Belle van Heerikhuizen staat bekend als regisseur die zware thema’s op een lichte manier invoelbaar maakt. Haar voorstellingen beginnen bij een sterke intrinsieke noodzaak en een grote verantwoordelijkheid naar het materiaal. ‘Ik ga er slecht op als mensen naderhand zeggen: prima voorstelling, goed gespeeld. Hallo, dáár doe ik het niet voor.’
Een berichtje van regisseur Belle van Heerikhuizen, een paar uur na de eerste try-out van de voorstelling Exit Poll op woensdagmiddag 6 maart in Theater Bellevue: ‘Leuk dat je er vandaag was. Maar misschien is vrijdag toch te spannend als we nog door willen werken.’ Dus of het interview misschien alsnog over het weekend getild kan worden, ná de première op zaterdagmiddag?
‘Ja, de voorstelling was al wel redelijk af tijdens de try-outs, maar in die laatste dagen wil ik toch altijd nog veel finetunen: andere spelingangen kiezen, het tempo aanpassen, technische mankementen oplossen.’ Het is inmiddels een week later, en Van Heerikhuizen is ontspannen theatercafé De Smoeshaan binnen komen wandelen. ‘De montage vind ik een van de leukste fases van het repetitieproces. Alles komt samen en je kan heel precies gaan bouwen. Met een acteur is het werk nooit helemaal klaar omdat elke voorstelling toch weer anders is. Maar decor, licht, geluid heb je veel meer onder controle. Ik hou van de zekerheid die dat schept in alle grilligheid die inherent is aan theater. Het is prettig om acteurs een context aan te bieden die helder en definitief is, waarbinnen ze kunnen spelen.’
Nu de première achter de rug is, heeft ze weer alle ruimte in haar hoofd. Al is ze geschrokken van de eerste recensies die tot dusver in de dagbladen zijn verschenen. Want hoewel overwegend positief (zowel drie sterren in Trouw als in NRC; de viersterrenrecensie van de Volkskrant was nog niet verschenen), voelen het voor haar vooral als recensies van wat ze ‘middle of the road’-theater noemt. Ze gruwelt. ‘Dat is de grootste belediging die ik kan krijgen. Als toeschouwer kan ik ook woedend worden als ik het gevoel heb dat de makers zich er gemakkelijk vanaf hebben gemaakt. Ik wil niet dat mensen van mij denken dat ik iets maar half doe, of precies genoeg.’
Dus ja, voor het eerst is ze echt geraakt door hoe er over haar voorstelling geschreven is, vertelt ze. ‘Dat komt misschien ook omdat ik een grote loyaliteit voel naar de auteurs, Max Wind en Joeri Heegstra, wier geesteskind ik gestalte heb gegeven. Ik sta echt achter de voorstelling, en drie sterren vind ik echt de dood voor het theater, afschuwelijk.’ Waarschijnlijk is het voor een deel ook schaamte, geeft ze toe. ‘Veel mensen lezen wél de recensie, maar zien het stuk niet. Die kunnen dan denken dat ik iets middelmatigs heb gemaakt, en dat vind ik echt niet.’
Zijpaadje
Voor Belle van Heerikhuizen (Amsterdam, 1992) was theater altijd al een vanzelfsprekendheid. Haar nichtje was actrice, een neef is filmregisseur. Als kind ging ze veel naar voorstellingen van Frank Groothof, op de middelbare school zag ze, vaak samen met haar klasgenoot Florian Myjer, alles van Toneelgroep Amsterdam. Ze wilde eigenlijk acteren, ze figureerde als tiener al in een aantal films. Later begint theater te lonken. Ze deed audities voor drie toneelscholen, steevast voor de acteursopleiding, maar werd nergens aangenomen.
Een jaar later volgde een nieuwe poging en had ze meer succes. Aan het eind van de eerste auditieweek van de Toneelacademie Maastricht kreeg ze de vraag of ze door wilde als acteur of regisseur. In een opwelling koos ze regie. ‘Dat was op dat moment echt een opportunistische keuze. Ik wist dat ik op die school thuishoorde, maar niet hoe ik dat fort kon betreden. Regie voelde als een stiekem zijpaadje, valsspelen bijna. Terug in de trein naar Amsterdam dacht ik: wat heb ik in godsnaam gedaan?’
Het bleek een schot in de roos. Van Heerikhuizen werd in 2016 de laatste winnaar van de Ton Lutz Award voor meest veelbelovende afstuderende regiestudent, voor haar voorstelling Een lolita van Bernard Dewulf. Sindsdien werkt ze gestaag aan een bijzonder gevarieerd oeuvre. Ze regisseerde succesvolle producties voor kinderen, jongeren en volwassenen, richtte ondertussen samen met vijf gelijkgestemde makers onder de vleugels van Orkater muziektheatercollectief KONVOOI op en is sinds dit jaar vaste maker bij Het Nationale Theater.
Emotionaliteit
Van Heerikhuizen staat bekend als regisseur die zware thema’s op een lichte, behapbare manier invoelbaar maakt. Ze zoekt in haar werk bewust en trefzeker de emotionaliteit op, zonder dat ze vervalt in drakerigheid. Eerlijkheid, dapperheid en transparantie noemt ze de belangrijkste vertrekpunten in een maakproces. ‘Ik vind dat je de emotie niet uit de weg moet gaan. Ik ben ook alert op pathetiek, maar je moet als maker wel het lef hebben om echt iets aan te gaan. Dat begint ermee dat ik mijn spelers deelgenoot maak van waarom ik het belangrijk vind om iets te maken, door in openheid te traceren waar de pijn bij mij vandaan komt of waarom iets me raakt. Bij Sweet Sixteen, over zelfdoding onder jongeren, hebben we aanvankelijk veel documentaires gekeken, en ben ik zelf ook eerlijk geweest over hoe ik als tiener heb geworsteld met somberte en apathie.’
Dat is ook een kwestie van verantwoordelijkheid naar het materiaal, stelt ze. ‘Dan denk ik: oké, jij wil zo nodig iets maken over zelfmoord of misbruik? Dan doe je ook je best. Dat zijn geen thema’s die je maar half mag doen. Daarom ga ik er ook zo slecht op als mensen naderhand zeggen: prima voorstelling, goed gespeeld. Hallo, dáár doe ik het niet voor.’
Gehoorzamen aan het stuk
Tegelijkertijd is het moeilijk om haar werk in een vastomlijnde signatuur te vangen. Ze lijkt met evenveel gemak grootschalig muzikaal locatietheater als Wildfire te regisseren, als een breekbare klassenvoorstelling over zelfdoding onder jongeren. ‘Mijn signatuur is ondergeschikt aan het thema. Ik vertrek altijd vanuit het onderwerp, en kijk vanuit daar wat een voorstelling nodig heeft, in welke vorm het verhaal het best tot zijn recht komt. Zus van mijn zus zou bijvoorbeeld eigenlijk muziektheater worden, met twee actrices en een muzikant. Totdat ik me realiseerde dat het inhoudelijk niet klopte: het gaat juist over twee mensen en een grote afwezigheid. Die wilde ik niet invullen, die moet je juist geen gezicht geven. Alle keuzes komen vervolgens voort uit dat besef. Dat is anders dan dat ik denk: ik ga muziektheater maken en baseer vervolgens mijn keuzes daarop. Ik ben liever dienstbaar aan het onderwerp, dan dat ik een eigen vorm en smaak op een thema plak.’
Van Heerikhuizen begint een maakproces nooit met een vastomlijnd regieconcept, maar laat het liefst veel ruimte voor eigen inbreng aan de spelers en het creatieve team. ‘Ik heb bij aanvang meestal niet een concreet beeld van hoe ik de uiteindelijke voorstelling voor me zie. Ik heb hooguit een idee van de contouren, van de vragen die ik met een voorstelling wil stellen of het gevoel dat ik wil overbrengen. Vervolgens verzamel ik mensen om me heen, zoals mijn vaste scenograaf Ruben Wijnstok, die ik kan vullen met ideeën en die mij vervolgens ook weer een kant op kunnen sturen die ik niet bedacht had.’
Daardoor kan het gebeuren dat ze soms gaandeweg ontdekt dat ze een andere voorstelling aan het maken is dan ze eigenlijk dacht, vertelt ze. ‘Bij Exit Poll had ik in de laatste fase heel sterk het gevoel dat die voorstelling een eigen leven was gaan leiden. Dat komt bijvoorbeeld door het licht, dat een grote stempel drukt op de sfeer. Het stuk dwong ons een bepaalde kant op, die veel duisterder was dan ik had verwacht. Als regisseur ben ik op een gegeven moment bijna aan het gehoorzamen aan de wil van het stuk.’
Ze noemt het ‘leuk en ook doodeng’ om je te laten verrassen door wat je aan het maken bent, en om niet de hele tijd de touwtjes strak in handen te houden. ‘Ik doe dat bewust. Op de toneelschool ontdekte ik al dat als je alles gedetailleerd uitdenkt en daar vervolgens stug aan vasthoudt, het stuk doodslaat. Mijn ontwikkeling als regisseur is ook een oefening in loslaten. Natuurlijk moet je, zeker als je grotere dingen maakt, wel dingen vooraf uitdenken, maar in de basis probeer ik steeds zo goed mogelijk te kijken naar wat een scène of een acteur in het hier en nu nodig heeft. Regisseren gaat voor mij om de balans tussen het niet-weten en tóch richting geven.’
Gul en zuiver theater
De veelvormigheid van haar oeuvre komt ook voort uit het feit dat Van Heerikhuizen zowel voorstellingen regisseert die ze zelf (mede-)initieert, zoals de voorstellingen van haar collectief KONVOOI of de jeugdvoorstellingen die ze maakte bij de Toneelmakerij, als dat ze (eind)regieklussen aanneemt voor voorstellingen die uit andermans koker komen, zoals Zus van mijn zus of Exit Poll. Dat is zowel een bewuste keuze als dat het voortkomt uit noodzaak, legt ze uit. ‘De eerste paar jaar na mijn afstuderen was het natuurlijk vooral een kwestie van zoveel mogelijk klussen aanpakken. Het is ook fijn: projecten waar ik heel mijn ziel en zaligheid in leg, zoals de KONVOOI-voorstellingen, zijn ook loodzwaar. Ik weet niet of ik dat drie keer per jaar zou trekken. Ik moet nog 40 jaar theater maken, dat zijn 120 voorstellingen.’
Inmiddels heeft ze een punt bereikt waarop ze meer te kiezen heeft en dat ook wil. ‘Ik kies projecten allereerst omdat ik een intrinsieke noodzaak voel, maar wil ook de ruimte om mijn eigen signatuur als theatermaker verder te ontwikkelen. Ik hou van theater dat zuiver en gul tegelijkertijd is. Met zuiver bedoel ik dat een voorstelling heel precies is, ontdaan van ruis die afleidt van waar het eigenlijk over gaat. Wil je een snoepje? vind ik daar een goed voorbeeld van. Alle elementen van die voorstelling sturen dezelfde kant op.’ Die helderheid vindt ze heel prettig, zeker op plotniveau. ‘Die uitwaaierende well made plays lijken me echt een nachtmerrie om te regisseren. Dan zit je met al die bijpersonages en zijpaden, wat moet je daarmee?’
Hoe zuiverder een voorstelling qua inhoud is, hoe genereuzer de vorm kan worden, denkt ze. ‘Een voorstelling als Wildfire schaar ik eerder onder gul en genereus theater. Dat was bombastisch en onstuimig. Casper Vandeputte zei eens tegen me: bij jeugdtheater moet er altijd iets op het podium gebeuren waarvan je denkt: daar wil ik bij zijn. Dat vond ik zo’n goed uitgangspunt, en zo wil ik eigenlijk ook werk voor volwassenen maken. Het podium moet een hoge mate van aantrekkelijkheid of aantrekkingskracht hebben.’
Bij Meester en de Margarita is het gelukt om het gulle en het zuivere echt goed samen te brengen, vindt ze zelf. Daarin is elke keuze heel doordacht en word je tegelijkertijd als toeschouwer voortdurend overdonderd door wat er op het podium gebeurt. Dat is ongeveer de weg die ze de komende jaren vaker wil inslaan. ‘Dan is het bijna zoals chemisch koken: het kan er enorm uitbundig en spectaculair uitzien, maar stiekem is alles heel precies en secuur gedaan en wordt er niets aan het toeval overgelaten.’
foto Nichon Glerum
High Rise van KONVOOI / Orkater/De Nieuwkomers, in regie van Belle van Heerikhuizen, is van 7 t/m 16 juni te zien op Terschelling tijdens Oerol. In het najaar volgt een zaaltournee.