In de foyer
Ah, daar ben je. Ik heb je zoveel -, oh man, moet je horen, het zit me tot –
Niet meteen openbarsten als een gezwel en al je doemdenken eruit gooien he!
Ook goedenavond.
Ik wil het niet hebben!
Mogen wij twee fluitjes?
Ik heb me voorgenomen je niet meer zo te laten oreren.
Oh. Maar –
Zo’n klassieke tirade van je kan ik nu echt niet verdragen.
Maar ik –
Ja, het is gewoon niet goed voor de moraal om je gal te spuwen. We moeten constructief zijn.
Ja, hoe kun –
Dat begint bij zorgvuldig formuleren.
Wij formuleren toch altijd heel –
Ja. En luisteren. Want dat we niet geluisterd hebben dat lijkt me evident. Dat we heerlijk hebben zitten zwelgen in onze bubbel lijkt me evident.
Nee, dat is zeker –
Sinds 9 november is het belangrijker dan ooit zachtmoedig en open uit te wisselen. Dat alleen al is een vorm van wraak.
Nou, wraak, denk je niet dat –
Weet je, ik werd wakker heel vroeg woensdagochtend met lood in m’n kussen.
Ik heb in de Melkweg gekeken.
Met mijn ogen dicht nog tastte ik naar mijn telefoon.
Afgeladen was het, warm. Luid ook. Een saamhorigheid hing er, die zichzelf begon te wantrouwen uiteindelijk.
En ik pak hem en ik open mijn Facebooktimeline, –
Wacht, kijk je voor nieuws op Facebook?
Ja, bij dit soort dingen, maar dat is een heel ander gesprek.
Nou, –
En ja hoor. Horror. Iedereen in horror, hele tijdlijn in shock, laptop erbij, CBS aan, CNN, MSNBC, alles open staan, alles ratelt, en overal die vervreemding, iedereen vervreemd en moe en high van de koffie, al die geschminkte televisiegezichten, praten praten praten praten.
Ja.
En toen kwam de acceptance speech.
En toen liep het koud over je rug?
Ja. Ja, echt. Ja. Maar. Wat zei je nu net? Jij was in de Melkweg?
Ik wilde alleen -. Ik wil iets heel anders zeggen eigenlijk. Over. Over een meisje daar.
Een meisje?
Hilde. Heet ze. Ze stond eerst al naast me en ik dacht dat ik haar herkende, maar toen verdween ze. Later stonden we naast elkaar aan de bar en ik kende haar helemaal niet. Ik ben, ja hoe zeg ik dit, ik wilde bij haar zijn. Nabij haar.
Nabij haar zijn?
We zijn gaan wandelen, we hebben die hete, drukke Melkweg gelaten voor wat-ie was, zo rond zes uur ofzo. Ze had zo’n heel grote jas, waar ze bijna helemaal in verdween, dat was zo, vertederend, alsof die jas een soort taak was, die ze op zich had genomen. En we zijn gaan lopen. We zeiden ook helemaal niet veel.
Waarheen dan?
Ja, gewoon de stad door. Gracht af, helemaal tot aan CS en daar hebben we koffie gehaald en croissants en we stapten zo de pont op. Zonder overleg.
Wat onverwacht dit, ik sorry dat ik net zo –
Nee, geeft niet. Uiteindelijk zei ze: laten we de goede kant op fantaseren.
De goede kant op?
Ik zei: ja. Zodat dat werkelijkheid kan worden. En zij zei ja en keek over het water en hapte in de chocoladecroissant.
Goh.
We zijn helemaal tot aan Durgerdam doorgelopen en daar hebben we gezwommen.
Dat was heel koud?
Dat was heel koud. Maar fantastisch.
Echt fantastisch.
Hilde.
En je hebt Hilde niet verzonnen?
Nee, bijna zeker weten van niet.
Proost, theatermaker.
Proost. Op nabijheid.