Annette Embrechts schreef een mooi en behartigenswaardig stuk in Theaterkrant Magazine (maart 2022) over arbeidssocioloog Fabian Dekker en zijn publicatie over de werkomstandigheden van circusartiesten in ons land: Vergeten Beroepen: Leven en werken in het Nederlandse circus. Tegen het einde van het artikel wordt er een oproep gedaan om meer te investeren in het circusbedrijf en deze uitnodiging gaf mij aanleiding om het volgende eens onder de aandacht te brengen.
Het moderne circus herdacht in 2018 zijn 250 jarig bestaan, sinds Philip Astley in 1768 zijn riding school in Londen presenteerde: een plek om behendigheidsshows in paardrijkunst afgewisseld met acrobatiek en clownerie, op te voeren. Zijn formule sloeg bij een breed publiek aan en deze fascinatie nam tijdens de negentiende eeuw alleen maar toe, en duurde tot in het midden van de twintigste eeuw. De opkomst van de televisie- en media-industrie maakte dat de aantrekkingskracht van het circus onder druk kwam te staan, maar tegelijkertijd heeft het circusbedrijf zich ook wonderwel weten aan te passen en nieuwe, breed aansprekende vormen van vermaak ontwikkeld – denk aan het Cirque du Soleil, de populaire kerstcircussen – en allerlei mengvormen van theater, mime en bewegingstheater onderzocht en in voorstellingen verwerkt. De in het artikel genoemde HBO-vakopleidingen hebben hier zeker een rol gespeeld, net als de erkenning van het fenomeen circus als cultureel erfgoed in 2013. En als het om de waardering van erfgoed gaat en de bestudering ervan, is er zeker in de afgelopen twintig jaar het nodige werk verzet.
Onderbelicht zijn gebleven de concrete initiatieven tot conservering van het circuserfgoed, zoals de door het Allard Pierson in 2018 opgezette website www.circusmuseum.nl. Het hier getoonde rijke beeldmateriaal illustreert de verscheidenheid aan wat het circus in de loop der eeuwen heeft gepresenteerd, en geeft een goed inzicht in de verschuivingen in de waardering ervan. Hierbij valt te denken aan de omgang met dieren, de tentoonstelling in de zogenoemde sideshows van lichamelijke afwijkingen en de volkerenshows: het presenteren van exotische volkeren die onder het negentiende-eeuwse Europese koloniale bewind vielen. Toen immens populair allemaal, maar in onze tijd niet meer gewaardeerd. Echter, de foto’s, affiches, boeken en correspondentie over deze thema’s zullen van bijzonder belang blijven om ons heden beter te begrijpen. Dat de Allard Pierson circuscollectie ook daadwerkelijk functioneert, bewijst de bruikleen van enkele Friedländer affiches voor de recent afgesloten (internationale) tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, getiteld ‘Kirchner en Nolde: Expressionisme. Kolonialisme’.
Van een andere aard is de inventarisatie die Marcel Bergema maakte van circusmemorabilia die zich in Nederland op allerlei verborgen en bijna vergeten plekken bevinden. De aansprekende resultaten hiervan zijn te vinden op www.circusweb.nl.
Over de arbeidsomstandigheden en de beroepsperspectieven verscheen in 2020 een rapport van de Europese Unie: The situation of circus in the EU Member States. Hierin wordt het circus voor het eerst omschreven als een vorm van kunst. Investeren in het circusbedrijf door de lokale of centrale overheid is in Nederland in de voorbije jaren nauwelijks tot ontwikkeling gekomen. Door de recent gegroeide samenwerking en organisatiestructuur kan er een voorzichtig begin mee gemaakt worden: denk aan de ondersteuning van het Fonds Podiumkunsten voor vormen van circustheater als BOOST, Tent en Festivals als Rotterdam Circusstad en het Tilburgse evenement Circo Circolo. Het traditionele circus heeft nog wel het nakijken, maar er is tenminste een eerste stap gezet. Op die manier raakt Nederland meer in de pas met naaste buurlanden, waar overheidssteun sinds jaar en dag praktijk is. Dus: investeren ja, niet om een gunst te verkrijgen, maar omdat het circus een volwaardige vorm van kunst in zich draagt.
Foto uit circus collectie Jaap Best
Willem Rodenhuis, Liaison Officer Circuscollectie Allard Pierson UvA