In een veranderend theaterlandschap wordt ook de theaterschrijver uitgedaagd zich andere vaardigheden eigen te maken. Meer samenwerken, bereid zijn nieuwe vormen te onderzoeken, open staan voor andere invloeden. Op uitnodiging van de Tekstsmederij deelt een viertal auteurs zijn ervaringen. ‘Het is een misverstand dat kruisbestuiving betekent dat je iets van je autonomie moet inleveren.’

Eind vorig jaar werd De Tekstsmederij, platform dat (opkomende) theaterauteurs ruimte bood om hun kunstenaarschap te onderzoeken, na ruim tien jaar opgeheven. Ter afsluiting praten schrijvers Dean Bowen, Mohamed Aadroun, Nhung Dam en Lot Vekemans, uitgenodigd door zakelijk leider van de stichting Marijke Schaap, in een digitaal rondetafelgesprek over de waarde van kruisbestuiving voor de toekomst van taalkunst. 

De auteurs zijn van verschillende leeftijd, achtergrond en expertise, maar hebben in ieder geval één ding gemeen: ze schrijven allemaal (ook) teksten die hardop op een podium, voor een publiek, worden uitgesproken. Theaterteksten, zo je wilt. Hoe laten ze zich beïnvloeden door andere genres en vormen, hoe beïnvloeden ze anderen, wat levert kruisbestuiving op en wanneer is kruisbestuiving minder wenselijk? Kan door uitwisseling het idee van wat een podiumtekst is of zou moeten zijn, verder opgerekt worden? 

Botsen

‘Het toeval overvalt me en dat is vaak de bron van mijn werk’, zegt dichter, performer en auteur Dean Bowen (1984). Hij was onder andere stadsdichter van Rotterdam en maakte tijdens de eerste coronagolf met drie andere beginnende podiumkunstenaars zijn eerste theatervoorstelling Poetic Resistance, bij het kunstenfestival Explore the North in Leeuwarden. ‘Ik geloof heel erg in de waarde van kruisbestuiving en haal er veel energie uit. Maar als ik nadenk over hoe het veld daadwerkelijk inclusiever moet worden, zie ik ook bepaalde hordes die genomen moeten worden.’

Afhankelijk van het hokje waarin jij je toevallig begeeft, maak je jezelf een bepaald soort lexicon eigen, legt hij uit. ‘Een manier van analyseren en spreken over wat je maakt. Maar door die specifieke lexicons waarin iedereen gewend is over zijn eigen praktijk te communiceren, ontstaan er soms kortsluitingen. Dat kan leiden tot frustratie, het gevoel dat er bepaalde wetten zijn als we nadenken over podiumteksten.’ 

Mohamed Aadroun (1982), die na een studie bedrijfskunde en een aantal werkzame jaren als beleidsmedewerker bij de overheid, ruim tien jaar geleden het Amsterdams Andalusisch Orkest oprichtte en zich sindsdien (ook) richt op het schrijven van muziektheater, voelde zich door zijn autodidactische achtergrond in de kunsten aanvankelijk vaak buitengesloten. ‘Ik herinner me van mijn beginjaren als schrijver, dat mensen reageerden op mijn teksten op een manier waar ik niets van begreep. Acteurs en regisseurs die blikken van verstandhouding uitwisselden, die ik niet kon plaatsen. Ik heb dat lang als een zwakte van mezelf gezien, maar dat is natuurlijk onzin: het is een gegeven. Inmiddels ben ik het juist als kracht gaan beschouwen: er zijn blijkbaar meerdere perspectieven op tekst, en het is interessant die perspectieven te organiseren en een plek te geven binnen een werk.’

Dat gaat soms moeizaam, ervoer Bowen tijdens het werkproces aan Poetic Resistance, dat hij maakte met twee andere schrijvers en een muzikant. ‘Op het moment dat we hulp nodig hadden, merkte ik zowel bij de producent als bij onszelf als beginnende theatermakers én bij de verschillende experts en bronnen die we aanboorden om ons te helpen om dit werk te ontwikkelen, dat er momenten waren waarop het ontbrak aan een soort common ground. Ondanks dat iedereen voor zichzelf steeds helder verwoordde wat de behoeftes waren, liep dat in hoe dat bij de verschillende partijen werd ontvangen, soms radicaal langs elkaar heen.’

Hoe vind je elkaar vervolgens weer terug? Bowen: ‘Door constant te blijven zoeken naar waar de verwarring zit en die de wereld uit te helpen. Maar daarvoor is het noodzakelijk om die verwarring te erkennen. Er zijn bepaalde manieren om naar tekst te kijken, die afwijken van hoe je het gewend bent. Je moet dat dus juist niet veralgemeniseren. Je moet niet zeggen: we zijn allemaal bezig met tekst, want dan sta je niet toe om de nuances en de complexiteiten tussen verschillende genre-benaderingen te identificeren.’

Dat vindt ook theatermaker en (roman)schrijver Nhung Dam (1984). ‘Het is een misverstand dat we, alleen omdat we allemaal met tekst bezig zijn, ook allemaal dezelfde taal spreken.’ Zelf begeeft ze zich regelmatig van de ene ‘bubbel’ in de andere: van de uitgeverij waar ze over haar nieuwe roman praat tot de theatergroep die praat over een stuk. ‘Er gelden totaal andere wetten in hoe je rechtstreeks communiceert met een lezer of via een acteur met een publiek. In plaats van je eigen expertise te bevechten, lijkt het me waardevol om kennis uit te wisselen. Het is spannend als de wetten daardoor opgerekt worden. Zolang die ene basiswet maar centraal staat: je wilt communiceren.’

Het is dus zaak de onderlinge verschillen te benoemen, of zelfs te benadrukken, in plaats van ze meteen proberen te slechten. Daar sluit theater- en romanschrijver Lot Vekemans (1965) zich bij aan. Als een van de meest gespeelde Nederlandse toneelschrijvers in het buitenland, komt ze regelmatig in aanraking met andere culturen en theatertradities. ‘Ik geloof in botsingen, vanuit het idee dat je elkaar respecteert en samen iets wilt. Ik denk dat we op creatief vlak niet veel verder komen met voorzichtigheid. We moeten het idee loslaten dat alles in een proces van nieuwe werelden ontmoeten, soepel verloopt en leren om met dat onvermijdelijke ongemak om te gaan. Als je samen ergens aan werkt, zal je elkaar toch steeds weer moeten vinden.’ De snelheid waarmee theater nu doorgaans wordt geproduceerd, helpt daar niet in mee, stelt ze. ‘We moeten af van die hijgerigheid van produceren: drie try-outs en dan meteen spelen voor een volle zaal met recensenten, terwijl je zelf nog maar net ontdekt waar het over gaat.’

Aadroun: ‘Juist omdat de meeste projecten waaraan ik werk multidisciplinair van aard zijn, word je gedwongen om op een andere manier te kijken naar een tekst, om te achterhalen wat de waarde en de positie van de taal is in datgene wat je maakt. Ik sluit me erbij aan dat het tempo waarmee we nu geacht worden te produceren, niet helpt in het aangaan van die kruisbestuiving.’

Onthechten

Door uitwisselingen met andere makers aan te gaan, leerde Aadroun zijn tekst los te zien van zijn eigen persoon. ‘Daardoor ben ik minder bezig met de kwaliteit van mijn tekst, maar veel meer met effect ervan: hoe komt het over binnen het geheel? Juist door die wederkerigheid, door een tekst in alle ruchtbaarheid te laten ontstaan, ben ik mezelf veel meer gaan zien als een vehikel van het ontstaanstraject van wat ik schrijf.’

Onthechting van wat je aan het maken bent, noemt Vekemans dat. ‘Je hebt soms de neiging jezelf te belangrijk te maken. Ik kan me persoonlijk aangesproken voelen als mensen niet begrijpen wat ik met een tekst bedoel, en dat kan voor heftige emoties en frictie zorgen. Het enige dat dan helpt, is goed kijken: wat is mijn ego, en wat is gewoon waar? Voor mij is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen dat wat voor mij als een paal boven water staat in wat ik wil communiceren, en datgene wat er eigenlijk minder toe doet maar waarmee mijn ego wordt aangetast.’

In de praktijk merkt Bowen dat die onthechting hem de ene keer makkelijker afgaat dan de andere keer. ‘Als het gaat om mijn poëzie, ben ik vrij ongenereus. Ik zoek daarin ook veel minder naar een één-op-één begrip in wat ik wil communiceren. Schrijven is schrappen, dat weten we allemaal, maar het soort aanpassingen dat ik in mijn poëzie aanbreng is veel minder rigoureus dan bij het maken van een voorstelling. Als theatermaker heb ik dat echt moeten leren: ik vond het heel moeilijk om dat wat ik aan het schrijven ben als het ware geweld aan te doen.’ Dam: ‘Misschien is het verschil met poëzie dat de tekst die je schrijft meteen datgene is dat communiceert, terwijl je met een toneeltekst woorden naar een acteur brengt, die dat op een bepaalde manier interpreteert en dat vervolgens op het toneel uitspreekt.’

Wat levert het op als een schrijver met een poëzie-achtergrond een toneeltekst schrijft? Verbreedt dat het register van wat een toneeltekst kan zijn? Bowen: ‘Tijdens mijn stadsdichterschap in Rotterdam maakte ik met mijn partner [curator en redacteur Rianne Zijderveld] een tentoonstelling, en ook daarbij ben ik eerst gaan denken: wat als dit een gedicht is? Hoe werkt beeld in een gedicht, en hoe vertaalt zich dat vervolgens in een ruimtelijke opstelling? Toen we Poetic Resistance maakten, ben ik op een gegeven moment ook over het stuk gaan nadenken als gedicht. Daarin zat een sleutel tot een andere manier van vertellen, het maken van andere keuzes, die niet volgens de wetten van theater werkten maar leidden tot iets vernieuwends. Ik heb niet de ambitie om het theater te vernieuwen, maar de manier waarop ik kan nadenken over die nieuwe, intimiderende ruimte – het theater – moest eerst via het kader waarin ik me al thuis voelde.’

Wortelen

Is kruisbestuiving überhaupt iets dat je altijd moet najagen? Dam: ‘Ik vraag me weleens af of kruisbestuiving per definitie wenselijk is. Zelf koester ik ook de expertise heel erg. De experts zijn mijn leermeesters geweest. Zoals Dean het pad van de poëzie heeft bewandeld, zijn we allemaal vanuit ons eigen vakgebied begonnen. Als ik nu proza schrijf, zie ik bijna een publiek voor me: dat is het pad waar ik vertrouwd mee ben.’

Vekemans: ‘Ontzettend mee eens. Het is een misverstand dat kruisbestuiving betekent dat je iets van je kernwaarden of autonomie moet inleveren. Kruisbestuiving heeft niets te maken met water bij de wijn doen. Waarom het voor mij belangrijk is, is omdat het me uit mijn comfort zone haalt. Het brengt me op gebieden die ik niet kende én confronteert me met mijn onbewuste programmering. Ik kom nu eenmaal uit een bepaalde achtergrond en cultuur, de Nederlandse theaterwereld waarin ik me al jaren begeef heeft zijn eigen cultuur, dat heeft mij allerlei dingen geleerd die ik als normaal ben gaan beschouwen. En elke keer in een kruisbestuiving met andere werelden, wordt mij de vraag gesteld: klopt dat wel? Werkt die wereld waar ik uitkom wel zo goed voor mij als ik dacht? Ik merk dat ik vaak veel vrijer werd als ik aan die zekerheden ging morrelen. Het voelt enorm bevrijdend als je dingen tegenkomt die echt anders zijn dan dat je gewend bent, dat betekent namelijk dat je je eigen wetten ook mag laten varen.’

Dam denkt dat kruisbestuiving doorgaans pas echt effectief is vanaf een bepaalde fase in je makerschap. ‘Als je vanaf het nulpunt al hybride begint, kan het zo maar van alles een beetje zijn. Juist het vakmanschap van poëzie, theater of literatuur, is iets dat we heel erg moeten koesteren. Zodra je vanuit die expertise het gesprek aangaat met anderen, dan wordt kruisbestuiving waardevol.’ Ze zou beginnende makers willen aanraden om zich eerst te scholen. ‘Begin bij de klassiekers, duik eerst in de technieken. Misschien ben ik ouderwets, maar als je nog niet weet wie je bent als schrijver, van waaruit je vertrekt, kan kruisbestuiving ook een schuilplek worden. Soms zie je ook dingen die zo diffuus zijn, dat je niet meer weet hoe je ernaar moet kijken. Dan lijkt het soms alsof de maker geen keuzes heeft gemaakt.’

Bowen: ‘De andere kant van de medaille is dat alles wat ik doe of heb gedaan, voortkomt uit een fascinatie die ik had voor taal, tekst, podium en performance. Ik ben niet geschoold, de wijze waarop ik tot mijn makerschap kwam, was juist door te putten uit een ongelofelijke diversiteit aan referenties en bronnen.’ Daardoor zat er volgens hem vanaf het begin al een mate van hybriditeit in zijn praktijk. ‘Waar we voor moeten waken is dat mensen die via meer autodidactische, of bi- of triculturele benaderingen, óók worden gewezen op de waarden die ze bij zich kunnen dragen. We moeten vooral kijken in hoeverre iemand al overtuigd en geworteld is in zijn praktijk.’

Dam: ‘Klopt helemaal. Ik bedoel vooral dat je binnen een proces van kruisbestuiving, vertrekt vanuit je eigen expertise, of je nu autodidact bent of een opleiding hebt gevolgd. Jouw expertise, Dean, is heel helder en duidelijk. Dat is de zekerheid waar ik op doel.’ Ze denkt dat kruisbestuiving in een te vroeg stadium tot minder kan leiden, en in een latere fase juist veel op kan leveren. ‘Als je denkt een aantal zekerheden als gereedschappen onder je arm te hebben en bereid bent die los te laten, en ook weet welke waarden je wél vast wil houden, en de ander zit in diezelfde fase, dán kan kruisbestuiving heel spannend worden.’

Foto: Estafettetekst-evenement van de Tekstsmederij, Anne van Zantwijk

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2022