Op 10 september 2007 opende M-Lab zijn deuren in Amsterdam-Noord: een nieuw podium voor kleinschalige musicals, waar jong talent de kans zou krijgen om zich te ontwikkelen en waar nieuwe musicals konden mislukken, rijpen en misschien opgepikt zouden worden door een producent. Nog geen tien jaar na de opening moest het alweer sluiten. Waarom was de levensduur van M-Lab zo kort? En wie zet de missie van M-Lab voort nu het niet meer bestaat?

Door Sanne Thierens, foto Bob Bronshoff

M-Lab ontstond naar een idee van Joop en Janine van den Ende, die het theater van het begin af aan steunden met hun VandenEnde Foundation. Artistieke zeggenschap hadden zij niet; die lag het grootste gedeelte van M-Lab’s levensduur in de handen van musicalschrijver, –vertaler en -regisseur Koen van Dijk, die zegt met veel plezier bij M-Lab te hebben gewerkt en benadrukt de Van den Endes enorm dankbaar te zijn. Van Dijk zag M-Lab als een Nederlandse versie van het Londense Donmar Warehouse; hem stond een kleinschalig theater met 150 stoelen en repetitieruimtes voor ogen waar nieuw musicalrepertoire gemaakt zou kunnen worden, jong talent gestimuleerd en begeleid, en goede ideeën ontwikkeld. Het plan was om jaarlijks twee bestaande producties te brengen en daarnaast een aantal nieuwe, originele Nederlandse musicals.

Gesteund door de VandenEnde Foundation en een startsubsidie van de gemeente Amsterdam opende M-Lab zijn deuren op 10 september 2007. Zowel leerlingen van muziektheateropleidingen als professionele acteurs vonden al snel hun weg naar het theater. De eersten konden er de stap maken van de opleiding naar een klein, vertrouwd theater, de laatste gingen er graag back to basic.

Verregaande samenwerking

Gesteund door diverse subsidies bereikte M-Labs succes in september 2010 een hoogtepunt toen de Kring van Nederlandse Theatercritici de Prijs van de Kritiek toekende aan het theater. Paradoxaal genoeg betekende volgens Van Dijk juist die prijs het omslagpunt voor M-Lab. Naar aanleiding van het succes van M-Lab tekenden Erwin van Lambaart, destijds algemeen directeur van Joop van den Ende Theaterproducties, en Van Dijk een driejarige samenwerkingsovereenkomst met als doel een tournee van Urinetown en een aantal kleinschalige musicals te produceren, zoals Spring Awakening en Next to Normal. Voorheen kon M-Lab zijn eigen programmering vaststellen, maar vanaf Spring Awakening in 2011 ging dat in nauwe samenwerking met Joop van den Ende Theaterproducties.

Daar kwam bij dat de VandenEnde Foundation vanaf 2012 de enige subsidieverstrekker was, nadat de subsidie van het ministerie van OCW afliep. Van Dijk: ‘Ik ben ervan overtuigd dat er verwarring ontstond over de vraag: is M-Lab een onafhankelijke broedplaats of een afdeling research & development van Joop van den Ende Theaterproducties? Ik denk dat dit ertoe heeft geleid dat verdere subsidie uitbleef.’ Ondanks dat Stadsdeel Amsterdam-Noord nog enige tijd financieel bijsprong, betekende het gebrek aan subsidie uiteindelijk de nekslag voor M-Lab. Het theater sloot in december 2015, na meer dan vijftig producties, zijn deuren.

Alternatieve vibe

M-Lab is inmiddels een jaar dicht, maar zijn nalatenschap blijft zichtbaar. Jeffrey Italiaander, die de hoofdrol speelde in M-Labs Dogfight (2015), heeft dit seizoen een grote rol in de Stage Entertainment-musical Hair. En de M-Labproductie RENT toerde in oktober door het land, nu geproduceerd door DeLaMar Producties. Regisseur Daniel Cohen noemt het een typische M-Labvoorstelling: ‘RENT heeft een alternatieve vibe en snijdt redelijk gewaagde thema’s aan, zoals aids en homoseksualiteit. Bij M-Lab hadden we de kans om een eigen interpretatie aan deze voorstelling te geven. Dat is iets wat M-Lab deed: met een frisse blik naar klassiekers kijken.’

Het is wrang dat, hoewel RENT M-Labs grootste succes was, de dag na de première ervan bekend werd dat M-Lab zou sluiten, vindt Cohen. Hij ervoer M-Lab als een creatieve, uitdagende werkplek, ‘juist omdat alle lijntjes zo kort waren. De producent zat boven terwijl jij beneden aan het repeteren was. We deelden bij M-Lab een visie over wat musical zo mooi maakt, en de missie om het publiek te laten kennismaken met verschillende aspecten van het genre. Er heerst in Nederland een vertekend beeld van musical als oppervlakkig amusement, en M-Lab was bij uitstek de plek om te bewijzen dat musical veel meer kanten heeft.’ Dat de onwetendheid over het genre wijdverbreid is, heeft Cohen uit eerste hand ervaren: ‘Als je probeert subsidie te krijgen voor iets wat met musicals te maken heeft, is de standaard reactie: musical is een commercieel genre, dat moet zichzelf maar redden. Maar daardoor houd je het eenzijdige aanbod met vooral grote producties van bekende titels in stand.’

‘Het blijft een rare paradox dat musical een van de succesvolste theatergenres is in Nederland, maar dat het tegelijkertijd zo beperkt is,’ vindt Cohen. ‘Wat gewaagdere en experimentele stukken, zoals het Amerikaanse Fun Home, over een lesbische striptekenares en de relatie tot haar homoseksuele vader, zul je in ons land niet zo snel zien.’ Die musical werd geregisseerd door Sam Gold, die onlangs bij Toneelgroep Amsterdam Glazen Speelgoed maakte. Cohen: ‘In Amerika en Engeland is er een vanzelfsprekende kruisbestuiving tussen toneel en musical, terwijl hier de grens tussen beide zeer scherp is en weinig toneelacteurs en -regisseurs zich aan een cross-over wagen. Regisseurs die dat wel doen, roepen in interviews: het gaat echt geen “musical-musical” worden! Terwijl ik geloof dat juist nieuwe producties baat zouden hebben bij een beter dramaturgisch inzicht in de conventies en eisen van de musical. Het ontbreekt aan liefde voor en kennis van het genre.’ Toch houdt Cohen hoop: ‘Een opvolger van M-lab kan helpen dat beeld te veranderen, zoals M-Lab ook al deed.’

Subsidie voor musicals

Wellicht kan die rol vervuld worden door Het Zonnehuis, een intiem theater in Amsterdam-Noord dat een jaar geleden heropende met Kiss of the Spider Woman. Hier blijft Koen van Dijk werken aan kleinschalige, experimentele musicals. Van Dijk: ‘Het gaat ons om inhoud. Wij brengen musicals zoals Sweeney Todd terug tot de essentie. Jonge mensen krijgen bij ons een kans op en achter het toneel. Zo kreeg Luc Stegers in Sweeney de mogelijkheid om een rol te spelen en hij werd vervolgens omarmd door de pers. Zo iemand die net van school komt, krijgt bij een commerciële producent geen kans, maar kan wel terecht in Het Zonnehuis.’

Van Dijk laat weten dat Het Zonnehuis meer bestaande (buitenlandse) titels op de planning heeft staan, maar: ‘Nieuw Nederlands repertoire krijgen wij niet voor elkaar zonder subsidie. Inmiddels worden er nauwelijks nieuwe Nederlandse musicals meer gemaakt, en als er al eens iets komt, is het vaak met bestaand repertoire – zoals jukeboxmusicals als Sonneveld en Ramses, en meer recent In de ban van Broadway, met muziek van de Bee Gees.’

De reden voor het uitblijven van nieuwe Nederlandse musicals is volgens Van Dijk het risico dat ermee gepaard gaat. ‘Men verwacht er niet mee uit de kosten te kunnen komen. Op dit moment is er daarom ontzettend weinig hoop dat er nieuw Nederlands musicalrepertoire gaat komen.’

De enige manier om dit probleem, en dat van herhalingen van oude titels, op te lossen, ligt volgens Van Dijk bij subsidie. ‘Al was het maar een garantiesubsidie aan een onafhankelijke instantie zoals Het Zonnehuis, waarbij de subsidie terugbetaald wordt als de productiekosten zijn terugverdiend.’ Toch verwacht Van Dijk niet dat musicals in de nabije toekomst subsidie zullen krijgen. Zijn aanvraag bij het Fonds Podiumkunsten voor nieuwe musicalproducties in Het Zonnehuis werd onlangs afgewezen. ‘Als je leest op welke gronden de aanvraag is afgewezen, kun je alleen maar concluderen dat zo’n commissie werkelijk geen idee heeft waar wij mee bezig zijn,’ verzucht Van Dijk. Toch is het toedienen van subsidie aan musicals niets nieuws, benadrukt hij. ‘In 1977 produceerde John de Crane de musical Foxtrot van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink met een garantiesubsidie van de overheid. Men moet wakker geschud worden en zich realiseren dat wat in de jaren zeventig normaal was opnieuw moet gebeuren. Ik zou willen dat Het Zonnehuis op dezelfde manier geholpen wordt als De Crane destijds.’

Het doel van Het Zonnehuis is heel simpel: elk jaar een mooie voorstelling maken. ‘Als ons dat lukt, dan is dat al een groot goed,’ zegt Van Dijk. Maar de toekomst van de kleinschalige, experimentele musical blijft onzeker. ‘Aangezien er geen enkele reserve is, moet elke voorstelling succesvol zijn. Als er één tussen zit die niet goed is, zou de hele bliksemse bende zo weer op zijn gat kunnen liggen.’

Hiphopmusical

Ondertussen is in hartje Amsterdam Atelier DeLaMar in het leven geroepen, een initiatief van DeLaMar Producties waar onder leiding van Ruut Weissman nieuw werk kan ontstaan. Net als M-Lab wordt het DeLaMar Theater met haar productiehuis gesteund door de VandenEnde Foundation. ‘In Atelier DeLaMar maak ik mijn eigen M-Lab,’ zegt Weissman. ‘De bedoeling is om jonge makers de kans te geven muziektheater te maken dat nieuw en oorspronkelijk is, maar dat wel een groot publiek kan bereiken.’

Weissman onderstreept het belang van een workshopperiode voor musicals, waarbij er geschaafd kan worden aan nieuwe producties zonder dat ze meteen af hoeven te zijn. Hij geeft als voorbeeld de enorme Broadway-hit Hamilton (2015), een hiphopmusical met een multiculturele cast over de Amerikaanse revolutie die Off-Broadway werd ontwikkeld in het non-profit Public Theater. Weissman: ‘Die musical is begonnen als los liedje, is vervolgens geworkshopt en heeft een geschiedenis van zeven jaar. Dat is mijn ideaalbeeld voor het soort producties dat ik wil maken in Atelier DeLaMar.’

Met de producties die in Atelier DeLaMar gemaakt zullen worden, wil Weissman een bijdrage leveren aan de vernieuwing van het musicalaanbod in Nederland. ‘Dat is niet altijd even goed,’ vindt hij. ‘Er wordt veel geteerd op oude gegevens die in een nieuw jasje worden gestoken. De musicalwereld moet zichzelf innoveren. Nu is er nog een breed publiek voor grote commerciële musicals, maar dat gaat op een gegeven moment afkavelen en dan is de theatervorm dood. Dat moet je voorblijven door iets nieuws en verrassends te maken.’

Sanne Thierens studeerde Theaterwetenschap en Musicologie aan University College Roosevelt en King’s College London. Als liefhebber van musicals werkt ze momenteel aan een promotieonderzoek naar de musicals van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink.

Dossiers

Theatermaker december 2016