Theaterwetenschapper Talitha Stijnman was de eerste in haar familie die ging studeren. Jarenlang voelde ze zich soms ongemakkelijk in de theaterwereld waarvoor ze zo’n passie koestert. Voor Theaterkrant Magazine interviewt ze collega’s die, net als zij, uit een andere sociale omgeving komen over hoe zij dit ervaren en welke positieve bagage ze vanuit hun achtergrond meebrengen.

Sewan Mumcuyan is directeur-bestuurder van Stadsschouwburg Utrecht. Hij is geboren en getogen in Amersfoort, in Randenbroek en Kruiskamp, sociaal zwakke wijken. Al op jonge leeftijd voelde hij dat hij weg wilde, dat Amersfoort te klein voor hem was. Hij heeft na de mavo verschillende vervolgopleidingen gedaan en is via de Middelbare Hotelschool uiteindelijk afgestudeerd in International Management aan de HES in Amsterdam.

Uit wat voor gezin kom je?
‘Mijn vader was schoenmaker in Istanbul, had zijn eigen zaakje. De tweelingbroer van mijn moeder woonde al een tijdje in Nederland en op een gegeven moment hebben mijn ouders het idee opgevat ook hiernaartoe te komen. Mijn vader vond een baan in een metaalfabriek en werkte in de avonduren als schoonmaker. Na een aantal jaar zijn mijn moeder en acht jaar oudere broer hem nagereisd. Eerst woonden ze met een bevriend gezin in één huis, zoals dat ging bij veel gastarbeiders. Mijn moeder was schoonmaker bij het postkantoor, op vrij jonge leeftijd afgekeurd en in de Ziektewet terecht gekomen.’

Je vader had een eigen bedrijfje, wat was de reden dat zij naar Nederland kwamen?
‘Bij dat bedrijfje moet je je niet veel voorstellen. In Istanbul heb je aan de lopende band van die zaakjes. Hij had geen personeel, misschien een hulpje, dus een beetje die schaalgrootte. En financieel niet in vergelijking met het toekomstperspectief dat zij hier vonden.’

En zoals je ouders Istanbul achter zich lieten, zo heb jij Amersfoort achter je gelaten.
‘Ja, ik heb altijd moeite gehad met die kleine stadsmentaliteit. Op jonge leeftijd wilde ik al weg. Uiteindelijk ben ik in Amsterdam gaan studeren, heb via een Erasmus-uitwisseling in het Verenigd Koninkrijk gestudeerd en in New York stage gelopen.’

Hoe kwam je in de podiumkunsten terecht?
‘Toen ik terugkwam uit New York zag ik een vacature Hoofd Productie bij Cosmic Theater. Directeur John Leerdam had zelf ook in New York gestudeerd en vond dat kennelijk een leuke connectie, en ik was bi-cultureel. Die optelsom bleek genoeg om uitgenodigd te worden. Alleen zonder productie-ervaring zag hij me meer in de functie van Hoofd Theater.’

Hoe stuitte je op die vacature bij Cosmic?
‘In New York liep ik stage bij The Acting Company, een heel leuk dynamisch bedrijf in Manhattan met in het netwerk allemaal bekende acteurs, zoals Kevin Kline, Angela Lansbury en Ally Sheedy. Een totaal andere wereld dan ik kende, maar ik voelde me daar direct thuis, net als later bij Cosmic. Zeker in die tijd. Cosmic was geen standaard theater, maar een plek die ergens voor stond met makers met een migratieachtergrond die nieuwe verhalen en perspectieven brachten. Ik had zelf nooit op die manier stilgestaan bij diversiteit en inclusie. Natuurlijk was ik mij bewust van mijn andere achtergrond. Maar de verhalen en de emancipatiestrijd die daar voorbijkwamen waren allemaal nieuw voor mij. Daar had ik op die manier nooit mee te maken gehad. Dat was heel inspirerend. Die tijd heeft wel de basis gelegd voor hoe ik me heb ontwikkeld en waar ik mezelf altijd hard voor heb gemaakt. Nu terugkijkend heb ik me ook door nevenactiviteiten altijd ingezet voor meer diversiteit en inclusie in de sector in plaats van aan de zijlijn te roepen dat het niet goed is. John Leerdam is wat dat betreft wel een mentor geweest.’

Wat vonden je ouders van de wereld waar je in terecht was gekomen?
‘Mijn ouders hadden niet zo’n beeld van wat ik deed, het was geen milieu dat zij kenden. Maar ze waren heel open. Ze vertrouwden mij dat ik de juiste keuzes zou maken en steunden me daarin. Ik denk dat ze niet eens verwacht hadden dat ik zou gaan studeren, dat was sowieso niet iets wat in mijn familie voorkwam.’

Met welke waarden ben jij opgevoed?
‘Hard werken, doorzetten. Ik was al vroeg zelfstandig en zelfvoorzienend, dat hoor je natuurlijk vaker bij migrantenkinderen. Mijn ouders spraken amper Nederlands. In dat opzicht hielp ik hen meer dan dat zij mij hielpen. Daardoor leer je je eigen verantwoordelijkheid nemen. Het lastige daaraan is dat zij bijvoorbeeld bij mijn schooladvies niet in verweer kwamen. Je staat er dan toch alleen voor. Maar wat in hun vermogen lag, hebben ze gedaan.’

Heb je het idee dat je achtergrond te maken had met je lage schooladvies?
‘Jazeker. Ik was niet zo van het leren, dat moet ik er wel bij zeggen. Maar klasgenootjes met een Nederlandse achtergrond die zeker niet intelligenter waren dan ik, kregen vaker een hoger advies. Misschien dat leraren ook vanuit een soort bescherming dachten: ‘Dit kind heeft geen intellectueel vangnet thuis, dus laten we niet te hoog mikken.’ Veel migrantenkinderen doen een mbo-opleiding en gaan dan gelijk werken. Dat pad hoorde denk ik ook bij het verwachtingspatroon van mijn leraren.’

Zou jouw route voor een kind uit een ander sociaal milieu nu ook nog haalbaar zijn?
‘Het stapelen is ingewikkelder geworden, ik denk dat het in dit politieke klimaat lastiger is dan vroeger. Je leest in onderzoeken dat kinderen uit bepaalde wijken of met een bepaalde achtergrond nog steeds structureel onder-geadviseerd worden. Ondanks dat er meer aandacht is voor kansengelijkheid, wordt er systemisch nog steeds een onderscheid gemaakt.
Dat zie je ook in Utrecht. Ik zie weinig herkenning en representatie. Op bijeenkomsten ben ik vaak één van de weinige mensen van kleur. Er is een verschil tussen ergens welkom zijn en er daadwerkelijk gezien worden. Ik voel me niet altijd gezien voor wie ik ben. Dat zal mensen misschien verbazen, ik zie er misschien niet uit als een prototype migrantenkind, ik heb bijvoorbeeld ook geen accent. Dus dan plakken mensen toch snel het label ‘wit’ op je. Terwijl ik me heel bewust ben van mijn culturele achtergrond en waar ik vandaan kom. Ik kom weliswaar niet uit een getto, maar ben een kind van de straat uit een achterstandsbuurt. Sommige vriendjes uit die tijd zijn in de criminaliteit beland.’

Wat breng je mee vanuit jouw achtergrond?
‘Een ander perspectief. Dat zie je ook bij bepaalde makers, die lak hebben aan conventies en doen wat ze willen. Dat vind ik interessant. Ook wat betreft publiek. Er zijn veel mensen en gemeenschappen in de stad, die nog weinig verbinding voelen met de schouwburg als plek. Daar stuur ik actief op en denk dat ik daarin een andere bagage en perspectief meebreng dan de meeste andere schouwburgdirecteuren. Tegelijkertijd zit ik ook in een systeem en ben ik ervan overtuigd dat ik pas echt dingen kan veranderen, als ik ook het systeem verander.’

Kan je al iets concreets noemen?
‘Toen ik bij de stadsschouwburg begon, zag ik dat er best veel werd gedaan aan diversiteit en inclusie. Maar dit was behoorlijk versnipperd en er werd vaak niet doorgepakt. Nu werken we aan een integraal beleid, waar het ook gaat over bewustzijn, kennis, een gemeenschappelijke taal. Vanuit een intersectioneel perspectief, met een focus op culturele achtergrond, sociaaleconomisch en beperkingen. Voor mij valt of staat het met de juiste meerstemmigheid in huis, anders zijn we iets aan het bedenken voor een groep waar we niets van weten. Maar dat gaat langzaam bij de stadsschouwburg, we zetten kleine stappen. Ik heb niet de illusie dat ik dat systeem in één of twee jaar kan veranderen. Het is een langetermijnplan, waarbij ik graag medewerkers meeneem, zodat ze uiteindelijk de voordelen zien en inzien dat het hebben van verschillende perspectieven in huis een meerwaarde voor de organisatie heeft.’

En verandert je programmering al?
‘Zonder dat we ook aan díe knoppen draaien, gaat er natuurlijk niks veranderen. We hebben een deel van de planning tijdens het lopende seizoen flexibel gemaakt. Hiermee ontstaat er ruimte om meer met makers samen te werken die wat korter op de bal produceren. Zij vielen eerst buiten de boot, omdat onze programmering al helemaal vol zat op het moment dat zij met hun aanbod kwamen. We kunnen we nu beter inspelen op de actualiteit.
Verder programmeren we meer vanuit samenhangende thema’s, die we willen belichten. Identiteit, waarin ook ruimte is voor het koloniaal- en slavernijverleden, technologie en klimaat, en verhalen die in de stad leven.’

Wat zijn je drijfveren?
‘Deels zelfontwikkeling en voldoening halen uit wat je doet. Maar ook onderdeel zijn van de kracht en magie van onze sector, daar iets aan bijdragen, voor de sector van betekenis zijn. Of het nu gaat om talentontwikkeling of het creëren van ruimte voor verhalen die we te weinig horen en onderbelichte perspectieven. Hopelijk kan ik jonge mensen met een soortgelijke achtergrond als ik, die nu nog geen plek voor zichzelf zien, inspireren om hun talenten aan deze sector te wijden.’

Hoe ziet jouw sociale omgeving er nu uit?
‘Heel gemixt. Mijn vrouw is Iraans, ik Armeens, mijn vrienden en kennissen komen overal vandaan. Om mij heen zie ik meer mensen die net als ik via een andere weg de sector zijn ingerold. Het ongemak dat ik soms nog weleens ervaar, zie ik ook bij hen terug. Maar ondertussen zijn we hier en raak je er ook aan gewend.
De schouwburg-bubbel is wel nieuw voor me. Het witte en elitaire bolwerk, het imago van een schouwburg, is hardnekkig en zie ik hier in Utrecht soms nog wel op verschillende vlakken terug. Die veren schud ik graag – van de schouwburg – af, door meer een theater van nu te zijn en te worden. Daar hoort een directeur bij die men misschien niet direct verwacht. Gelukkig informeren mensen zich tegenwoordig beter door je van tevoren even online op te zoeken. Dat voorkomt een hoop gênante situaties!’

Stoort je dat of heb je het idee dat je je positie moet claimen?
‘Het is wat het is. Misschien dat ik vroeger wat meer geldingsdrang had. Ik viel vaak uit de toon, je hebt toch een andere achtergrond dan de mensen met wie je werkt. Maar nu ik wat ouder ben, voel ik me comfortabeler en zelfverzekerder en hoef mezelf niet zo te bewijzen.
Ik zwengel het wel altijd aan. Ook bij bijeenkomsten, als het dan over diversiteit van publiek gaat, dan zeg ik vaak: ‘Kijk eens om je heen, hoe divers is het hier?’ Als je het belangrijk vindt, zorg dan ook dat het hier meer divers wordt. Anders hebben we het nergens over met elkaar. Het antwoord is dan vaak dat ik wel gelijk heb, maar dat het om wat voor reden dan ook zo moeilijk is.’

En waarom is het zo moeilijk, denk jij?
‘Een combinatie van factoren. Het begint dus vaak bij een gebrek aan diversiteit bij organisaties, het ontbreken van verschillende perspectieven. En daardoor onbekendheid met specifieke groepen en communities. Omdat mensen er niet mee zijn opgegroeid. Vanuit publiek en makers gezien, spelen een gebrek aan herkenning en je niet gezien voelen mee.

Voor een deel zal het ook met geld te maken hebben en voor sommige mensen zal cultuur nooit iets interessants zijn. Net zoals sommige mensen niet van sport houden. We zullen nooit iedereen bereiken, dat is helemaal niet erg. Maar we moeten in ieder geval ons best doen. Op korte termijn voor mensen met een latente of juist uitgesproken interesse, maar die zich niet thuis voelen in een schouwburg. Als het dan een geldkwestie is, moeten we bereid zijn om ongelijk te investeren en alles eraan doen om obstakels weg te nemen.
Op lange termijn investeren in educatie en talentontwikkeling om te zorgen dat naar theater gaan of in een theater werken vanzelfsprekender wordt. Ik kan me niet herinneren dat ik zelf met school zoiets gedaan heb. Volgens mij was ik zestien toen ik voor het eerst een theatervoorstelling zag. Wij doen nu een educatieproject in Overvecht op een brede school, ‘Schouwburg in de Klas’, en dan vertellen schouwburgmedewerkers over hun beroep. Wat kun je doen in zo’n schouwburg? Wat kan ik eventueel doen? Wat voor opleiding moet ik dan volgen? Om die kids te laten zien hoe leuk theater is en dat een professioneel bestaan achter de schermen ook een reëel perspectief voor hen is.’

Wat vind jij leuk aan theater?
‘De magie van een voorstelling, daarin meegenomen worden, de fantasie, de ontroering, de creativiteit, het vermaak. Of juist de verhalen die aan maatschappelijk thema’s en onderwerpen raken. Die verscheidenheid aan voorstellingen, dat is zo dynamisch.’

Hoe zie je in dat kader de toekomst met een rechts kabinet in het vooruitzicht, dat niet veel op heeft met cultuur?
‘Ik zie het niet zo zwart-wit. Ik denk dat de overheid ook wel geleerd heeft van het verleden, dat als iets wegbezuinigd wordt, het in sommige gevallen ook niet meer terugkomt. En ik zie het ook als een oproep aan onszelf, als sector. We hebben het altijd over verschillende verhalen, maar als die écht aan tafel komen en het ongemakkelijk wordt, hebben we daar moeite mee. Als er echt meer ruimte is voor andere perspectieven, leidt dat tot een breder maatschappelijk draagvlak voor de cultuursector. Tijdens de pandemie werd heel wezenlijk gevoeld dat cultuur leidt tot verbinding en verbondenheid in de volle breedte. Maar we zijn dat ook weer heel snel kwijtgeraakt. Dat zie ik wel als een uitdaging op de plek waar ik nu zit. Het is bovendien een tweesporenbeleid: aan de ene kant nieuw publiek en nieuwe verhalen binnenhalen. Aan de andere kant bestaand publiek ergens in meenemen, want voor hen is het geen gesneden koek. Zeker voor mensen uit de regio: je biedt ze een heel andere context dan die waar ze vandaan komen. Hoe breng je dat bij elkaar? Dat is iets waar ik met mijn brede scope aan bij kan dragen.’

Is dat ook de reden dat de schouwburg voor jou heeft gekozen?
‘Ik weet dat ze op zoek waren naar iemand die in staat is om van de stadsschouwburg meer een theater van nu te maken. Die nieuwe verbindingen in de stad kan aangaan, met een visie op zowel nieuwe makers en programma’s als nieuwe publieksgroepen. Ik zeg weleens gekscherend dat ik tien jaar geleden waarschijnlijk niet op deze plek had gezeten. Deze tijd roept volgens mij om mensen die buiten de traditionele theaterbubbel kunnen kijken. Zich op andere manieren verbinden aan programma’s, makers, partners en publiek en anders daartoe verhouden. Dan komt het goed van pas om vanuit verschillende werelden te kunnen denken en kijken.’

beeld Herman van Borstelen

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2024