De cultuurvisie die minister Ingrid van Engelshoven half maart presenteerde is misschien wel een beetje saai. Mooie woorden over de intrinsieke waarde van kunst, nadruk op talentontwikkeling, internationalisering en nieuwe genres. Het is een beetje oude koek en een duidelijk speerpunt (zoals maatschappelijke verbinding onder Bussemaker, marktgerichtheid en ondernemerschap onder Zijlstra of culturele diversiteit onder Van der Ploeg) ontbreekt vooralsnog. De minister heeft meer te doen – op het gebied van hoger onderwijs bijvoorbeeld – en ze heeft geen tijd of zin om zich bezig te houden met pietluttigheden als bestelherzieningen of beleidsspeeltjes zoals een ‘regionale infrastructuur’.

Maar tijdens haar speech bij de presentatie in Rotterdam zei ze wel: ‘Kunst verzet zich tegen stilstand. Als het land dreigt in te dutten, schudden kunstenaars het weer wakker. Als we de luiken dreigen te sluiten, gooien kunstenaars ze weer open.’ Dat is een mooie omdraaiing van ‘kunst staat met de rug naar de samenleving’ van premier Rutte 2011.

Zo’n minister zonder grand projet, maar mét een aardige pot geld laat veel ruimte aan enerzijds de Raad voor Cultuur en anderzijds aan de kunstwereld zelf om de toekomst van de sector in handen te nemen. In de podiumkunsten wordt het tweede lastig, met alle versplinterde belangenverenigingen, dus is het wijs om het regioadvies uit november en de sectoranalyse theater uit februari met extra aandacht te lezen.

Voor dit nummer hebben zowel socioloog Fenneke Wekker als hoogleraar kunst en maatschappij Hans van Maanen dat gedaan. Hun lucide analyses laten zien dat de sector toch wel echt zelf werk te doen heeft om de problemen in het theater aan te pakken.

Wat mij in ieder geval zeer verheugde in de sectoranalyse was de aandacht die de Raad besteedt aan erfgoed en reflectie – het terrein waarop de activiteiten van Theatermaker en Theaterkrant.nl plaatsvinden. ‘We stellen vast dat de terugtrekkende beweging van het Rijk op het gebied van behoud en beheer grote gaten in het weefsel hebben geslagen die de sector op zijn beurt met (te) weinig middelen probeert te dichten.’

Ik onderschrijf dan ook van harte de aanbeveling dat ‘de overheid de verantwoordelijkheid moet nemen voor een (netwerk)instelling voor behoud, beheer, reflectie, dataverzameling en promotie.’ Al zou ik daar heel graag ook nog specifiek het woord ‘geschiedschrijving’ aan willen toevoegen. Als nu ergens grote nood aan is in het theater, is het aan het vastleggen en duiden van de grote ontwikkelingen van de afgelopen periode.

Een daarvan is bijvoorbeeld de grote beweging van het theater uit de theatergebouwen. Eén aspect van dat proces is het thema van een aantal artikelen in dit nummer: de zoektocht van choreografen naar een plek voor hun kunst in de openbare ruimte, met interviews en impressies van projecten. Als een prototype voor de geschiedschrijving die nodig is.

Dossiers

Theatermaker april 2018