1947
‘Natuurlijk: waarom mag een mens geen borrel drinken? Maar het existentialisme wijst juist op de grote verantwoordelijkheid die de mens tegenover zijn medemens heeft. Tegenover zijn generatie en dus eigenlijk tegenover de hele wereld. De existentialist moet weten en begrijpen wat hij doet. Maar enfin…’
(Jean-Paul Sartre in gesprek met André Glavimans naar aanleiding van o.a. Huis Clos, Toneelschild, jaargang 2, nr. 1)
1955
Het feit dat hier de ontkenning groter is dan de bevestiging, de twijfel groter dan het geloof, houdt in dat zij de toeschouwer confronteren met problemen, waarmee deze in den regel niet geconfronteerd wenst te worden, omdat daardoor, zoal niet zijn zelfrespect, dan toch minstens zijn zelfingenomenheid wordt aangetast.
(Kees van Iersel over Beckett, Ionesco en Adamov in Het Tooneel, jaargang 76, nr. 3-4)
1962
De ontstellende waarheid is dat als je alle theater in Engeland sloot, het enige verlies hierin zou bestaan, dat een welopgevoede gemeenschap zou voelen dat een zeker beschavingsgemak – zoals trams of leidingwater – ontbrak. De gevoelens en de verontwaardiging hierdoor ontketend zouden op het vlak van de belastingbetaler liggen. Misschien zou er één onderwerp van gesprek minder zijn. Maar zou er werkelijk een blijvende storm van verontwaardiging opsteken, zou er een gevoel van gemis zijn? Een honger?
(Peter Brook in Het Toneel, jaargang 83, nr. 2)
1976
We waren het er allen over eens, dat we eerst volledig zelfstandig moesten worden en onbekommerd ons moesten kunnen laten leiden door eigen fantasie, kracht en verlangens. Eerst de eigen rijkdom ontdekken, opdat de kollektieve rijkdom zo groot en veelzijdig mogelijk zou zijn. Terwijl we daarmee bezig waren ontdekten we dat het zogenaamde sociale leven, het leven in een stad, het alledaagse gekonditioneerde ‘normale’ leven een enorme blokkade vormde voor onze eigen, vrije kreativiteit. Er kwam op een gegeven moment een onuitgesproken afspraak dat iedereen zich terugtrok uit ‘city-life’ en dat we ook elkaar niet meer zagen tijdens maaltijden of in cafés. De realiteit waarin we verkeerden werd zodoende steeds persoonlijker en bijzonderder; eigener.
(Jepke Goudsmit over zijn stage bij Jerzy Grotowski in Toneel Teatraal, jaargang 97, nr. 4)
1996
Er is een stuk film dat grote indruk op hem heeft gemaakt. Jean-Luc Godard monteert in één van zijn films een volle minuut lang zwart, dat wil zeggen, hij zet de bioscoop zaal in het donker. De mensen luisteren een volle minuut lang naar hun ademhaling, die hen vertelt dat ze leven. En ze bewijzen eer aan de beelden doordat ze een moment accepteren – en een minuut duurt in de bioscoop heel lang – waarop geen beeld te zien is. Ik denk dat we Heiner Müller een plezier doen wanneer wij hem onze dank betuigen door nu op te staan en een minuut te zwijgen.
(Grafrede voor Heiner Müller door Alexander Kluge in Notes, jaargang 11, nr. 1)
2001
‘Ik kan sowieso niet tegen beïnvloeding. Mensen beïnvloeden je denk ik altijd. Bewust of onbewust raak je besmet; het tast je aan in je denken en je zijn. Ik ga bijvoorbeeld niet graag naar de groenteboer, want die kan iets gaan vragen wat niet hoort bij de code van de groenteboer. Bijvoorbeeld hoe het met me gaat. Dan doorbreekt hij zijn code en dan raak ik in de war, besmet.’
(Elke Geurts in gesprek met Simone Hogendijk in TM jaargang 5, nr. 4)
2014
Het vliegtuig is om de een of andere reden vertraagd, eerst kort, dan langer en later nog langer. Op een gegeven ogenblik wordt de verwachte wachttijd niet meer in minuten maar in uren aangegeven. Uiteindelijk veranderen de getallen op het bord in letters – ‘please wait for an announcement’ – en zijn je plannen voor vandaag en vanavond abrupt definitief afgelast. Je zit in de val, een menselijk dier opgesloten in een vertrekhal zonder vertrek. Je bagage zit in de buik van een vliegtuig dat niet zal vliegen, het uitzicht op een vervangend toestel is nog onzeker en ligt in de handen van de goden. Je hebt alleen geen goden in je leven, en wat zich aanbiedt is niks. Je wacht, vermaakt je zo goed mogelijk met wat men noemt de geschenken van het kapitaal.
(Uit Een vertrekhal zonder vertrek, een kort verhaal van Tim Etchells in Theatermaker, jaargang 18, nr. 5)
2020
‘Het voelde alsof de personages steeds handelen omdat ze de stilte niet goed aankunnen. Ik vind dat dat ook iets over deze tijd blootlegt, dat we nooit stilstaan en de hele tijd maar handelen en praten, vanuit een angst voor de leegte maar ook vanuit alles wat we weten over wat er mis is in de wereld en vanuit de wil om daar iets aan te doen. Die stiltes tussen de scènes voelen als een soort zwart gat waar de personages zo snel mogelijk weer uit willen en dus geven ze zich maar al te graag over aan de plotverwikkelingen in het stuk. In het tweede bedrijf gaat het dan alleen maar door, doorpompen zodat je maar niet hoeft na te denken.’
(Liliane Brakema in gesprek met Marijn Lems in Theatermaker, jaargang 141, nr. 2)