Voor u ligt het nieuwe Theaterjaarboek; de 62e editie sinds Luisa Treves het oprichtte, de tweede van de nieuwe serie die Werkgroep NIT en Theatermaker vorig jaar startten na een hiaat van vier jaar. Het warme welkom dat het Theaterjaarboek 2016 kreeg en het groeiende besef in de theaterwereld dat haar geheugen op het spel staat, maakten ons enthousiast over een vervolg.
De inspiratie voor deze editie komt uit een interview met theaterhistoricus Jan Lazardzig uit dat vorige Theaterjaarboek. Over de opheffing van het Theater Instituut (TIN) zei hij: ‘Als zo’n instituut, dat op een bepaalde manier de ‘goudstandaard’ van een specifieke, vaste opvatting over theater bepaalt, zijn deuren sluit, ontstaat er plotseling ruimte om opnieuw na te denken over wat theater of performance betekent.’
Het Theaterjaarboek was vroeger de weerslag van wat er in een jaar aan theater geproduceerd werd: lange lijsten met producties en medewerkers, verzameld in de productiedatabase van het TIN. Maar zo’n database – de keuze wat er wel en niet in opgenomen wordt, en hoe dan – weerspiegelt ook een specifieke opvatting over datgene dat in de dagelijkse praktijk theater genoemd wordt.
Daarom besloten we al in een vroeg stadium dit Jaarboek in twee delen te splitsen: een deel over het ‘reguliere’ theaterveld, met artikelen over de belangrijkste ontwikkelingen van het afgelopen seizoen, zoals de opkomst van fair practice en creative producing, de radicale omgang met de toneelcanon en de getuigenissen over machtsmisbruik in de podiumkunsten onder #MeToo. Daarnaast onderzoeken we de artistieke nalatenschap van Pierre Audi en Jan Ritsema.
In het tweede deel verruimen we onze blik met een serie reportages over wat we voor deze uitgave tooien met de term ‘off road’-theater. De woorden van Lazardzig inspireerden ons om over de rand te kijken, en te zoeken naar theatrale verschijnselen die bestaan buiten het zicht van instituten, recensenten en databases. Meer over de ‘off road’ leest u in de inleiding van Deel 2 op pagina 73.
We hopen met dit deel een uitdagend nieuw perspectief te bieden op datgene wat we theater noemen en een impuls te geven aan het debat over wie er bij ‘ons’ veld hoort, waar de blinde vlekken zitten en welke ‘legacies’ onvoldoende gehoord, gezien en doorgegeven worden. Deze vraag hangt samen met de politieke ambitie van Werkgroep NIT om het erfgoed van en de reflectie op de podiumkunsten in dialoog met de sector opnieuw te verankeren in het podiumkunstenbestel.
Want opnieuw is dit Theaterjaarboek een uitgave van liefhebbers en opnieuw hebben we de middelen bij elkaar gesprokkeld om de podiumkunsten een dergelijke terugblik te kunnen aanbieden. De podiumkunsten ontberen een platform voor erfgoed, reflectie en debat en ondanks het goede werk van velen is de situatie schrijnend.
Gelukkig wordt dit nu ook officieel erkend: het afgelopen jaar schreven zowel de Raad voor Cultuur als Berenschot in opdracht van het Ministerie van OCW rapporten over de zogenaamde ‘ondersteuningsstructuur’, waarbij specifiek de problemen binnen de podiumkunsten aan bod komen. Directeur Yolande Melsert van de NAPK vergeleek de schrale situatie in de podiumkunsten met de filmsector die met EYE over een prachtig en goed functionerend sectorinstituut beschikt, waar de overheid jaarlijks 8,5 miljoen euro aan bijdraagt. Het komende jaar wordt de cruciale beslissing genomen of er ook een vergelijkbare ruimte komt in beleid en budget voor de podiumkunsten.
Na de eerste uitgave die het jaar 2016 besloeg, besloten we het tijdstip van verschijnen te veranderen: een jaarboek over een seizoen is voor de podiumkunsten veel logischer. Voortaan verschijnt het Theaterjaarboek dan ook in oktober. Voor oktober 2019 staat een uitgave gepland waarin wordt teruggeblikt op Aktie Tomaat, dan vijftig jaar geleden. De ideeën zijn er, nu nog de middelen en een duurzame infrastructuur.