijk lekkere dingen kokkerellen. De twee op het podium mogen het eten, wij kunnen alleen maar toekijken hoe zij genieten. Gelukkig blijkt dat kijken ook al snel genieten. En wij kunnen in de boventiteling de vertaling van het Koreaans naar het Engels en Nederlands lezen. Die twee kunnen dat niet.
Op het toneel staat een soort partytent, met rood dak en ondoorzichtige zijwanden. Beelden worden geprojecteerd van een grote Oosterse, wellicht Zuid-Koreaanse stad. Steeds meer wordt er ingezoomd op het gekrioel van mensen, op straten met restaurants, op steegjes met bazaarwinkeltjes, op een marktkraamtent met rood dak, een zogenaamde pojangmacha, een typische Zuid-Koreaanse nachtelijke snackbar.
De video stopt, Jaha Koo verwijdert de zijwanden, een plek met potjes en pannetjes en bokalen onthult zich, een tafeltje, een paar krukjes. Hij nodigt twee mensen uit, geeft heel wat uitleg over het eten, met onbegrijpelijke ingrediënten, onderbreekt zichzelf, plaatst twee videoschermen naast zijn tent, en begint zijn verhaal. Over de streek waar hij geboren en getogen is, over de gebruiken aldaar, en specifiek over de kool, de ‘kimschi’, en hoe je die fermenteert en klaarmaakt. Hij ontdekt in de kool een slakje, geeft het de naam Gona, verzorgt het, brengt het terug naar de natuur.
Op de schermen zien we de natuur, de slakken, breed en in close-up. Een aandoenlijk verhaal, dat al snel met projecties van van oude foto’s en filmfragmenten overgaat in de geschiedenis van de kool. De ‘kimchi’ is een regionaal en familiaal ere-product! De twee mensen op het podium krijgen een ‘kimchi’-gerecht voorgeschoteld.
Hij verlaat Zuid-Korea, vliegt naar Berlijn, naar Brussel, treint naar Gent. Haribo Kimchi is het verhaal in woord en vooral in beeld van de mens die zijn roots verlaat en naar andere oorden trekt, heimwee krijgt, zich ontheemd voelt. Dat alles verbeeldt hij vanuit culinair perspectief. Een mens neemt zijn eten mee, zijn specialiteiten, zijn recepten. De ik-figuur krijgt daar in het buitenland problemen mee, hilarisch zelfs. Toch blijft dat eten een houvast, ook als hij andere zoetigheden in het nieuwe land ontdekt, en er zelfs verslaafd aanraakt, zoals aan de Haribo-gummibeertjes. Jaren later gaat hij nog terug naar zijn geboortestreek. Daar zijn nu palingen geliefd. Een ander gerecht wordt de twee op het podium aangeprezen.
Jaha Koo is een Zuid-Koreaanse theater- en performancemaker, muziekcomponist en videograaf die graag multimediaal en met robotjes werkt. Hij kan zijn artistiek ei kwijt onder de vleugels van het kunstencentrum CAMPO in Gent en Theater Utrecht. Met zijn Hamartia Trilogy (Lolling and Rolling, Cuckoo en The History of Korean Western Theatre) maakte hij een theaterdocumentaire over het Oosters imperialisme van vroeger en nu en de soms onverwachte persoonlijke impact ervan. Telkens verweefde hij zijn persoonlijke verhalen met historische, politieke en sociologische feiten. In die verhalen liet hij een elektrische rijstkoker diens gevoelens van eenzaamheid en isolement vertolken. Tragisch, maar ook heel komisch.
Ook nu weet Koo zijn verhaal luchtig, ontwapenend en zelfrelativerend te brengen. Geuren vergezellen hem op zijn diaspora. Gelukkig krijgen we die aroma’s niet te ruiken, want uit de beelden en het verhaal vernemen we dat de stank van gegiste groenten, beschimmelde kippen en andere rottende dingen niet te harden zijn. De twee bevoorrechten vooraan krijgen een soepje aangeboden.
Haribo Kimchi is een vrolijker verhaal over mensen die hun roots hebben moeten verlaten dan de meeste getuigenissen die we van ontheemden te zien krijgen. Als een picaro slaat de ik-figuur zich door het leven, maakt grappige anekdotes mee, en vindt houvast in lekker eten. ‘Routes zijn belangrijker dan roots’ zingen de slak en het gummibeertje, terwijl de paling over de vloer kronkelt. Een troostend toetje volgt.
Foto’s: Bea Borgers