De Amsterdamse dierentuin Artis heeft een interessant oorlogsverleden. Enerzijds stemde de directie in dat de tuin voor Joden was gesloten, zoals alle openbare gebouwen in de stad, anderzijds vormde Artis een onderduiklocatie voor 150 tot 300 Joden. Dit laatste was bekend bij directeur A.L.J. Sunier. (meer…)
Bij een eindejaarsproject aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen in juni 2022 ontstond er binnen de jury een felle discussie over de keuze van een docent en zijn studenten om een Griekse tragedie op te voeren.Een deel van de jury vond dat een stuk als de Oresteia – het ging concreet om een collage van fragmenten uit de Oresteia van Aischylos en uit twee eigentijdse bewerkingen van de Griekse tragedie (Atropa van Tom Lanoye en Bloedbad van Gustav Ernst) – op zich al problematisch is (nog afgezien van wat er op het toneel mee gedaan wordt) vanwege de misogynie en de toxische mannelijkheid die er intrinsiek in aanwezig zouden zijn.
De kritiek dat het westerse repertoire ‘te wit, te mannelijk en te hetero’ is, is niet onterecht maar wordt haast onmiddellijk doorvertaald in ‘te patriarchaal, te seksistisch en te racistisch’. Dat geldt voor zowat het hele repertoire, van de Griekse tragedies over Shakespeare tot Ibsen en Strindberg. En blijkbaar behoren nu ook Lanoye en Ernst tot die gewraakte groep, terwijl beiden hun stukken nochtans heel expliciet vanuit de vrouwelijke personages schreven – een veel gehanteerde strategie bij moderne tragediebewerkingen, zowel bij mannelijke als bij vrouwelijke auteurs.
De stukken van Lanoye en Ernst articuleren een scherpe kritiek op het patriarchaat en het daarmee samenhangend fysieke en symbolische geweld. Maar voor de woke-generatie – laat me bij gebrek aan beter nog even deze term gebruiken – is het bekritiseren van een verwerpelijke positie hetzelfde als het herhalen van die positie en dus even verwerpelijk: mannelijk geweld bekritiseren is nog steeds mannelijk geweld tonen zonder er een alternatief voor in de plaats te stellen.
Als dat zo is, dan zit ook Peer Wittenbols met zijn stuk Trojan Wars (2019) diep in de shit – excusez-moi le mot. Hij schreef het stuk voor jongeren vanaf veertien. Wittenbols baseerde zich niet alleen op de Oresteia, maar ook op de Ilias en andere verhalen over de moeder aller oorlogen uit de klassieke oudheid. In grote lijnen blijft het verhaal hetzelfde en ook de bekende personages treden op. Maar binnen dat kader heeft Wittenbols zich alle vrijheid gegeven om een nieuw stuk te schrijven. En ook hier geen alternatief, maar een harde, rauwe, cynische en agressieve wereld. Wat de tekst fascinerend maakt, is het perspectief van waaruit hij verteld wordt.
Met een titel als Trojan Wars kan je als lezer natuurlijk niet anders dan vergelijken met de originele verhalen rond de Trojaanse oorlog. Dat is een heel andere insteek dan de kijkhouding van de jongeren die (nog) niet met die culturele kennis kijken. Wittenbols kent zijn klassiekers, maar hij leeft en schrijft nu en de eigentijdse maatschappelijke discussies laten hem niet onberoerd. Ook in zijn bewerking ligt de nadruk op de vrouwelijke personages en hun ervaring van oorlog en geweld. Maar de wellicht grootste ingreep is de verjonging van de personages. Figuren als Achilles, Hektor, Helena en Cassandra die we ons meestal voorstellen als volwassenen, zijn bij Wittenbols aan het begin van het stuk nog pubers. Met alle speed, energie, onnozelheid en brutaliteit van dien. Maar veel te jong om in de afgrond van een oorlog geworpen te worden.
Wittenbols heeft bewust een lang en episch stuk geschreven, dat uit drie grote delen bestaat: de aanloop tot de oorlog, de oorlog zelf en de nasleep ervan die zich voor een deel in de onderwereld temidden van de doden afspeelt. Trojan Wars is een grotesk en bijtend satirisch panorama van een samenleving op drift die haar jeugd geen andere waarden voorhoudt dan agressieve bezitsdrang.
Korte, snedig geschreven scènes in felle emotionele kleuren wisselen elkaar snel af. Wittenbols hanteert een directe, brutale, bij momenten obscene en scabreuze, rechttoe-rechtaantaal. Het is de taal van de jongeren, maar ook en vooral van de televisieseries en de media. Geen blad voor de mond. Geen omfloerste metaforen. Harde beelden. Als er al poëzie is, dan die van de straat. De humor is rauw, cynisch en morbide. Het gaat Wittenbols minder om de individuele psychologie van zijn personages dan om het naast en tegenover elkaar zetten van maatschappelijke attitudes.
Zo is het stuk een demasqué van het mannelijke heldendom. Vooral het kamp van de Grieken moet het ontgelden. Agamemnon en Odysseus zijn de incarnatie van het militaire cynisme en politieke opportunisme. Achilles – de grote held van de Ilias – ontwikkelt zich van een naïeve arrogante puber tot een gevoelloze moordmachine die uiteindelijk zichzelf uit wanhoop doodt. Van het ethos van de krijger zoals in de Ilias beschreven blijft er uiteraard niets meer over. Alle oorlogsgruwel wordt naar boven gehaald. In het derde deel praten zelfs de doden en de skeletten met elkaar in een lugubere ‘danse macabre’.
De oorlog tussen de Grieken en de Trojanen vertaalt Wittenbols in een oorlog tussen het Westen en de Islam, al wordt dat meer gesuggereerd dan expliciet uitgesproken. Maar het schema van de bloedige botsing der beschavingen is duidelijk aanwezig. Wittenbols schreef het stuk in 2019, maar door het conflict in Oekraïne klinkt de realiteit nu in een aantal scènes heel scherp door. De brutaliteit van de oorlogsvoering wordt voortdurend expliciet verwoord en beschreven in alle fysieke en lichamelijke details.
In die context is de list met het houten paard een kinderverhaaltje. Die list wordt door Agamemnon en Odysseus, de Griekse legerleiding, weggelachen en vervangen door een hele reeks van andere strategieën: uithongeren, de waterbronnen vergiftigen, voedselvoorraden verbranden, ziektes verspreiden, systematische verkrachting, kindsoldaten:
Achilles: Ik heb soldaten gezien, die eigenlijk nog geen soldaten waren. Kwamen bij mij tot aan mijn borst. Tot hier! Als ik vroeg hoe oud ze waren dan riepen ze: ‘Zeventien! Achttien!’ Maar hun stemmen waren nog niet gebroken. Er waren er bij, die hadden hun melktanden nog. Kinderen nog, maar ze vloekten als kerels. En ze scholden bij het dobbelen. Wezen, vluchtelingen of stomweg zomaar hun ouders kwijtgeraakt ergens, in de wereld. Er was er eentje bij, een mannetje met grote, zwarte ogen. Zijn wangen waren nog glad, zijn borst: glad. Had zelfs nog nauwelijks haar rond dat piemeltje van hem. Maar hij stond vooraan toen de anderen van zijn bataljon een vrouw uit het dorp verkrachtten.
Het zijn passages die duidelijk maken dat Peer Wittenbols zich niet alleen in de Trojaanse oorlog maar ook in de eigentijdse conflicten heeft verdiept.
Op hun manier geven de vrouwen tegengewicht door hun weigering in de mannelijke logica mee te stappen. Onder de titel Façons tragiques de tuer une femme (1985) schreef de Franse helleniste en antropologe Nicole Loraux een intrigerend essay over de verschillende manieren waarop vrouwen in de Griekse tragedies gedood worden. Dat doden gebeurt steeds door mannen en in naam van het patriarchaat. Wittenbols lijkt die scènes te willen vermijden.
Een van de bekende moorden is het offer van Iphigeneia. Ook bij Wittenbols wordt Agamemnon door de goden, i.c. Artemis, gedwongen zijn dochter te doden om te kunnen uitvaren tegen Troje. Maar Agamemnon laat haar ontsnappen, waarop Iphigeneia zichzelf wil doden om haar vader te helpen. Uiteindelijk spaart de godin Artemis haar leven. In het originele verhaal doodt de Griekse held Achilles de koningin van de Amazones, Penthesilea, in een duel, maar bij Wittenbols doodt zij zichzelf na het tweegevecht. Ook Briseïs, de slavin waarover Agamemnon en Achilles ruziën, pleegt zelfmoord door gif te nemen: ‘Te laat. Ik heb gewonnen. U wilde mij niet, u wilde dit lijf. Mij best. Ik ben weg, neuk maar wat er van mij overblijft.’
De vrouwen zijn geen slachtoffers en geen passieve figuren. Dat geldt ook voor Helena om wier schoonheid de oorlog zou begonnen zijn. Bij Wittenbols zit het huwelijk tussen Menelaos en Helena van bij het begin fout. Haar vlucht met Paris is haar eigen keuze en Menelaos ziet haar graag vertrekken. Het is zijn broer Agamemnon die het verhaal van de kidnapping verzint om Troje te kunnen aanvallen. De echte reden is uiteraard economisch: Troje is een grote en belangrijke haven in de regio.
De cynische politiek die zich verbergt achter een humanitair ideaal wordt ontmaskerd in een ultiem racistische toespraak van Odysseus. Aan het einde van het stuk beschuldigt een openbaar aanklager Griekenland van genocide tegen Troje. Op de lange lijst van misdaden antwoordt Odysseus met een extremistisch discours:
Het is een ander volk, met andere instincten. En het is een denkfout om er vanuit te gaan dat ze onze vrijheid en autonomie zullen respecteren. Niets liever willen zij dan ons Griekse bloed homeopathisch te verdunnen met dat van henzelf.
Het is een toespraak waarin alle politieke en ideologische smerigheid van de laatste honderd jaar is opgeslagen
Maar het laatste woord – en dat klopt volledig met de logica en de opzet van Trojan Wars – is aan de grootste slachtoffers van een oorlog: de achtergebleven kinderen. Een achtergebleven kind staat op de plek waar eens zijn huis en thuis was. Het probeert zich alle details te herinneren van hoe het leven vroeger was, voor de vernietiging van alles en iedereen:
Daar was de schoorsteen.
Trek een rechte lijn naar beneden en daar was de voordeur.
Doe die deur open en daar staat mijn moeder.
Tussen de vlammen.
Schopt naar het vuur als naar een troep kwaaie honden.
Probeert het vuur terug te trappen naar waar het vandaan komt.
Maar mijn moeder is maar alleen.
En het vuur is met zijn allen.
…
Hier lag de drempel.
Hier de voordeurmat.
En hier lag mijn moeder.
Zeggen ze.
Want dat heb ik zelf niet gezien.
Toen hadden vreemde handen mij al weggetrokken.
En andere vreemde handen lagen op mijn ogen.
En er waren handen op mijn oren zodat ik mijn moeder niet kon horen schreeuwen.
Ja, wel dát ze schreeuwde.
Maar niet precies de woorden.
Die moest ik er zelf bij verzinnen. …
Dat heb ik al heel vaak gedaan.
Kan ik keigoed. …Deze grond, van hier… tot hier… tot hier is nu van mij.
Dus de lucht hierboven is ook van mij.
Dus van hier, recht omhoog…
Dwars door de wolken, omhoog
dwars door de sterren, hoger dwars door de planeten, en hoger is van mij alleen.
Alleen vogels komen soms even op bezoek.
Een ekster of een vinkje.
…
En soms de schim van mama op zoek naar papa.
Of soms de schaduw van mijn broer op zoek naar mama.
Of soms papa, op zoek naar mij.
Maar nooit alle drie tegelijkertijd.
Dat kunnen ze niet.
Ze zijn altijd alleen.
Als het waar is.
Als er al een positief alternatief is voor het geweld in de tekst, dan moet het in deze passages zijn van kwetsbaarheid en verlies.
Trojan Wars van Peer Wittenbols is uitgegeven bij De Nieuwe Bibliotheek (boekje 546) en is genomineerd voor de Toneelschrijfprijs 2022. De tekst werd voor het eerst opgevoerd in oktober 2021 door Het Nationale Theater/ HNTjong.