Is het een onderzoeksconferentie of een performance festival? De internationale werkgroep Performance Philosophy brengt beide in maart samen in Amsterdam. Onder de titel Intervention! Intoxication? How Does Performance Philosophy Intervene? vinden ook re-enactments, ouder-kind-lezingen en een acht uur durende performance plaats. Theatermaker sprak met organisatoren Ricarda Franzen en Sophie van Balen.
Een belangrijk aandachtspunt van de organisatoren tijdens de werkgroep, vormt de toekomst van instituten en institutionele relaties. Zo vragen zij zich af: ‘How can we alter the institutions – our schools and working places, the way we do politics, the dominant structures and discourses – that we are part of, or are engaging with, and why should we?’
Het antwoord wordt niet in radicale acties gezocht, maar in verandering van binnenuit, door middel van samen denken en doen. Hierdoor komt er vanzelf meer aandacht voor de vorm van optreden, voor het organiseren en uitwisselen, voor een dramaturgie van de conferentie.
Waar komt het begrip Performance Philosophy vandaan?
Ricarda Franzen: ‘In april 2010 namen de Britse theaterwetenschapper Laura Cull en de Britse filosofe Alice Lagaay deel aan een conferentie over performance en filosofie op de Freie Universität Berlin. De uitbarsting van de vulkaan Eyjafjallajökull in Noorwegen legde toen het vliegverkeer op het noordelijk halfrond plat, waardoor een heel aantal deelnemers niet op tijd arriveerde. Daardoor was er ineens tijd voor allerlei andere gesprekken. Toen is het idee ontstaan om een netwerk voor Performance Philosophy op te richten. Er is een serie publicaties opgestart en er zijn tweejaarlijkse conferenties, waarvan Intervention! Intoxication? nu de vierde is.’
In hun inleiding bij de bundel Encounters in Performance Philosophy schrijven Cull en Lagaay dat er in de filosofie van oudsher een antipathie is, een bias tegen performance.
Sophie van Balen: ‘Filosofie is gericht op theorievorming en het vastleggen van begrippen. Filosofen zijn van oudsher minder geïnteresseerd in performativiteit, het denken dat al doende wordt ontwikkeld, hoe iets een uitwerking heeft in de realiteit.’
Franzen: ‘De anti-theatrale tendens is ook terug te voeren op Plato. Theater is geësthetiseerd en verwijderd van de waarheidsvinding waar filosofie op uit zou zijn. Dit soort scheidingen hebben er historisch toe geleid dat tradities van kennisvergaring en andere praktijken van elkaar gescheiden bleven.’
Hebben jullie daar zelf ook last van?
Van Balen: ‘Ik snap Plato wel. Hij wilde filosofie en poëzie uit elkaar denken. Ware uitspraken onderscheiden van poëtische uitspraken. Binnen de Westerse filosofie staat de logische samenhang voorop en kan een poëtische of metaforische stijl als ‘losjes’ of rommelig denkwerk worden weggezet. Je wilt een bepaalde precisie bereiken, en het artistieke is dan minder belangrijk.’
Is het ook een ethisch probleem, vergelijkbaar met fact free en fake news?
Van Balen: ‘Het gaat erom wat voor een soort kennis je zoekt. Performance Philosophy richt zich op een ander soort kennis, wil wetenschap uit de strikte hoek van theorie halen.’
Betekent dat dat je als academicus het performatieve in je eigen denken en handelen laat meetellen?
Van Balen: ‘Dat kan. Het voegt vooral een domein toe aan de filosofie dat heel lang is weggedacht.’
Franzen: ‘Bij theaterwetenschap of performance studies gaat het om het onderzoeken van andere performatieve vormen. Dat bijvoorbeeld het denken ook een vorm van performen is. En dat je dat op het podium kan doorzetten. Het gaat ook over het samen denken. Het denken als een vorm van doen, samen met mensen die een andere achtergrond meebrengen.’
Van Balen: ‘Dat niet de één denkt en de ander performt.’
Wat is de reden dat dit juist nu zo in opkomst is?
Franzen: ‘Het gaat denk ik onder andere om een verdere ontwikkeling van interdisciplinariteit. Het cliché van de vage uitwisseling – iets doen met een vreemd of exotisch vakgebied – wordt overstegen. Er wordt meer praktisch en met nieuwsgierigheid gekeken: hoe ontstaat nieuwe kennis? Op welke manier communiceer je met elkaar? Het zit ook in ons thema: wat is onze relatie met instituten? In welke symbolische constructen geloof ik wel, en hoe gebruik ik die?’
Van Balen: ‘De potentie van Performance Philosophy ligt vooral in het bevragen van de status quo. Wat zijn de triggers die ons aan het denken zetten? Tot nu toe keken we naar de geschiedenis en zagen we dat ideologie de dingen veranderde. Maar sinds twintig jaar is dat anders. Er is geen ideologie meer die mensen op de been brengt. Ook armoede en economische ongelijkheid doen dat nauwelijks. Het idee van een revolutie werkt niet meer. Dus is de vraag: welke perspectieven brengen mensen nu wel aan het denken?’
Franzen: ‘Performance werkt met fictie. Dat geeft andere mogelijkheden, bijvoorbeeld om met een fictieve tijdlijn te werken. Thomas Bellinck doet dat in zijn expositie Domo de Eŭropa Historio en Ekzilo, door vanuit een fictieve toekomst terug te kijken naar het nu. Maar ik denk ook aan de bijdrage van Silvia Bottiroli, de nieuwe directeur van DAS Theatre. In het voorgesprek over haar bijdrage hadden wij het over nieuwe manieren van lesgeven en de relatie met methode. Lesgeven berust vaak op reeds vergaarde kennis, maar het wil ook op een toekomst anticiperen. Performance Philosophy gaat zo ook om het integreren van werkveld en methode, door je af te vragen wat is onze tijd, wat hebben we nu nodig? Welke vormen van interventie zouden nu werken?’
Zijn de oude middelen uitgewerkt?
Van Balen: ‘Methode is echt een aandachtspunt voor Performance Philosophy. Om niet alleen aan kennisoverdracht te doen en te zenden. We hebben voor de conferentie verschillende formats uitgedacht en verzameld, waarin het samen denken een grote rol speelt, maar ook bijvoorbeeld de tijd die je neemt voor iets. We hebben relatief veel leegte geprogrammeerd om het ongeprogrammeerde een kans te geven. We zetten specifieke gasten bij elkaar, om samen met het publiek open van gedachten te wisselen.’
Franzen: ‘Er zijn re-enactments van lectures van denkers en kunstenaars die niet in de Westerse canon zijn opgenomen of niet naar het Engels zijn vertaald. Er zijn performances, en performance-lectures. En we hebben de ouder-kind-dialoog bedacht. Om het denken van en tussen verschillende generaties een plek te geven. Iemand van mijn leeftijd gaat met zijn moeder in gesprek, een ander met een peuter.’
Van Balen: ‘Het intergenerationele is een manier om andere perspectieven binnen te halen, maar het gaat er ook om de verschillen naast elkaar te laten bestaan. Kinderen komen in wetenschap en kunst meestal niet zelf aan het woord, hun perspectief wordt niet meegenomen. Er wordt vooral over hen gesproken.’
Franzen: ‘Er zijn ook mensen die audiopapers doen, dat is mijn eigen stokpaardje. Audio-opnames vergen een andere houding. Het is iets anders dan beeldmateriaal scannen. Het kost veel meer tijd. Luisteren genereert een heel ander soort aandacht, doordat het zo langzaam gaat. Hopelijk gaan deelnemers, als neveneffect van zulke bijdragen, anders en met meer aandacht naar elkaar luisteren.’
Van Balen: ‘Onze call heeft uitgelokt dat mensen het deel van intoxicatie of bedwelming hebben aangegrepen om voorbij de taal te gaan, op een Artaud-achtige manier de expressie op te zoeken, om via het lichaam met noties van (dis)embodiment te werken.’
Franzen: ‘En er zijn no-paper bijdragen, waarbij mensen eens een keer kiezen voor het níet voorlezen van een A4’tje bij een powerpoint. Zo bestaat het festival zelf al uit allerlei vormen van interventie.’
Voor wie is het festival bedoeld? Wie hopen jullie dat er op Intervention! Intoxication? afkomen?
Franzen: ‘De mensen die bijdragen zijn een goede afspiegeling van degenen die we hopen te bereiken. Er komen niet alleen theaterwetenschappers en filosofen, maar ook kunstenaars die met performance bezig zijn, en dramaturgen natuurlijk. We hebben het begrip performance expres niet nader gedefinieerd. En door de koppeling met de toekomst van instituten hebben veel voorstellen ook een maatschappelijke, meer politieke lading gekregen. Er is duidelijk behoefte om buiten de vaste kaders te gaan en dat ook gezamenlijk te doen, praktijken en gedachten tastbaar te maken.’
Kun je een voorbeeld geven?
Franzen: ‘De organisatrice van de laatste Performance Philosophy conferentie in Praag 2017, Alice Koubová, heeft een “Open Gesprek” als format voorgesteld. En een Latijns-Amerikaanse theatergroep, bestaand uit Mariana Aristizábal en Malena Arcucci, gaat als bijdrage acht uur lang achter elkaar performen, aan de hand van opdrachten van het publiek – om aansluitend op de politieke kanten van uitputting te reflecteren.’
Dus aan de ene kant laten jullie veel open, vergeleken met de traditionele wetenschappelijke conferentie, aan de andere kant zit er ook heel wat sturing, juist door het openlaten van de vorm?
Van Balen: ‘We hebben bepaalde richtingen aangegeven en vragen opgeworpen, door interventie aan de toekomst van instituties te verbinden, en daarbij intoxicatie naar voren te schuiven. Er wordt bij interventie nog steeds in jaren zestig termen gedacht, zoals aan Aktie Tomaat.’
Franzen: ‘Wat als interventie niet meer die ene duidelijke handeling is die om dat ene moment gaat, maar meer om een proces? Wat als je met een praktijk van transformatie werkt, met altered states?’
Wat wordt er eigenlijk met intoxicatie bedoeld?
Van Balen: ‘Intoxicatie betekent zoiets als beïnvloeding. Wij denken dat intoxicatie een andere vorm van interventie is. Een revolutie is een ingreep met een duidelijk begin en einde, iets dat kan slagen of niet. Misschien dat we nu in West-Europa op andere dingen zitten te wachten dan revolutie en polemiek. Misschien hebben we meer geduld, en verlangen we niet meer zo naar het omverwerpen van een regime of instituut.’
Franzen: ‘Ik weet niet hoe het komt dat we in de huidige tijd meer van binnenuit willen werken. Zijn we meer dan ooit navelstaarders? Zijn mensen individueler geworden? Je ziet dat kunstpraktijken veranderen, dat kunstenaars met instituten werken of zichzelf die status toe-eigenen, zoals het Berlijnse collectief Zentrum für Politische Schönheit. We zijn niet meer alleen tégen instituten. Er is ook een weerzin tegen een al te polemische houding.’
Ondervonden jullie ook weerstand bij het organiseren van zo’n ongebruikelijke conferentie annex festival?
Franzen: ‘Met logistieke zaken vallen we vaak tussen wal en schip. Er is veel steun en belangstelling, maar ook een soort nieuwsgierig ongeloof. Overal kom je protocollen tegen, hoe dingen nu eenmaal gedaan worden. Hoezo heb je meer equipment nodig dan een beamer voor een powerpoint, als het toch om een conferentie gaat? Het is heel fijn om met een instelling als De Brakke Grond te werken, omdat zij gewend zijn om zo precies te denken, bij iedere bijdrage anders.’
Van Balen: ‘We wilden de identiteit van dit soort conferenties juist bevragen. Maar we lopen er tegenaan dat we niet naar andere voorbeelden kunnen verwijzen. Er is nog geen traditie in Performance Philosophy als evenement op deze schaal in Nederland. Het is heel interessant om te moeten uitleggen dat zoiets als de locatie enorm veel uitmaakt voor de werking van een bijeenkomst en de verschillende bijdrages. De sfeer, de uitstraling, het soort mensen dat zich daardoor aangesproken voelt, de inbedding, het telt allemaal mee. Dat is niet iets waar academici zich gewoonlijk druk over maken.’
Het congres Performance Philosophy – Intervention! Intoxication? How Does Performance Philosophy Intervene? vindt plaats van 14 tot 17 maart in De Brakke Grond en het Universiteitstheater in Amsterdam.