‘Gaan een special maken over dialoog. Dan moet jij natuurlijk met mij in dialoog over kritiek. Ideetje.’ Die kleine pennenvrucht is de aanleiding voor dit zelfinterview. Ik tref mezelf op het balkon van mijn appartement in Neukölln (Berlijn – TP). ‘Hier kom ik altijd tot rust’, glimlach ik, onderwijl twee glazen sekt inschenkend. ‘Proost jongen, op jou.’
Tjeerd Posthuma: Hoe ging het in zijn werk toen Simon van den Berg je tijdens een diner in de ITA Brasserie persoonlijk benaderde om je inmiddels gerenommeerde rubriek te gaan schrijven?
Tjeerd Posthuma: Ik heb lang geaarzeld. Ik zei: ‘Simon, TM is een blad waar grote namen voor hebben geschreven: Loek Zonneveld, Hana Bobkova, Willem de Wolf. Dat is me nogal een rijtje waar jij me tussen zet.’ Uiteindelijk besefte ik dat zij vast ook wel eens last hadden van twijfel. Dus zei ik zonder twijfel ‘ja’.
TP: Vertel. Kritiek en theater. Theater en kritiek. Brand los. Hoe gaat het met die dialoog?
TP: Slecht. Ter voorbereiding heb ik me er een beetje in verdiept en ik schrok me dood. Bijna alle recensies gaan over voorstellingen die echt bestaan. Ik denk wel 99 procent. Ivo van Hove heeft echt A Little Life gemaakt! Die musical over Anne Frank bestond! Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het punt is: daarover schrijven is natuurlijk heel sympathiek, maar zo’n voorstelling is altijd hit or miss. Altijd. Ook bij de grote jongens. En dat lees je dan toch terug in een recensie. Maar wij als recensenten hebben ook een verantwoordelijkheid, naar de lezers.
TP: Heel vaak miss dus. Maar daar was jij in het discours, zoals Brecht de crisis van het drama oploste, bood jij het opkontje voor de kritiek.
TP: Je ziet dat theater nu met grote vragen bezig is. Sinds Rik van der Ploeg denkt de culturele sector: het moet anders. Dat zie je in hun voorstellingen. Ik zie dingen die niet in recensies te vatten zijn. Maar vergeet niet: er zit een paar honderd mensen in die theaterzaal, honderdduizend mensen lezen recensies. Dat makers bezig zijn met draagvlak is een luxe die recensenten zich niet kunnen veroorloven. Een recensent moet commercieel denken: plot, hoofdrolspelers, regie, een tip en een top, driehonderd woorden, dat verkoopt.
TP: Je zegt het bijna als herinnering aan andere recensenten: vergeet niet dat dit werkt!
TP: Misschien zijn recensenten te veel meegegaan in de vormvernieuwingen van het theater. We hebben sowieso te veel gesteund op voorstellingen. Mijn devies: laat de theatermakers lekker theater maken, laat de recensenten lekker recensies schrijven. We weten wel wat we van elkaar vinden. Vergelijk het met een goede relatie: dan kun je ook samen stil zijn. Overigens ben ik niet de enige die dat inziet. De Groene Amsterdammer plaatst steeds vaker gewoon geen theaterrecensie. Vroeger zou ik daar boos over worden: ‘Is er dan geen één voorstelling de moeite waard geweest?! Ga aan de bak, theater!’ Dankzij mijn rubriek heb ik daar berusting in gevonden, net als De Groene.
TP: Maar is dat de oplossing? Niet meer recenseren?
TP: De Groene geeft vanuit zijn voortrekkersrol in het discours een activistisch statement, geen oplossing. Een (kranten)lezer werkt zich van binnenland, naar buitenland, naar economie, naar opinie om dan uiteindelijk bij het zoet van die driehonderdwoordenrecensies uit te komen. Om dat vast te kunnen houden, moeten we op termijn afstappen van het idee dat een recensie gebaseerd moet zijn op een voorstelling. Los van het feit dat het onzin is om een hele productie op te tuigen voor een stukje. Ik had die recensies over A Little Life ook zonder die voorstelling kunnen schrijven. Het gaat om het genre van de recensie dat we moeten koesteren, het is een structuur die iedereen kan dromen. We dromen ervan. Dat is toch heerlijk? Dat je een recensie leest en denkt: ben ik nou in slaap gevallen?
TP: Dank je wel dat ik je mocht interviewen.
TP: Het is altijd leuk om met anderen te praten en zo tot nieuwe inzichten te komen.