In een studio van Toneelgroep Amsterdam komen ze bijeen, vijf vrouwen die bezig zijn met een ‘nieuwe stijl’ van theatereducatie. Over wat educatie is, kan zijn en teweeg kan brengen, wisselen ze graag van gedachten. De educatiespecialisten kennen elkaar goed, dus tot grote confrontaties komt het niet, maar ze deinzen er niet voor terug om elkaar stevig te ondervragen. Samen proberen ze te duiden aan welke ontwikkelingen de hedendaagse educatiepraktijk onderhevig is.
Door Sara van der Kooi en Moos van den Broek, foto Kevin Kwee
Opvoeden of creativiteit aanwakkeren
Het lijkt alsof overal de term educatie wordt vervangen door ‘publiekswerking’, ‘sociaal culturele projecten’ of zelfs community-art. Wat is er mis met het woord educatie?
Dorien Folkers: ‘Wat was het ook alweer, educare? Opvoeden toch? Educatie wordt heel vaak geassocieerd met begrijpen en leren. Daar zit voor mij de crux. Het moet niet worden verstaan als “uitleggen”, in plaats van als het oprekken van een theaterperspectief.’
Karlijn Benthem: ‘De definitie van educare, opvoeden is natuurlijk niet gesloten. Wat mij betreft gaat het er in elk geval niet om dat je iemand leert hoe iets moet, maar dat je iemand begeleidt in het leven. Net zoals je een kind opvoedt: eerst kijk je naar wat het doet om dat dan wellicht bij te sturen of eraan bij te dragen. Ik vind educatie dan ook geen vervelend woord, hoewel het in het veld toch vaak een soort weerstand oproept. Dat is deels begrijpelijk, als je kijkt naar projecten die in het verleden gedaan zijn. Maar ik denk dat de praktijk nu vooral heel inspirerend is en heel noodzakelijk, en dat educatie sterk bijdraagt aan de sector. Kunsteducatie draait er voor mij om dat je mensen leert hun eigen leven vorm te geven. Ik interviewde eens een jongen voor een voorstelling over hoe zijn kamer eruitzag. Hij zei: “Hij is klein, er zit een gele muur in en er staat een bed.” Die gele muur, vroeg ik, is die mooi of lelijk of…? “Nee die is lelijk.” “Maar hoe lang zit die gele muur er dan al?” “Sinds we er wonen.” “Hoe lang woon je er al?” “Acht jaar.” “Maar waarom is die muur dan geel?” “Ja die was zo toen we er kwamen wonen.” “Heb je ooit gedacht om die muur te verven?” “Nee.” Dat er een mogelijkheid is om zo’n muur te verven, dat leer je volgens mij door je zowel actief als receptief met kunst bezig te houden. Je hoeft geen kunstenaar te worden, maar wel kunstenaar van je eigen leven.’
Weerstand
Je hebt het over weerstand in het veld. Zit de weerstand bij de makers van de voorstellingen waarbij jullie educatie verzorgen?
Dorien Folkers: ‘Er zijn verschillende weerstanden. Bij sommige makers leeft het idee dat wat wij maken niet artistiek is. Ja, daar zit een pijnpunt. En in het onderwijs leeft het idee dat kunst zo ingewikkeld is. Daar zit weer een heel andere wrijving.’
Anouk Rutten: ‘Ik denk dat onder makers de angst heerst dat educatie gaat over duiden en uitleggen. Wat ook niet raar is als je denkt aan educatie in het traditionele onderwijs. Bij sommige gezelschappen bestond de afdeling educatie jarenlang uit iemand achter een tafel die inleidingen gaf. Maar dat beeld klopt al lang niet meer.’
Dorien Folkers: ‘De Belgen noemen publiekswerkers een soort verbindingskunstenaars, bruggenbouwers. Daar zit wel wat in. Educatie is eigenlijk de interactie tussen het publiek en de voorstelling of maker.’
Karlijn Benthem: ‘Ik denk dat er in het veld een verschuiving gaande is. We mogen heel dankbaar zijn voor de afgelopen vijftien jaar, waarin de infrastructuur voor schoolvoorstellingen en educatie is opgebouwd. Dat klassen in principe naar een voorstelling gaan en dat het bestaat en gedegen is. Daardoor ontstaat ook ruimte om dat alles kritisch te bekijken. Want waarom zitten die kinderen klassikaal in een voorstelling? Dat is helemaal niet de ultieme situatie, want samen met je groepsgenoten is het helemaal niet lekker kijken. Misschien moet ieder kind gewoon zelf kiezen naar welke voorstelling hij gaat. Met Het Houten Huis zijn we nu aan het proberen of we generaties kinderen aan elkaar kunnen koppelen om schoolbezoeken weer op deze manier mogelijk te maken, dat er meer keuzevrijheid is.’
Rosa Fontein: ‘Volgens mij zit het inderdaad daarin, dat je kinderen en scholen inspireert en ze als gelijkwaardigen aanspreekt in het gesprek. Dat je niet uitsluitend denkt dat scholen alleen maar met leerdoelen bezig zijn.’
Karlijn Benthem: Er bestaat ook veel behoefte in het onderwijs om daar handvatten voor te krijgen. Het is een kwestie van training, van zowel docenten als leerlingen. Met het Houten Huis hebben we het “Houten Huis in de Klas” gemaakt, waarbij je elke dag even een opdracht doet. Stel je een soort kaartenbak voor. Daardoor wordt een kunsteducatie-opdracht een ritueel in de klas, maar net als bij sport train je ook iets. Creativiteit is als een spier, die kun je versterken.’
Hand in hand
Welke plaats neemt de hedendaagse educatiemedewerker in binnen een artistiek proces en een gezelschap? Vormen jullie deel van het artistieke team als jullie bij een gezelschap werken?
Dorien Folkers: ‘Ik wel. Ik ben ook lid van het artistieke team.’
Hanna Timmers: ‘Bij Theater Na de Dam, waar ik mede programmeur van ben, noemen we de jongerenprojecten geen educatie. We noemen het jongerenprojecten en we hebben het altijd over verschillende insteekniveaus voor het publiek. “Dus dat je naar Carré kan of naar een semi-saaie lezing van een BIS-gezelschap,” zeg ik dan altijd schertsend. Maar je kunt ook naar iets in Frascati of naar een jongerenproject in de wijk, wat een veel lagere drempel heeft. Dat is dus bekeken vanuit het publiek. Ik voel me artistiek evenwaardig aan de anderen die de rest van de programmering doen.’
Karlijn Benthem: ‘Tot voor kort waren Anouk en ik bij Oerol onderdeel van het artistieke team, omdat het verdiepingsprogramma een van de vijf programmapeilers is. Bij Het Houten Huis zijn we officieel nog geen lid van het artistieke team, maar in de praktijk wel. We overleggen alles in de driehoek van publiek, voorstelling en artistiek concept, dus het product, het artistiek onderzoek en wat publiek daarin voor aandeel heeft.’
Rosa Fontein: ‘Bij Toneelgroep Amsterdam gaat het anders. Wij proberen met onze educatieprojecten verbindingen te maken tussen de voorstelling en de mensen in de stad, vooral de jongeren. Ivo van Hove overlegt niet met ons, maar hij zorgt wel dat wij bij TA Junior onze projecten kunnen doen, dus in die zin krijgen wij het volste vertrouwen. Onlangs had ik een gesprek met artistiek coördinator Wouter van Ransbeek, die ook zei: wat jullie doen, balanceert op een grensgebied. Want je wilt iets artistieks maken en niet over jongeren heen walsen, omdat je ook hun kwaliteiten wilt laten zien en juist daar de artistieke kracht van omhoog wilt halen.’
Dorien Folkers: ‘Bij dat soort projecten gaan het artistieke en het pedagogische hand in hand.’
Rosa Fontein: ‘Dat klopt. Ik merk dat het belang van onze projecten binnen TA absoluut gevoeld wordt, maar dat er ook weinig inzicht is in wat er gebeurt, omdat het een groot bedrijf is en er heel veel andere dingen gebeuren. Toch krijgen we vertrouwen en ruimte, dat is heel prettig. Naar onze voorstellingen komen ook regelmatig andere mensen van het gezelschap kijken. Acteurs, maar ook anderen. Ivo van Hove zelf komt niet altijd. Daarover zeg ik altijd dat we de jongeren niet verplichten om naar een voorstelling van hem te gaan, dus hoeft hij niet verplicht naar die van ons.’
Dorien Folkers: ‘Bij Maas proberen we steeds, en de ene keer lukt dat beter dan de andere, de educatieprojecten zo op te rekken dat de grens tussen het educatieve en de voorstelling een beetje verwatert. Wat wij en de regisseur verzinnen gaat gelijk op, we zijn vanaf het begin bij het maakproces betrokken.’
Maatschappelijk en artistiek
Kunst- en theatereducatie kan vele vormen aannemen. Waar vinden op dit moment de grootste ontwikkelingen plaats?
Hanna Timmers: ‘Volgens mij is het goed om een onderscheid te maken tussen voorstellingseducatie en autonome educatieprojecten. Je hebt enerzijds de meer traditionele voorstellingseducatie. Dus er wordt een voorstelling gemaakt en daaromheen is een educatief programma voor scholen of voor vrij publiek. Anderzijds zijn er ook projecten die op zichzelf staan. Zo’n TA Junior hoort nog wel echt bij de professionele voorstelling, maar bij Maas heb ik laatst bijvoorbeeld een voorstelling gemaakt met jongeren van de Nieuwe Kans die echt in een andere poot staat. Dat zijn meer maatschappelijke projecten, net zoals bijvoorbeeld de Urban Stories in Den Haag bij NT Jong en het Nationale Toneel.’
Rosa Fontein: ‘Zou je dat dan meteen maatschappelijke projecten noemen? Of zijn het meer op zichzelf staande artistieke projecten?’
Hanna Timmers: ‘De term die steeds meer gebruikt wordt is “sociaal artistiek”. Ik zeg ook bij de jongerenprojecten van Theater Na de Dam: “We werken met sociaal-artistieke theatermakers.” Wij hier aan tafel hebben volgens mij allemaal die sociaal-artistieke bril. Voor mij is het vanzelfsprekend om binnen die context te werken, waarin het niet alleen gaat over professioneel artistieke mensen en disciplines maar waar je ook kijkt naar de stad, of waar je met ongeoefende spelers of kijkers werkt.’
Karlijn Benthem: ‘Wij proberen te laten zien dat het publiek van waarde is. Dat daar kennis zit, dat daar ervaringen plaatsvinden die de moeite waard zijn om te delen en vervolgens weer te gebruiken. Met Gebied B houden we ons veel bezig met de vraag hoe je het voortraject en het natraject rond een voorstelling kunt vormgeven. Wij noemen dat het gebied tussen kunst en publiek. Afgelopen seizoen zijn we gestart met het artistieke onderzoekscentrum op Oerol. Tegen vier kunstenaars hebben we gezegd dat ze onderzoek mochten doen. Een van de scenario’s die heel goed werkte, was dat van Gienke Deuten. Het was een vooronderzoek voor haar nieuwe voorstelling, waarbij het publiek veldwerker was. Zij wilde een voorstelling maken over ontroering en iedereen kon een toolkit ophalen om ontroeringsmomenten te verzamelen. Zij heeft nu honderden momenten van ontroering, zowel op foto als op schrift, en met een telefoonnummer, dus ze kan die mensen zelfs nog bellen als ze wil. Ze hoefde er natuurlijk niks mee, daar zijn makers dan soms ook bang voor: “Moet ik dat dan allemaal letterlijk in mijn voorstelling stoppen?” Nee, dat hoeft natuurlijk niet, het is alleen maar ter inspiratie.’
Verleiden en verbinden
De andere kant op werkt het natuurlijk ook: alvast voorafgaand aan de voorstelling het publiek inspireren. Is dat misschien niet nog belangrijker? Er is de afgelopen jaren veel te doen geweest over de vooronderstelling dat het theater een gesloten bolwerk zou zijn, dat het publiek zich niet meer verbonden voelt met gezelschappen. Speelt educatie hier een rol in?
Dorien Folkers: ‘Juist daarom vind ik verbindingskunstenaar dus zo’n goede term. Wij zijn continu aan het verleiden. Je kunt een school die niet naar het theater komt verleiden met workshops, met residenties in de school, om uiteindelijk daar te komen. Ervoor zorgen dat theater uit zijn ivoren toren komt.’
Hanna Timmers: ‘Wat volgens mij het gevaar daarvan is, is dat het op een gegeven moment alleen maar over verbinding gaat. “We komen naar de mensen toe” en zo. Maar dat is het volgens mij niet.’
Rosa Fontein: ‘Dat betekent het volgens mij niet. Verbinding is niet: we bukken naar beneden en komen naar de mensen toe. Verbinding is in het midden uitkomen.’
Hanna Timmers: ‘Precies. Ik gebruik graag de metafoor van een kerk. Je kunt langs een kerk lopen en denken: “Ik loop erlangs, ik heb hem gezien.” Maar wij zeggen: “kom eens met mij in de ingang van die kerk staan.” En dan ga ik niet alles uitleggen, maar toch verleid ik mijn publiek om met mij eens door die kerk te wandelen en te kijken wat er dan gebeurt. Dat is wederzijds inspirerend. Je kijkt met elkaars ogen naar die kerk.’
Dorien Folkers: ‘Context bieden bij kunst is denk ik onze kracht. Wij verstaan de kunst heel ingewikkelde dingen te vertalen naar werkbare vormen en naar een publiek. Het publiek krijgt een kunstuiting aangereikt, neemt die op en zet hem af tegen dat wat het kent. Als mensen alleen televisie kennen of verhalen die van a tot z worden verteld, en ze krijgen dan totaal iets anders, zoals montage of dans, dan is de afstand van hen tot het werk zo groot dat ze de deur dichtgooien.’
Karlijn Benthem: ‘Maar educatie moet niet oplossen wat de kunstenaar laat liggen. Ik denk dat ervaring centraal staat, de ervaring van het kijken naar het kunstwerk. Die maak je intenser, die verbreed je, verdiep je en geef je meer context, door eraan te werken met je publiek.’
Innovatie en emancipatie
Klopt het dat educatie steeds meer ruimte durft in te nemen, zich meer emancipeert en durft te laten zien? En zijn artistiek leiders daardoor angstig om overschaduwd te worden?
Anouk Rutten: ‘Vanuit het perspectief van een artistiek team kun je het zo zien: educatie neemt meer plek in, dus dat is bedreigend. Tegelijkertijd: op het moment dat die educatie een grotere plek inneemt, betekent dat ook dat er meer tijd en ruimte is om nieuw publiek aan te boren. Want dat nieuwe publiek moet ergens vandaan komen en de educatiemedewerkers zitten daarvoor in de juiste hoek. Het gaat eigenlijk over marketing. Dat is wat mij betreft een interessant gegeven. We zitten hier met mensen aan tafel die daar heel interessante, innovatieve, brede projecten voor bedenken.’
Dorien Folkers: ‘Maar, en nu ga ik je even onderbreken, het gaat wel om de kunst. De kunsten zijn enorm gekort. De kunsteducatie minder. Maar zonder kunst geen kunsteducatie.’
Anouk Rutten: ‘Ik zie dat er een sterke beweging van vernieuwing en verdieping gaande is. Maar ik zie ook dat er daarin nog wel wat dingen worden overgeslagen. In deze sector vergeten we bijvoorbeeld vaak dat de reacties van het publiek vaak heel waardevol zijn voor makers. Waarover ik me het afgelopen jaar echt een paar keer heb verbaasd is dat we heel vaak in gesprekken, in symposia, in debatten zaten met dezelfde mensen, met onszelf. Neem bijvoorbeeld het onderwerp van samenwerken met maatschappelijke organisaties; daar zie je nooit deelnemers vanuit die organisaties aan tafel, altijd alleen educatiemensen. Daar valt nog veel te winnen.’
Karlijn Benthem: ‘Precies daarvoor hebben wij afgelopen seizoen de “Art and Audience Academy” opgericht, omdat we denken dat we er meer uitwisseling en expertise boven tafel moet komen over hoe dat te doen. De vraag hoe we ons publiek betrekken bij voorstellingen en artistieke onderzoeken wordt vaak gesteld, maar is lang nog niet volledig beantwoord. Gelukkig.’