Recenseren kan soms een riskante onderneming zijn. Niet omdat beledigde podiumkunstenaars soms wraak willen nemen: dat komt zo weinig voor dat zo’n risico verwaarloosbaar is. Maar wat als het gaat om het beschrijven van een voorstelling die de verantwoordelijke maker ervan ernstig kan bedreigen, niet alleen in zijn artistieke bewegingsvrijheid maar concreet in zijn dagelijks leven? (meer…)
Het is alweer ruim twee jaar geleden dat Eric de Vroedt aankondigde dat Het Nationale Theater (toen nog Toneel) een aantal vooraanstaande Nederlandse toneelschrijvers zou vragen om een stuk te schrijven over de staat van het land onder de noemer ‘De Stukken des Vaderlands’. Zijn eigen zesdelige The Nation beet met succes de spits af – hij kreeg er de Taalunie Toneelschrijfprijs 2018 voor – en nu is het de buurt aan Maria Goos met We zijn hier voor Robbie.
Goos heeft een indrukwekkende staat van dienst, met zeer succesvolle tv-series op haar naam als Oud Geld en Dokter Robert en al even succesvolle toneelstukken als Familie, Cloaca en De Familie Avenier. Naast bijvoorbeeld Lot Vekemans en Joeri Vos mocht zij dan ook niet in het lijstje van Het Nationale Theater ontbreken.
In het kader van een schets van de staat van het land stelt haar tekst echter teleur. Wellicht hadden we dat ook niet van haar mogen verwachten en ligt de verantwoordelijkheid voor althans die teleurstelling op het bord van Het Nationale Theater. In Goos’ werk staat immers het persoonlijke, intermenselijke (familie-)drama voorop, niet de grote maatschappelijke visie.
Weliswaar draait dat drama vaak om een bepaald soort klasse-bewustzijn, maar dat bewustzijn wil in mijn beleving verder weinig zeggen over grotere maatschappelijke ontwikkelingen als geheel. Wat overigens prima is: de schrijver moet schrijven wat de schrijver schrijven wil.
We zijn hier voor Robbie draait om een familiediner ter herdenking van Robbie die een jaar eerder zelfmoord pleegde. Het diner wordt georganiseerd door zijn broer, de vijftigplusser Marius en diens tweede, aanzienlijk jongere vrouw Linda in het huis van patriarch Isaac, een immense villa die al generaties familiebezit is.
Het samenzijn is tevens bedoeld om de door Marius en Linda begeleidde voltooiing van een ettelijke tonnen kostende restauratie van datzelfde ouderlijk huis te vieren. Andere gasten zijn Barbara, de ex-vrouw van Marius, hun twee kinderen Bas en Suzanne, en de vriendin van Suzanne: Willemijn. Later zal ook nog een buurvrouw van Robbie haar opwachting maken.
Natuurlijk gaat er vervolgens niets zoals het moet, de lak op de parketvloer blijkt nog niet uitgehard, Marius had de cateraar niet bevestigd en zo nog het een en ander. Om de nagedachtenis aan Robbie lijkt verder bijna niemand zich te bekommeren totdat Goos er niet aan ontkomt om toch het hoe en waarom van zijn zelfmoord uit de doeken te doen.
Met de haar kenmerkende soepele dialoog schetst Goos ondertussen de verschillende familieleden en hun onderlinge verhoudingen. Isaac is een snob zonder oog voor hedendaagse gevoeligheden als genderkwesties of de discutabele glorie van onze koloniale handelsgeest. Tweede vrouw Linda is bang alles fout te doen in deze chique familie, en doet dat dan ook. Zoon Bas is begin dertig, maar nog steeds zoekende naar zichzelf en/want psychisch labiel enzovoorts.
De interactie tussen de personages draait vervolgens vooral om de ins en outs van sociale codes, welke woorden je wel en niet gebruikt (proosten of toosten?) en wat je positie in de familiale pikorde is:
ISAAC
Annet heeft altijd gevoeld dat je
respect voor haar hebt Barbara. We
hebben het erg gewaardeerd dat je
in al die jaren dat je hier kwam zo
aan haar hebt kunnen optrekken.SUZANNE
Optrekken? Was je ziek?ISAAC
Niet ziek, maar in de eerste jaren
wat onwennig. Maar jullie moeder is
het soort vrouw geworden waar we
dol op zijn.SUZANNE
Alsof je een soort cursus hebt gevolgd.BARBARA
Eerder een doorlopend examen van
een jaar of dertig maar ik begrijp
nu dat ik geslaagd ben.
(…)
Het is lekker scherp en met een paar goede acteurs ligt de zaal met dit soort teksten ongetwijfeld aan je voeten. Problematisch is echter dat hetgeen dat klinkt als een comedy of manners, gebaseerd is op het tragische gegeven van een zelfmoord en dat de menging van komische en tragische aspecten binnen de vereisten van dit well-made play niet gelukt is.
De onthulling van de ware toedracht van Robbies dood is vooral een onthulling voor het publiek, bedoeld om de narratieve eindjes aan elkaar te knopen. Zijn familie nam het toch allemaal al voor lief en in hun levens maakt het ook bar weinig uit wat nu precies de reden was.
En als het al tot inzicht leidt bij iemand als Marius, dan kunnen zijn rouw en bérouw mij tegen die tijd al even weinig schelen. Dat komt ook doordat Goos het groepsportret boven het individuele portret laat prevaleren waardoor ik me aan niemand echt verbinden kan. En doordat de twee personages waar binnen het verhaal van deze familie het meeste drama aan gekoppeld is, Robbie en zijn moeder Annet, gewoon helemaal niet worden opgevoerd.
Wat je Goos dus wel kwalijk nemen kan, is dat er onder haar gespierde dialoog uiteindelijk zo weinig schuilgaat. Dat is jammer omdat ze een aantal onderwerpen aanstipt die meer dan de moeite waard zijn om een toneelstuk over te schrijven en die niet worden uitgewerkt, zoals die in Nederland schandalig onderbelicht gebleven postkoloniale kwestie. Maar het is met name in de relatie tussen moeders en hun zonen, een thema dat ook in Goos’ Familie een belangrijke rol speelde, dat Goos haar stuk zo’n veelbelovend uitgangspunt meegeeft.
Zo schrijft ze over de als hypersensitief omschreven Robbie en zijn moeder Annet:
ISAAC
‘Ga er maar niet te veel aan
hechten’ zei de dokter toen
hij geboren werd. ‘Hij is niet erg
sterk.’ Maar voor je moeder was het
al te laat. Ze hield al van hem.
En over de relatie tussen Barbara en haar zoon Bas schrijft ze de regieaanwijzing:
BAS gedraagt zich niet volgens de code van het milieu en dat irriteert BARBARA heel erg. Als hij niet sterk en zelfverzekerd is, of doet, dan verdraagt ze hem bijna niet.
Deze Annet en Barbara, tevens schoonmoeder en schoondochter met hun geschiedenis van dertig jaar miskenning en hun tegenovergestelde houding tegenover de gebreken van hun respectievelijke zonen, had ik maar wat graag samen op het podium gezien. Liefst met zoons erbij.
En ja, als de schrijver schrijven mag wat de schrijver schrijven wil, dan heb ik als lezer eigenlijk niets te willen. Maar toch. Je zou hopen dat Goos zich eens zou bevrijden van al die vereisten voor het schrijven van een tot op het laatste draadje afgehechte vertelling, vereisten die haar een plot lieten optuigen over de zelfmoord van een bij zijn geboorte al voor het ongeluk voorbestemde man die het niet kon verkroppen dat zijn broer zijn twee lievelingsschilderijen in China had laten overschilderen zodat de originelen stiekem verkocht konden worden om de verbouwing van het op instorten staande ouderlijk huis te betalen.
Dit temeer omdat ik tussen de regels door ook juist dat verlangen naar een andere vorm te lezen denk. Doorheen de hele tekst schrijft Goos regelmatig voor dat personages zich rechtstreeks tot de zaal richten, of zeggen ze fictie doorbrekende dingen als: Zien we je nog terug voor het applaus? Maar de belangrijkste zelf-aansporing staat onderaan de regieaanwijzingen die aan de eerste claus voorafgaan: De vorm is open. En dan vraag ik me af: wat let je?
Lees hier onze recensie van de opvoering van We zijn hier voor Robbie door Het Nationale Theater.