De driekoppige mimegroep Wild Vlees kiest voor haar voorstellingen steeds één fysiek beeld, dat de totale onderwerping van de performers vraagt. Dramaturg Erica Smits zoekt de existentiële vragen achter de performatieve handeling.
Ik kan er niets aan doen. Tijdens een doorloop van An incomplete life van Wild Vlees springen de tranen in mijn ogen. Hier is een persoon gaan liggen om zich te laten bedelven onder kilo’s en kilo’s zout dat minuten- en minutenlang uit een zandloper over haar lichaam stroomt tot ze helemaal is verdwenen. Op nog geen kwart van de doorloop kijken performer Francesca Lazzeri en ik elkaar een kort ogenblik aan en de kwetsbaarheid van haar overgave aan het onvermijdelijke verdwijnen raakt me. Kom aan, Smits. Professioneel blijven. Nog maar eens heel dramaturgisch naar het zout staren.
Wild Vlees is een gezelschap van Tamar Blom en Francesca Lazzeri, beiden afkomstig van de Mimeopleiding in Amsterdam, bijgestaan door producent Job Rietvelt. Startpunt was de afstudeervoorstelling Body On van Blom met Kajetan Uranitsch, waarmee ze de ITS Paradeparel (2014) wonnen. Daarna maakte Blom met Lazzeri voor Festival Cement de performances When everything is human, the human is an entirely different thing (2016) en An incomplete life (2017).
Verdwijnen in elkaar
Als het publiek de loods betreedt voor When everything is human…, staan er aan het eind van die gigantische ruimte twee mensen. Piepklein en naakt zijn ze. Als een Adam en Eva in een kaal en koud Eden van beton en staal. Op de voorgrond staat een aantal medewerkers in zwarte tonnen gips te mengen met apparaten die de ruimte vullen met een onontkoombaar gebrom. Tegenover het poëtische van de twee naakte mensen zijn hier drie technici pragmatisch bezig met het voorbereiden van het materiaal. Het gips wordt op een vlak in het midden van de ruimte gestort. Performers Blom en Lazzeri nemen plaats op het vlak en beginnen het gips over het vlak uit te smeren. Met grote precisie bedekken ze het gehele vlak tot aan de randjes met een egale laag. Daarbij raken hun eigen lijven ook steeds meer bedekt met het grijze gips. Gaandeweg naderen Blom en Lazzeri elkaar. Ze komen samen in het midden van de gipsvlakte. In eenzelfde tempo, met vergelijkbare precisie, bedekken ze nu zichzelf met het gips en daarna elkaar. Ze gaan steeds meer in elkaar op, tot ze eindigen in een innige omhelzing waarbij met een laatste beweging van de hand nog een laatste deel van het gezicht wordt bedekt. Dan zijn ze helemaal in elkaar verdwenen. Al die tijd, en het duurt best een tijd, heeft het publiek om het vlak gestaan, gezeten, gelopen. De kou is in onze tenen en neuzen gekropen. Naarmate het gips de performers meer en meer bedekte, durven we dichterbij te komen. Het grijze gips wordt harder en daarmee ook witter. Lijnen en groeven zorgen voor prachtige details in een net ontstaan sculptuur waarbij de mensen eronder misschien niet meer zichtbaar, maar wel voelbaar aanwezig zijn.
Waarom en hoe
In aanloop naar de première van When Everything is Human… hebben Blom en Lazzeri mij gevraagd om als dramaturg bij een aantal doorlopen te zijn en feedback te geven. En dus zit ik op een doordeweekse middag in de theaterstudio van Pand18 in ’s-Hertogenbosch. Op dat moment is er een idee, maar nog geen gips. Daar moet ik dus een beetje doorheen kijken. In deze fase van het werkproces begint de performance nog met het rennen van rondjes rondom het centrale vlak tot de uitputting bereikt is. Pas dan stappen Tamar en Francesca naar het midden om het niet-aanwezige gips uit te strijken.
Ik ben er behoorlijk blanco ingestapt. Waar je soms als dramaturg eerst uren praat over het waarom van een voorstelling, nu is het gesprek over het waarom gereduceerd tot een klein kwartiertje waarin Tamar en Francesca me in een sneltreinvaart door hun uitgangspunten heen loodsen, maar lang staan we er niet bij stil. Ik moet het maar zien.
In dit geval is de waaromvraag juist funest. Op het moment dat ik naar twee performers zit te kijken die zich rot rennen en in mijn hoofd een stemmetje klinkt ‘waarom zijn zij nou zo aan het hollen?’ is het mis. Ik blijf dan als kijker hangen bij de performer. Mijn gedachten gaan over nut en noodzaak van de handeling en niet over de conceptuele betekenis ervan. Dan slaat de verveling al snel toe. Na afloop van de doorloop spreken we over het waarom van het rennen. Als je het wilt hebben over verdwijnen, heb je het dan nodig?
Blijkbaar niet. Als ik me een doorloop later meld bij de loods vlak achter de Verkadefabriek is het rennen eruit. Het gips, het geluid en het licht zijn er inmiddels. De performance legt nu de focus veel meer op de fysieke handeling met het gips. En daarmee ook op de conceptuele handeling: het verdwijnen in elkaar. De vraag naar het waarom is ineens niet meer aan de orde. Maar het duurt nog wel erg lang. Mijn mede-testtoeschouwer en ik strijden met de kou die in onze botten is gaan zitten en ons afleidt van het kijken. Het gesprek is van het waarom verschoven naar het hoe. Hoe zorgen we dat het publiek zich vrij genoeg voelt om door de hele ruimte te lopen? Hoe zorgen we dat de spanning voelbaar blijft? Maar ook: hoe zorgen we dat het gips niet te snel maar ook niet te langzaam hardt? Hoe zorgen we dat het fysiek veilig blijft voor de performers? En: hoe zorgen we dat het publiek zich daar vooral niet mee bezig houdt?
Onderwerping aan de kunst
‘Je huid dichtsmeren met gips, dat kan toch niet goed zijn? Zitten er in gips niet ontzettend veel chemische materialen? Blijft dat spul niet nog weken in je oren zitten?’ Het zijn zomaar wat gedachten die je tijdens het kijken naar When everything is human… te binnen kunnen schieten. Ook niet zo vreemd. Wild Vlees maakt performances waarin de makers een inhoudelijk uitgangspunt vertalen naar één poëtisch beeld met een fysiek concept. Er zijn in dit soort werk als het ware twee lagen aan het werk. Enerzijds is er de ‘performatieve’ laag van performers Blom en Lazzeri die zo gek zijn hun lichaam te onderwerpen aan ijs, gips, zout, elkaar. Dat vraagt iets van hun uithoudingsvermogen en tart hun fysieke grenzen. Dat zie je, dat voel je, dat weet je als publiek. Maar dat is het laatste waar Blom en Lazzeri het over willen hebben. Het gaat ze er niet om te laten zien hoe knap, sterk of dapper ze zijn. In de performances verbeelden zij mensen die zich overgeven aan iets groters, zoals de dood of elkaar. De ‘conceptuele’ laag, zogezegd. Tussen die twee lagen zit een spanningsveld. Want je kunt als kijker niet je gedachten over ‘waarom’ of ‘hoe’ uitzetten. In het werken met Wild Vlees ondervond ik dat hoe helderder de performatieve laag was, hoe meer je je als kijker kunt overgeven aan de kijkervaring van de conceptuele laag. Zo ook bij volgende voorstelling An incomplete life.
An incomplete life
In het midden van de kale ruimte van een grote garage staat een rechthoekige ijzeren constructie die nog het meest doet denken aan een zandloper. Bovenin zit in een omgekeerde transparante piramide veel, heel veel zout. Bij binnenkomst van het publiek vult de performer – de voorstelling wordt afwisselend door Blom en Lazzeri gespeeld – de zandloper met nog meer zout. Met een emmertje wordt het zout uit een grote grijze bak geschept. Vervolgens gaat Lazzeri een ladder op en stort het zout. Scheppen, omhoog, storten, omlaag. Scheppen, omhoog, storten, omlaag. Na enige tijd rijdt ze de bak weg en zet de ladder aan de zijkant. Ze nestelt zich in de installatie onder de piramide. Dan gaat het zout lopen. Fijne korreltjes spatten op haar heup. Een dun laagje vormt zich op haar knie. Dat duurt en dat duurt. Het zout is continu in beweging: het vormt een bergje op haar heup, schuift als een kleine lawine naar beneden, de glinsterende korrels stapelen zich op elkaar. De lieflijke, gewichtloze korreltjes vormen een steeds grotere berg. Het stroomt onverbiddelijk door en bedekt steeds meer van het lijf. Buik, benen, voeten, armen, borst, kin, lippen, neus. Met het verdwijnen van het laatste plukje haar en de stilte die volgt als de stroom dan eindelijk is gestopt, komt het besef: nu is ze echt weg. En weer sta ik te vechten tegen mijn tranen.
Het huilen van een dramaturg
Ook in dit proces kom ik voor het eerst kijken als het concept er al is. De installatie, het zout, de handeling is een gegeven en ik vraag me niet af waarom. Het gesprek gaat over het finetunen van performatieve én conceptuele details die ieder zo hun uitwerking op de dramaturgische betekenis hebben. Vraag je je als toeschouwer af of de performer wel kan ademen? Maak je je zorgen? Is er een praatje vooraf nodig? En zo ja, wie doet dat dan? En zo nee, hoe ontvangen we het publiek dan? Waar zetten we het tafeltje met glaasjes water neer? En hoe zorgen we dat het publiek op tijd de ruimte weer verlaat zonder dat we dat hoeven te vragen? Moet de performer niet een poging doen aan zijn lot te ontkomen? Als de performer onder dekens ligt, mis je dan het menselijk contact? Voel je als toeschouwer de neiging om in te grijpen? Wat als de tweede performer het zout bedient? Hoe open kan de blik van de performer naar de toeschouwer zijn?
Zo kwam de performance via de performatieve voorwaarden steeds meer tot de conceptuele kern. Tamar Blom en Francesca Lazzeri bleken samen een solo gemaakt te hebben. Een solo waarin iemand zelf de keuze maakt tot overgave, tot onderwerping aan het onvermijdelijke zout. Juist die overgave aan het onvermijdelijke, juist die kwetsbaarheid maakt de ervaring zo intens ontroerend. Ook voor een rationele dramaturg op een dinsdagmiddag in een koude loods.
foto: Sergio Gridelli
An incomplete life is onder andere te zien in augustus op Festival Boulevard in ’s-Hertogenbosch.