Alle theatervoorstellingen zijn – al dan niet bewust – filosofisch, betoogde Roel Meijvis in een essay in het meinummer van TM. Wat is dan typisch eigen aan echt expliciet filosofisch theater? Frank Siera en Gerko Tempelman van filosofisch muziektheatercollectief KASSETT vroegen het aan Willem de Wolf, Stefaan van Brabandt en Caro Derkx. ‘Filosofie moet geen antwoorden of troost bieden.’
‘Ik geloof niet dat mijn insteek filosofisch kan worden genoemd’, is het eerste wat Willem de Wolf zegt in ons gesprek. ‘Als ik geïntrigeerd raak door iets, dan is dat omdat ik iets tragisch voel. Bijvoorbeeld als ik duidelijke conflicten tussen binnen en buiten voel of wanneer iemand in een oprechtheidsconflict belandt. Ik probeer in mijn stukken te onderzoeken hoe het mensen lukt met hun eigen ideologie om te gaan. Dat zijn in principe filosofische thema’s, maar dat aspect is niet het eerste dat me triggert.’
Samen met Lineke Rijxman maakte De Wolf bij Mugmetdegoudentand de voorstelling Hannah en Martin, over de filosofen Hannah Arendt en Martin Heidegger. Die voorstelling is zowat de bestaansreden van muziektheatercollectief KASSETT.
‘Hannah en Martin begint kleiner. Onze vraag was: hoe kun je als Joodse verliefd worden op een nazi? Misschien zijn dat uiteindelijk ook filosofische of sociologische vragen, maar banaal gezegd begint het met een Netflix-opmaatje.’
Als De Wolf tussen neus en lippen door vermeldt dat hij onlangs bij de boekwinkel nog werken van Foucault én Seneca oppikte, uiten we onze verbazing over zijn reactie. ‘Misschien ben ik moedwillig aan het onderbieden. Ik weet het niet zo goed. Ik heb de indruk dat als je geen filosoof bent en je dus ook niet ongelooflijk goed op de hoogte bent van de begrippen, het ook iets gratuit kan hebben om het woord ‘filosofie’ in de mond te nemen. Het kan ook een brand zijn’, zo stelt hij. Om vervolgens te vragen: ‘Noemt KASSETT zichzelf echt ‘filosofisch muziektheater’?’ Eh, nou, ja dus.
Stefaan van Brabandt is naast theatermaker daadwerkelijk filosoof en vindt de stelling dat iedere theatervoorstelling filosofisch is niet meer dan een semantische discussie. ‘De ene voorstelling is filosofisch wat explicieter dan de andere, maar dat is vaak ook een marketingtruc. De term ‘filosofie’ suggereert diepgang.’ Het lijkt van een filosofische houding te getuigen om met een grote boog om deze term heen te lopen. Socrates werd door de goden verklaard als slimste man ter wereld. Niet omdat hij veel wist, maar omdat hij als geen ander wist hoe weinig hij wist.
‘Sinds de kerken niet meer zoveel aandacht hebben, snakt men naar zingeving. De pastoor is vervangen door filosofen en psychologen. De publieksfilosofie is in opmars als een soort wellness.’ Van Brabandt, schrijver van Het voordeel van de twijfel – hoe filosofie je leven kan veranderen, geeft direct toe zich er zelf ook aan te bezondigen. ‘Maar ik heb er ook een afkeer van. Ik erger me soms aan voorstellingen die zich filosofisch voordoen, maar waar overduidelijk te weinig gedegen onderzoek is gedaan naar een denker of theorie of die niet veel meer zijn dan een vorm van halve spiritualiteit. Ik vind het fijn als mijn eigen voorstellingen goed onderbouwd zijn, ik werk samen met vier academici als sparring partners.’
We krijgen als tip om naast meer ervaren makers als Van Brabandt en De Wolf ook met Caro Derkx te spreken, omdat zij ‘ideeënvoorstellingen’ maakt. Derkx studeerde in 2019 af met een voorstelling over de conservatieve denker Roger Scruton – een van de intellectuele inspiratiebronnen van Thierry Baudet. Daarna maakte ze A Portrait of the Artist in Red, Yellow and Blue, een voorstelling over de existentiële crisis van een kunstenaar.
De term ideeëntheater lijkt Derkx te passen als een handschoen – veel beter dan de term filosofie. ‘Ik ben nog heel jong in mijn makerschap, maar mijn voorstellingen zijn een soort gedachte-experimenten. Eigenlijk zijn ze een excuus om bezig te zijn met dat wat ik interessant vind. Ik pluis dat helemaal uit, dan plaats ik mijzelf erbij en dat wordt dan de voorstelling. Ik ben dan ook meer bezig met het steeds opnieuw en van andere kanten bekijken van een idee, dan met het maken van een goede voorstelling. Daarmee beperk ik me ook niet per se tot theater. Wellicht levert hetzelfde proces ooit een boek op.’
Derkx staat aan het begin van een proces waar Van Brabandt al enige jaren op terug kan kijken. Nadat hij tien jaar theater had gemaakt is hij gaan doen wat hij altijd al wilde: filosofie studeren. In de jaren die volgden begon hij theatermaken en filosofie te combineren. Bijvoorbeeld door zich een jaar lang in één filosoof te verdiepen en er een voorstelling over te maken. Hij maakte een werk over Wittgenstein en daarna over Karl Marx. Steeds was het artistieke resultaat een theatrale lezing over de denker die hemzelf zo inspireerde, in de hoop daar iets van te kunnen overbrengen. De interesse lijkt ook bij Van Brabandt vooraf te gaan aan de vorm van theater.
Al het theater is filosofisch, schreef Roel Meijvis, omdat alle voorstellingen hoe dan ook een idee communiceren. Wij beginnen ons inmiddels af te vragen of het niet juist het expliciet ter discussie stellen van dat idee is wat filosofisch theater onderscheidt. Zoals iedere theatermaker vanaf de eerste dag op de toneelschool leert: de vraag is interessanter dan het antwoord, de zoektocht is belangrijker dan de uitkomst. Maar dan nu nog een stap verder, door die zoektocht zelf ook weer te onderzoeken, de vraag om te draaien en onder de loep te nemen. Theater als excuus om een idee uit te pluizen.
Bij Derkx was haar onderzoekende houding haar houvast, haar redding. Na een goed ontvangen afstudeervoorstelling lag de lat voor haar tweede voorstelling hoog, ze moest alle zeilen bijzetten om niet aan de druk ten onder te gaan. Ze besloot haar eigen interesse als leidraad te nemen en zich niets meer aan te trekken van wat mensen zouden willen zien. Het maakte haar vrij een volgende voorstelling te maken.
Denkers en tegendenkers
Wat biedt de vorm van theater dan als het gaat over het volledig uitpluizen van een idee?
Voor de makers die wij spraken is theater ook een middel om in dialoog te gaan met grote denkers. Willem de Wolf en Lineke Rijxman ensceneerden fictieve gesprekken tussen Hannah Arendt en Martin Heidegger. Van Brabandt schreef hardop uitgesproken gedachtes voor Karl Marx en Socrates. Bij KASSETT lieten we filosoof Arthur Schopenhauer de grenzen van de tijd doorbreken en ‘blonde bombshell’-actrice Jayne Mansfield ontmoeten. In een andere voorstelling stelden we ons ruzies voor tussen de Romeinse keizer Caligula en filosoof Seneca. Derkx sprak Roger Scruton nooit echt, maar ze kon wel spelen dat ze met hem in dialoog was – haar publiek laat ze graag hetzelfde geloven.
Dat is niet zonder risico. Zowel Derkx als Van Brabandt geven toe zich graag te verdiepen in tegendenkers met alle gevolgen van dien. Ze pluizen liever denkers of ideeën uit die niet stroken met hun eigen denkbeelden. Denkers die prikkelen. Steeds blijkt dat wie zich in zulke denkers verdiept, ze beter gaat begrijpen. Van Brabandt: ‘Ik heb in mijn leven vaak een omgekeerde beweging gemaakt in vergelijking met mensen om mij heen. Eerst was ik nihilist, maar door het bestuderen van Marx werd ik steeds marxistischer.’
Ook Derkx blijkt in haar werk graag over de schutting te kijken. ‘Ik neem het publiek mee in het worden van die ander. Bij Scruton was het gedachte-experiment: Scruton is geen gekkie zoals vaak wordt gedacht. Ik wilde laten zien dat hij niet zoveel anders is dan de meesten van ons. Maar bij mij gebeurde er ook iets. Tegenwoordig luister ik klassieke muziek en ga ik, geheel tegen mijn opvoeding in, toch liever naar het Rijks dan naar het Stedelijk.’
De filosofie van lange zinnen
Bij het maken van KASSETT-voorstellingen houden we steeds voor ogen dat de voorstellingen onderdeel uitmaken van een continuerend gesprek. Een avond met vrienden bij een kampvuur, een beeld waar we vaak aan refereren. Hoe later het wordt, hoe diepzinniger de gesprekken. De tijd vliegt voorbij, de definitieve conclusie laat nog op zich wachten. Een voorstelling is een momentopname uit dat gesprek. Geen verhaal met een kop en een staart. Kun je misschien van filosofische voorstellingen zeggen dat ze, net als filosofische essays, uitgeschreven en uitgespeelde zoektochten naar een thema of een antwoord zijn, ongeacht of dat antwoord nu komt of niet?
‘Ik denk het wel’, reageert Willem. ‘Schrijven heeft een eigen ethiek en esthetiek. Ik probeer schrijvenderwijs vaak een amorfe gedachte uit te leggen, in eerste instantie aan mezelf. Veel zit ook in het schrijven als handeling: daar ontstaan de ideeën, andere verbindingen. Dat is een interne kwestie. Dat gaat ook over schijnbaar praktische vragen al: moet hier nog een bijvoeglijk naamwoord komen of niet?’
‘Misschien zit daar het onderscheidende criterium’, zegt Van Brabandt. ‘In mijn voorstellingen gebeurt er amper iets. Er wordt niemand vermoord of zo. Mijn theater gaat niet om het plot, de actie, de spanningsboog of de ontwikkeling. Het gesprek is het drama. In de gedachte zit de ontwikkeling. Dat is net als met filosofie: dat is denken over het denken, het bevragen van je eigen gedachtegang. In veel voorstellingen staat de handeling centraal. De actie. Filosofisch theater draait vooral om de reflectie op die actie. En hoewel ik af en toe ook wel smokkel met een affaire of een machtsverhouding, is de gedachtegang de essentie.’
De Wolf: ‘Blijkbaar levert de zoektocht naar hoe lang een zin kan worden en hoe je spreektaal kunt vermijden, filosofie op. Maar volgens mij is het in mijn geval dus niet zozeer filosofie, maar gewoon lange zinnen. Een lange zin met veel betekenissen, goed uitgesproken door een acteur of actrice, die overkomt op het publiek: dan vindt er een kleine ontploffing in mijn hoofd plaats. Daar doe ik het voor. Dat heeft meer met erotiek dan met filosofie te maken.’
Derkx: ‘Ook mensen die veel verhalender theater gewend zijn, kunnen van dit soort voorstellingen genieten. Toen ik de voorstelling over Roger Scruton maakte, zaten er ook veel niet-theater mensen in de zaal. PVV-stemmers en mensen uit academische ziekenhuizen zaten naast elkaar. Ondanks dat zij misschien het verhalende en theatralere aspect misten, vonden ze het heel tof, waarschijnlijk omdat ik probeer te voorkomen om al te stellig te worden. Ik wil vooral vraagtekens opwerpen.’
Dat herkennen we. Toen na de aanslag op Charlie Hebdo de talkshow-tafels vol zaten met mensen met een mening, besloot KASSETT te beginnen met het project ODE AAN DE TWIJFEL. In het licht van zelfverzekerde analyses en al te stellige reacties, werden wij ons bewust van onze behoefte om onze eigen vertwijfeling woorden en beelden te geven. Met ODE AAN DE TWIJFEL gaven we in steeds andere vormen uiting aan onze twijfel, in de hoop de twijfel als zodanig gangbaarder te maken.
Theater als plek om de werkelijkheid te oefenen
Filosofisch theater als een vorm van hardop schrijven en denken dus. Op de vlucht voor de conclusie. Waakzaam tegen stelligheid. Bij KASSETT zeggen we altijd dat we ‘bedachtzaamheid willen stimuleren’. Omdat de wereld daar beter van wordt, zo zeggen we dan. Dat klinkt nobel en filosofisch. Maar werkt het inderdaad zo?
De Wolf: ‘Ik schrijf al 30 jaar theaterstukken en dat heeft me niet a priori intelligenter gemaakt of meer inzicht in mezelf gegeven. Soms denk ik zelfs integendeel. Ik maak mezelf nog gecompliceerder. Het lukt me in mijn teksten ook niet om eenvoudig te blijven. Ik heb wel eens gehoord dat ik een bepaalde theaterprijs niet had gewonnen omdat de jury vond dat ik te weinig spreektaal schreef.’
De ongrijpbare denker Slavoj Zizek roept regelmatig dat het een groot misverstand is dat filosofen het leven eenvoudiger zouden moeten maken. Het tegendeel is het geval, zegt hij. Filosofen zijn er juist om de dingen ingewikkelder te maken. Derkx: ‘Ik wil graag ergens induiken, dat op een rijtje zetten en er dan orde in aanbrengen. Maar steeds als ik dat doe, dan komen er meer vraagtekens bij.’
‘Misschien is het theater een plek om de werkelijkheid te oefenen’, overweegt ze. ‘Een plek waar we, tegen alle polarisatie en onzekerheid in, kunnen oefenen met dat we het niet weten. De één grijpt naar deze denker, de ander pakt er een gedicht bij, we spreken er als goede vrienden over, die het natuurlijk evenmin zeker weten. En dat biedt dan troost. Wat zou het goed zijn als we dat vaker deden.’
Van Brabandt: ‘Filosofie moet geen antwoorden of troost bieden. Theater is geen wellness. Het moet onrust veroorzaken. Het is de cultivering van verwondering. Maar nu klink ik zelf ook als een promopraatje.’
foto: Hannah en Martin van Mugmetdegoudentand fotograaf XL
Willem de Wolf is schrijver en toneelspeler. Hij maakt deel uit van de artistieke kern van de KOE. Samen met Ton Kas vormde hij van 1985 tot 2004 het theaterduo Kas & De Wolf. Sindsdien schreef hij voor onder andere Dood Paard, Toneelhuis en zijn eigen gezelschap de KOE. In 2012 werd hij genomineerd voor de Taalunie Toneelschrijfprijs. Samen met Lineke Rijxman maakte en speelde hij Hannah & Martin bij mugmetdegoudentand, over filosofen Hannah Arendt en Martin Heidegger.
Stefaan van Brabandt is filosoof, schrijver en acteur. Hij doorliep de toneelschool en studeerde filosofie aan de universiteit. Van 2001 tot 2010 was hij verbonden aan de KOE. Voor Canvas maakte hij de serie Voordeel van de twijfel, over het belang van filosofie. Sinds enkele jaren maakt hij als schrijver en regisseur ‘filosofenmonologen’ in samenwerking met onder meer Het Zuidelijk Toneel, over onder anderen Spinoza en Marx.
Caro Derkx studeerde in 2019 af aan de Toneelacademie Maastricht met de solo Me, Myself & Roger Scruton over de conservatieve filosoof Sir Roger Scruton. De voorstelling won de Henriëtte Hustinxprijs en werd uitverkoren voor Het Debuut bij Rudolphi Producties. Ze is maker bij Frascati Producties en maakte daar haar tweede voorstelling A Portrait of the Artist in Red, Yellow and Blue.
KASSETT is een muziektheatercollectief bestaande uit schrijver en regisseur Frank Siera, filosoof en dramaturg Gerko Tempelman, zangeres en actrice Oukje den Hollander en productieleider Selma Hanzon-Keijzer. KASSETT debuteerde in 2016 met de locatievoorstelling STRANDT in een pompgemaal over de Romeinse keizer Caligula en filosoof Seneca. Sindsdien speelden ze op verschillende locaties (o.a. de Leidse Universiteit, een oude wolfabriek, een oude drukkerij, een boekhandel, een skatebaan en een middeleeuwse burcht) en in theater- en concertzalen. Afgelopen augustus speelden ze met hun nieuwste voorstelling BALLADE VAN BODIE op Karavaan Festival in Alkmaar, O. Festival in Rotterdam en op locatie in Leiden in samenwerking mmet de Leidse Schouwburg.