Als jonge danser startte hij zijn carrière bij fABULEUS. Later werd hij opgepikt als performer. Inmiddels creëert de Vlaamse choreograaf Seppe Baeyens zijn eigen werk onder de vlag van het Brusselse Ultima Vez van Wim Vandekeybus. Molenbeek werd zijn standplaats, intergenerationele processen zijn handelsmerk. Baeyens is op zoek naar cohesie, zijn choreografieën zijn vooral een sociale oefening.
Vriendelijk gezicht, vermoeide ogen, een rode das. Ik spreek Seppe Baeyens (1981) vlak na de kerstvakantie, als hij weer een beetje is bijgekomen van de hectiek. Hij spreekt gemakkelijk, gedreven ook, de doelen zijn helder. ‘Ik ben anarchistisch ingesteld en hou niet van hiërarchieën’, zegt hij naar aanleiding van zijn allereerste theaterervaring. Het begon namelijk allemaal op de middelbare school, toen hij als zestienjarige meedeed aan een theaterproject. Zowel leerlingen als leerkrachten namen deel. Het veranderde de verhoudingen, iedereen zat op hetzelfde level. De ervaring is hem altijd bij gebleven.
Hetzelfde ervoer Baeyens, die autodidact is, in de processen van Kabinet K. Het gezelschap van Joke Laureyns en Kwint Manshoven, waaraan hij een poosje verbonden was als danser, werkt met casts van kinderen, jongeren en professionals. In Ternat|Brussel was hij vervolgens werkzaam in een werkplaats: hARTbeats, opgericht door Gregory Caers. Hij creëerde er voostellingen met kinderen en jongeren. Wij (2009) was een productie met twaalf spelers in de leeftijd van 6 tot 18 jaar, vier muzikanten en een aantal kippen op scène. ‘Ik vond het belangrijk om de kinderen en jongeren uit hun hokje en leeftijdscategorie te trekken. Ze doen dagelijks alles al met leeftijdgenoten, dat is een comfortzone.’
Molenbeek
De relatie met Ultima Vez begon met een workshop rond één van de creaties van Vandekeybus. De voorstelling die eruit voort kwam, werd zijn entree tot dit gezelschap, daarna volgden Tornar (2015) en Invited (2018), voorstellingen waarmee hij al snel aansluiting vond tot het internationale circuit. Momenteel bereidt hij zijn derde project voor, Birds, dat volgend voorjaar in première gaat. Elke drie jaar creëert hij een nieuwe voorstelling. Baeyens: ‘Ik heb tijd nodig. Ik zie dat als een kwaliteitsgarantie, vooral ook omdat ik werk met verschillende achtergronden en leeftijden.’ In 2012 verhuisde Ultima Vez naar Molenbeek, waar Baeyens zomerateliers startte. ‘Ik wil iedereen laten proeven van dans, voorbij de grenzen van leeftijd, afkomst en gender. Daarom ben ik gaan werken met organisaties in de buurt.’
Hij werkte onder andere met een schooltje. Wanneer de begeleiders meededen, veranderde de houding van de kinderen. Door hun actieve aanwezigheid in de workshop, raakten de kinderen gemotiveerder. ‘Ze zijn een rolmodel. Als ik nu met groepen werk, eis ik actieve deelname van docenten. Het is niet zomaar een uurtje opvang!’ Veel makers houden liever de volwassenen buiten de deur om de authenticiteit van jonge spelers en dansers te bewaken ‘Ik ervaar die intergenerationele werking als een pluspunt en vind het prettig als er meer impulsen zijn. De verschillen kunnen juist een kracht zijn, het gaat me om de som der delen. Homogene groepen hebben al een taal. In een nieuwe context begint iedereen opnieuw en gelijkwaardig aan elkaar. Neem een impuls van een oude man en zet het naast die van een kind, de twee samen creëren een nieuwe taal.’
Eerst kwamen de kinderen en jongeren, daarna volgden hun begeleiders. In een volgende stap voegde Baeyens ook senioren toe aan zijn groepen. Zo startte het organische proces van Tornar. ‘Ik werk vanuit het individu. De 96-jarige Leon woont tegenover de studio. Ik heb hem aangesproken, hij kwam kijken en bleef, zo is hij onderdeel geworden van de creatie. Uiteindelijk ben ik een Atelier Quartier gestart op zaterdagen. Iedereen is daar welkom, het staat open voor de buurt en iedereen die met dans wil werken. Alle barrières zijn weggewerkt. Mensen hoeven zich niet in te schrijven, er is een vrijwillige bijdrage, je kunt een keer komen en altijd terugkomen. Je kunt het online niet vinden. Het Atelier Quartier is het belangrijkste deel van mijn werk, het voedt de creatie en andersom. Op zaterdagochtend deel ik het proces met de mensen in de ateliers. In de namiddag werk ik door met de cast. Ik wil dat de creatie ook in dialoog gaat met een andere gemeenschap, dat processen worden gedeeld. Mijn onderzoek richt zich op de democratisering van dans.’
Een tijdelijke gemeenschap
Centraal gegeven in Tornar was de catastrofe, de tornado. Na de destructie moet iedereen opnieuw beginnen. ‘Voor mij was het een metafoor voor afbrokkelend solidariteit tussen generaties. Er is één gegeven dat steeds terugkomt in mijn werk en dat is het oprichten van een tijdelijke gemeenschap. Bij Tornar vertrok ik vanuit een klassieke opstelling. Voor Invited betrok ik het publiek erbij. Voor Birds gaan we iets ontwikkelen in de publieke ruimte, omdat ik ook geloof in de werking van creaties buiten de theatermuren. We hebben er te weinig contact mee als kunstenaars.’
In Tornar werkte Baeyens al samen met beeldend kunstenaar Ief Spincemaille, die veel werkt in wijken. Tijdens het proces van Invited bracht hij het community-art project Rope van Spincemaille letterlijk het repetitielokaal in, het werd het centrale gegeven in de voorstelling. Het publiek wordt via een lang, dik blauw touw door de ruimte geleid. Wie de performers zijn en wie het publiek, blijft lang gissen. Voor Invited was Baeyens op zoek naar een democratische vorm waar zowel spelers als publiek deel van uit maken. Door met een gemengde cast te werken kan het publiek zich gemakkelijk identificeren, er is altijd iemand in de cast waarin je jezelf herkent. Wat opvalt tijdens de voorstelling is dat mensen heel graag deelnemen. ‘Ik wil de afstand tussen spelers en publiek wegwerken, maar ik wil niets afdwingen of forceren. Voor mij is het belangrijk, dat het een organisch proces is. Dus is het in het begin van de voorstelling wat aftasten, misschien zelfs wat ongemakkelijk. Maar doordat we de interactie langzaam opbouwen, werkt het. Je mag bovendien ook altijd kijken of weigeren. Je weet ook niet wat er speelt, misschien heeft iemand wel last van zijn knie of plankenkoorts. Dat mag, we zetten nooit iemand te kijk, mensen kunnen zelf beslissen.’
In Invited is alles leesbaar, je kun het volgen. Het spreekt een gevoel aan, eerder dan je echt iets ‘ziet.’ Toch koos Baeyens ook voor een klassiek ‘theatermoment’ in de voorstelling, als we allemaal gezamenlijk op het mega-dikke touw luisteren en kijken naar de muzikanten. ‘Voor mij is het belangrijk dat ook het orkest aandacht krijgt, zij bepalen de energie. Het is ook een breekpunt, een klein moment van samen beleven, even verdwijnen, een moment van intimiteit. Je zit naast mensen, die je nog niet kent. We mengen het publiek bewust in deze voorstelling. Aanvankelijk ben je nog dichtbij de mensen met wie je kwam, maar geleidelijk aan splitst de groep zich op. Het is een ontmoetingsplek. Mensen blijven ook graag hangen na afloop om hun ervaring te delen met de cast en andere toeschouwers. ’
De infrastructuur van zijn werk wordt gedragen door Ultima Vez, voor zijn creaties vraagt hij additionele middelen aan. Dat is een spannend gegeven nu de politieke koers zich radicaal heeft gekeerd in België. Maar aan de horizon schijnt een licht, zijn artistiek en sociaal onderzoek is geselecteerd voor het Cera Impulsprogramma. Dat ondersteunt samenwerkingsverbanden die gericht zijn op het versterken van participatieve kunstpraktijken met mensen in een kwetsbare positie. In dit traject wordt ook met de KU Leuven gewerkt, zij koppelen een academisch onderzoek aan het project. Het zijn hoopgevende berichten in barre tijden.
Actie-reactie principes
Dans is een universele taal en overstijgt taligheid, net als muziek communiceert de vorm gemakkelijk. Iedereen heeft tenslotte een lichaam. Baeyens weet op voorhand niet waar hij zal eindigen, maar heeft een aantal onderzoeksvragen: hoe verkleinen we de afstand tussen speler en publiek? Hoe kunnen we de scène delen? Wat is de theaterruimte? Hoe kunnen we die terug geven aan de gemeenschap?
‘Die vragen zijn vertrekpunt, maar ik laat me ook graag inspireren door kunstenaars als Erwin Wurm en zijn one minute sculpturen, of de duistere textielinstallaties van Franz Erhard Walther. Ik creëer hele eenvoudige actie-reactie principes, door daaraan dingen toe te voegen of de virtuositeit ervan op te zoeken, transformeren ze. Ik leg niet zoveel uit, maar probeer de mensen vooral mee te nemen. Processen zijn tevens het product, daar zit het grote verschil met klassieke voorstellingen.’
De principes blijven gehandhaafd in het publieksbereik. Invited heeft meer dan honderd maal gespeeld, maar de voorstelling vraagt expliciet om een divers publiek. Het theater moet ook op zoek naar diversiteit. In de beste voorstellingen is het publiek een afgeleide van de cast.
De groep is log, soms is het vrij zwaar om te toeren. Maar deelnemers dragen elkaar, een principe dat al in het Atelier Quartier wordt geïntroduceerd. ‘Ik initieer, maar ik ben geen psycholoog. We werken met een buddysysteem op tournee, de groep zorgt ook voor elkaar. Niet iedereen is technisch geschoold. De cast bestaat uit een gemengde groep met al even diverse sociale competenties. Los van de voorstelling ontstaat een gemeenschap. Tijdens het toeren ontstaan nauwe banden. Ik zie het ook als een manier van werken, mensen ontmoeten, delen.’
foto Sophie De Backere