Alles kan gebeuren, alles is mogelijk en waarschijnlijk. Tijd en plaats bestaan niet, op het onbelangrijke uitgangspunt van de werkelijkheid spint en weeft de verbeelding nieuwe patronen: een mengelmoes van herinneringen, ervaringen, spontane invallen, absurditeiten en improvisaties. (meer…)
In Strindberg en dal van Rob de Graaf ontstaat er een intrigerend samenspel tussen gespeelde en ‘echte’ gebeurtenissen. Drie acteurs repeteren een toneelstuk, een fictieve tekst van August Strindberg – genaamd Dal in de mist – die De Graaf ook in zijn geheel uitschreef.
De acteurs worden tijdens de repetitie regelmatig onderbroken door een regisseur met de gepaste naam Dic en zijn regieassistente Tessa. De tekst begint midden in Dal en mist met de personages Ira, Maren en Lamm, respectievelijk moeder, dochter en een soldaat die tijdelijke opvang behoeft. Deze worden gespeeld door Monique, Henke en Barnaby. Strindberg en dal zelf is opgedeeld in vier delen: de ochtend in de repetitieruimte, de lunchpauze, de middag in de repetitieruimte en de volgende ochtend op dezelfde locatie.
In Dal en mist gaat de jonge Maren een relatie aan met de soldaat Vlado Lamm, tegen de zin van haar moeder Ira in. Ira denkt zelf bezig te zijn een intieme band met hem te ontwikkelen, maar Vlado is kortgeleden door zijn vrouw verlaten en staat op het punt alle vrouwen af te zweren.
In de omlijstende tekst is Monique de wat oudere actrice die de jongere Henke waarschuwt voor de handtastelijkheden van regisseur Dic. Regieassistente Tessa probeert haar hart en ziel in het stuk te stoppen en wil haar visie delen met regisseur Dic, die echter stug doorgaat zoals hij dat wil, zonder ook maar enige waarde toe te kennen aan Tessa’s ideeën. Zowel Tessa als Henke vallen uiteindelijk uit tegen Dic, die zich volledig onbegrepen voelt.
Beide toneelstukken lopen op een bepaalde manier uit de hand als ze het einde naderen: in beide stukken bepaalt de jongste vrouw, Maren/Henke, dat de situatie niet voldoet aan haar eisen en dat zij niet op waarde geschat wordt. Door deze twee lijnen tegelijk te ontwikkelen ontstaat er een intrigerend samenspel tussen gespeelde en ‘echte’ gebeurtenissen in het stuk.
Sipko Melissen definieerde ‘de roman in de roman’ in 2012 als de ‘virtuele roman’, waarbij de interne roman alleen bestaat voor de personages van de omsluitende roman. Dal in de mist, het door de Graaf ingebedde toneelstuk, zouden we daarom ook wel een ‘virtueel toneelstuk’ kunnen noemen. De aanwezigheid van een dergelijk virtueel toneelstuk vestigt de aandacht van de lezer op het feit dat hij een artificiële en gefabriceerde tekst aan het lezen is, wat een prachtige manier van vervreemding oplevert en tegelijk veel mogelijkheden biedt tot het vergelijken van de interne en omsluitende tekst.
Het stuk begint met een fragment uit Dal en mist, gerepeteerd in de studio. Pas als de repetitie onderbroken wordt, wordt voor de lezer duidelijk dat dit niet de ‘werkelijke’ personages betreft. Na een kort gesprek wordt deze eerste scène weer herhaald, echter nu met het effect dat de tekst die bij de eerste lezing zeer serieus klonk, bijna humoristisch wordt bij de tweede lezing. Deze herhaling benadrukt het feit dat er iets gemaakt wordt ten behoeve van een publiek, een bepaalde artificialiteit van de kunst.
Het poëtische taalgebruik in het virtueel toneelstuk staat in sterk contrast met de toon die in de rest van het stuk wordt aangeslagen. Op ingenieuze wijze laat de Graaf regisseur Dic doorgaans spreekwoorden en bepaalde zegswijzen nét iets gebruiken, waardoor in eerste oogopslag goed bedoelde zinnen onderuit worden gehaald en onwaarachtig lijken, zoals: ‘Ik betrek jou bij het proces, dat merk je – en als jij een andere mening bent toegedaan dan ik, dan moet je het vooral zeggen – ik ben één groot oor, je kent me’.
Later in het stuk is Dic de discussies met Tessa en Henke zat en zegt hij: ‘Als dit hier een ring is, dan gooi ik daar nu mijn handdoek in’. Deze woordkeuzes van de schrijver versterken het egocentrisme van Dic, zonder dat het expliciet genoemd wordt.
Dics taalgebruik parodieert ook het clichébeeld van de combinatie regisseur-kunstenaar. Hij geeft in het stuk tal van definities van wat volgens hem kunst ‘is’ en Strindberg ‘is’, waaronder: ‘Kunst is gevoel, is grensverkenning, is de dunne lijn tussen vrijheid en regels, is blind tasten tot uiteindelijk het licht aan gaat…’ en ‘Kunst is alles, is het hoogste en het laagste – maar kunst is ook knutselen, is houtje-touwtje-ambacht, ja toch?’. Door Dic zichzelf ook nog te laten herhalen, zorgt De Graaf ervoor dat de lezer het van harte beaamt als Tessa Dic een ‘loze praatjesmachine’ noemt.
Personage Maren wijdt in Dal in de mist dan weer graag uit in emotionele diepgravende analyses van haar eigen situatie, met een poëtische en zoekende woordkeuze die contrasteert met de zelfverzekerde taal van Dic.
MAREN
Toch verbeeld ik me dat ik iets van hem begrijp
Verlangen naar wat niet zichtbaar en niet tastbaar is
Naar een wereld waarvan je alleen maar kunt vermoeden dat ze bestaat…
Een wereld waar het gevoel heerst, omdat het sterker is dan al het andere…
Het valt op dat in Dal in de mist veel zinnen eindigen met drie puntjes. De personages maken hun zinnen niet af, wat ze geneigd maakt om elkaars gedachten af te maken en naar elkaar toe te trekken. De schrijver laat iets weg, wat de suspense van Dal in de mist vergroot: er wordt keer op keer iets achtergehouden en nagedacht over wat wel of niet gezegd mag worden, vooral door moeder Ira.
IRA
Ik aarzel, Vlado
Ik weet niet of ik het met jou moet hebben over wat mij is overkomen
Of het niet beter is dat ik alles wat ik weet over onrecht en wreedheid en wroeging in stilte bewaar en straks met me meeneem, mijn graf in
Ira zegt eigenlijk alles wanneer ze Maren op het hart drukt: ‘Ik wil niet dat je nog meer zegt’. Er is al te veel gezegd, wat schadelijk is voor alle betrokken partijen.
Dic daarentegen vraagt steeds weer om meer input van zijn acteurs, onder de ogenschijnlijk loze belofte van geheimhouding:
DIC
Kun je gewoon over praten, hoor, over wat er nog in je zit aan verwarring en ambivalentie
Kom er maar mee te voorschijn
We gebruiken het enkel als brandstof
Daarna vergeten we het weer
De acteurs verzetten zich hiertegen: ‘Ik weet niet of ik dat wel kan / Of ik daar wel zin in heb’. Dic vervreemdt zijn acteurs van hem doordat hij wil dat ze zichzelf volledig blootleggen, waar ze zich oncomfortabel bij voelen en niet aan mee willen werken. Dic drukt echter rustig door. Deze tegenstelling van houdingen tussen de personages van het ingebedde en omsluitende toneelstuk zorgt voor een interne discussie over wat wel en niet gezegd moet worden, over hoeveel iemand van zichzelf in de kunst moet stoppen om tot het gewenste resultaat te komen.
Dal in de mist biedt een soort ode aan de suspense, of less is more, terwijl de omliggende tekst benadrukt dat de scheidingslijn tussen te veel en te weinig vertellen heel dun is, en overschrijding tot confrontaties kan leiden. Strindberg en dal is een prachtig spel van taal en theater in theater, met een scheutje vervreemding.
Lees hier onze recensie van de opvoering van Strindberg en dal door De Gemeenschap.