Geef haar een script en ze stort zich er helemaal in. Actrice Shelley Bos is gretig, nieuwsgierig en altijd op zoek naar verbinding, ook met haar personages. Een gesprek over roekeloze misdadigers, vrouwelijke stereotypen, en het belang van de lach.
Ze wil wel eens een vrouw spelen die alle dingen doet waar minachtend naar wordt gekeken, vertelt ze. ‘Een moordenares of zo. Dat verwachten mensen niet van mij.’ We zitten in een klein café in Amsterdam, de stad waar ze in 2020 als actrice afstudeerde. Ik praat vandaag met Shelley Bos over dromen, over wat ze de theatersector toewenst en hoe ze telkens weer de verbinding aangaat met de rollen die ze speelt.
Van jongs af aan is Bos al bezig met toneelspelen, performen, typetjes bedenken: ‘Ik liep verkleed door het huis, bedacht liedjes, toneelstukjes, playbackshows… Een plek om me te verbinden met dingen die ik nog niet kende. Mijn familie moest dan publiek spelen.’ Ze was 8 jaar toen ze voor het eerst theaterlessen kreeg. Daar werd ze voor het eerst verliefd, zegt ze. Op het vak. Op haar mogelijkheid te transformeren. En dat kan ze, transformeren. In 2021 leerde ik Bos kennen als actrice in de rol van de 11-jarige Iris in The Nether van Het Nationale Theater. Ik keek naar haar en zag écht een kind. Moeiteloos transformeerde ze ook vorig jaar in Dochters van Nino van Oostpool van de zelfverzekerde vrouw die ze is, overtuigend naar een jong meisje en uiteindelijk weer terug naar de vrouw.
Soms voelt het vormgeven van een personage als het leren kennen van een nieuwe liefde. Wie ben jij? vraagt ze zich dan af. Bos is nieuwsgierig, dat merk ik ook in dit gesprek. Ze stelt mij vragen, probeert er ook achter te komen hoe ík het vak zie. Ze probeert zich op veel manieren te verbinden. Als ik haar vraag waarom ze dat doet, kijkt ze plotseling zelfbewust. ‘Ik ben zo simpel als het gaat om verbinding. Ik ga er gewoon voor, duik er meteen in. Met spelen ook. Ik zie spelen als een relatie aangaan. Die uitdaging is een stuk groter als ik iemand moet spelen voor wie ik eigenlijk helemaal geen sympathie zou willen voelen.’
Voor wie voel je geen sympathie?
‘Voor roekeloze moordenaars. Die wil ik wel spelen. Een vrouw die iets onverwachts doet, iets dat haar hele omgeving verwoest. Vrouwenrollen zijn nog steeds vrij schaars in de reikwijdte van hoe we personages vormgeven, en hoe ze geschreven worden, vrouwen zijn zo veelzijdig – en mannenrollen zijn dat al wel. Roekeloosheid, daar zoek ik naar in spel. Vrouwenrollen blijven vaak hangen in stereotypes die we al kennen. Vrouwen mogen vaak geen fouten maken, nog steeds niet. Ze moeten moreel superieur zijn, en dan meteen ook masculien, of onderdanig en feminien. Daar zit nog een heel gebied tussen. Ik wil een vrouw spelen die het hele spectrum van vrouwelijkheid verrijkt en verbreedt.’
Hoe doe je dat, dat hele spectrum spelen?
‘Als ik een script krijg, stort ik me er helemaal in. Ik zoek eerst in de tekst, maar daarna ook naar waar ik mijn personage allemaal nog meer zou kunnen leren kennen. Op straat, bijvoorbeeld. Ik zoek naar alle kanten van een personage, naar de kanten die je normaal niet laat zien aan anderen. En ik kijk graag naar mensen in de openbare ruimte, mensen die niet doorhebben dat ze gezien worden. In die details zitten de echte parels om een personage vorm te geven. Het is nodig vind ik, om mensen in al die facetten te tonen.’
Als ik haar vraag waarom dat nodig is, ademt ze diep in. Even is ze stil, kijkt me dan aan en zegt: ‘Omdat het nodig is ons voor te stellen dat het mogelijk is. Het is nodig voor de wereld, dat we collectief diepere verbindingen aangaan met gebieden van ons menszijn die we normaal niet tentoonstellen. Als we in onze fantasie de verbinding met ‘het vreemde’ al niet meer kunnen aangaan, waar dan nog wel? Zo vaak wordt dat ons als actrice nog ontzegd. Ik wil de rol van Bryan Cranston in Breaking Bad. Of Paul Mescal in Aftersun, Andrew Garfield in Tick, Tick… Boom!, Of Joaquin Phoenix in The Joker. En dan vanuit een vrouwelijk perspectief, dus niet in een sexy, strak pakje.’
De verbinding met dat wat je nog vreemd is aangaan, is dat de reden om te blijven spelen?
‘Het is één van de redenen. Ik hou van verwondering, maar ik hou er ook van als ik zie dat een project echt invloed heeft op de mensen over wie het gaat. Ik vind bijvoorbeeld het werk van Adelheid Roosen ongelofelijk inspirerend. Een project als de Wijksafari, waarbij ze eerst een wijk leren kennen en er een echte verbinding wordt gemaakt tussen mensen (acteurs en niet-acteurs), dat inspireert me in hoe ik durf te dromen over de toekomst. Of in de manier van hoe het toneelstuk tot stand komt, zoals bij So Far So Good van Wat We Doen, of een stuk als The Poverty Peepshow van Young Gangsters door vooraf in gesprek te gaan met mensen, en met nagesprekken. Hoewel ik nagesprekken zelf soms erg ongemakkelijk vind als ik daar als mezelf moet zitten, al vind ik ze erg belangrijk. Dat komt voornamelijk omdat ik over het algemeen niet houd van spreken voor groepen, wat misschien een beetje raar klinkt uit de mond van een actrice, maar voor een groep staan en weten wat je gaat zeggen of je gedachtes al pratend nog moeten formuleren, is echt iets anders.’
Is dat wel iets waar je naartoe wil groeien? Zo te midden van je doelgroep, met hen samen werk maken?
‘Ik zou graag in stukken spelen die geëngageerd zijn. Dit betekent overigens niet dat de sfeer altijd zwaar hoeft te zijn. Ik houd ook van lichtheid en komedie. In de voorstelling Midzomernachtsdroom waar ik in speelde, bewerkt door Vera Morina, stond de tekst: ‘Moeten lachen om een mooi en grappig verhaal is even waar als de angst voor de buitenwereld die in brand staat. Het geluk in onze fantasie is net zo waar als de ramp die zich afspeelt in de realiteit’. En ik ben het hier zo mee eens. Ik zie veel om me heen dat komedie en commercie in het vak nog vaak als ‘minder’ wordt gezien. Dingen worden dan als plat gezien, ‘entertainment’. Ik heb vaak gesprekken gehad met collega-acteurs die zich een beetje schamen voor een rol in iets commercieels. Ik vind dat jammer.’
Je bent als ik je zo hoor op allerlei vlakken op zoek naar minder oordeel en meer begrip, naar meer gelijkwaardigheid, klopt dat?
‘Ja, misschien wel. Het lijkt me te gek om naast geëngageerdere voorstellingen die zowel vanuit humor als vanuit een wat zwaardere kant aangevlogen mogen worden, die sneller een gesprek op gang zouden brengen, ook verhalen te vertellen die dat gesprek misschien iets minder op gang brengen. Die verhalen zorgen vaak wel voor een gezamenlijke lach. Samen lachen om iets dat misschien wel ver van je af staat kan net zo verbindend zijn als een goed en diep filosofisch gesprek.’
Verbinding is een sleutelwoord in je werk, zo lijkt het, wat heb je nodig om je te kunnen verbinden?
‘Ik moet daar even over nadenken geloof ik.’
Bos weegt haar woorden zorgvuldig als het hierop aankomt. Ze kijkt het café rond, zoekt naar de juiste formulering. Er klinken harde klanken van het vermalen van bonen. Als het apparaat stilvalt, lacht ze. ‘Ik heb mijn 8-jarige zelf nodig’ zegt ze. ‘Ik moest er even over nadenken, maar ik heb de Shelley nodig die verwondering ademt. Die niet nadenkt over hoe alles wat ze doet eruit ziet. Wat mensen vinden. Ik heb nieuwsgierigheid nodig naar de ander. Ik heb vertrouwen van dat 8-jarige kind in mezelf nodig om vanuit die oprechtheid een verbinding aan te gaan met een personage, met publiek, met mijn tegenspeler. Die onbevangenheid die ik als kind voelde, voel ik niet altijd meer in mijn dagelijks leven. Maar ik kan me wel met die onbevangenheid verbinden als ik speel. Dan durf ik groots te zijn en meer ruimte in te nemen.’
Hoe doe je dat?
‘Een van de docenten aan wie ik het meest heb gehad op school zei me, toen ik twijfelde of ik dit vak met alle sociale codes wel in wilde, dat ik niks aan mijn persoonlijkheid hoefde te veranderen. Dat het gaat om wat ik op de vloer doe. ‘Je mag best bescheiden zijn als je dat op de vloer maar niet bent’, zei hij. Zoals een kind onbegrensd kan zijn in een nieuw spel ontdekken, zo wil ik mijn rollen vormgeven. In alle kanten ervan.’
Hoe ziet de droom van deze onbevangen Shelley eruit?
‘Ik zou de sector toewensen dat we elkaar meer vieren. Dat de roddelcultuur minder wordt. Ik zou meer vrouwen in al hun facetten willen zien, voor en achter de schermen. Ik droom dat er veel verschillende inhoudelijke, vrouwenrollen worden geschreven en gespeeld. Ik droom dat de theaters plekken zijn waar meer mensen zich welkom voelen en waar het publiek zich herkent in de verhalen die verteld worden en in de mensen op het toneel en het witte doek. Ik droom dat verbinding het heeft gewonnen van verdeeldheid, omdat we elkaar verhalen zijn blijven vertellen. Omdat we elkaar verwonderen, nieuwsgierig zijn, naar elkaar luisteren, elkaar de ruimte geven. Omdat we ons gelukkig net op tijd realiseerde dat dat onze redding is. En natuurlijk, dit is een utopie. Maar, zoals ik net al zei, als we in onze fantasie de verbinding met ‘het vreemde’ al niet meer kunnen aangaan, waar dan nog wel?’
foto Bart Grietens