Met grote armbewegingen en zijn kenmerkende bulderende stem zong hij op zijn sterfbed nog strijdliederen uit Dario Fo’s geëngageerde theaterspektakel Mistero Buffo. Zijn hele leven streed Rein Douze tegen onrecht, als acteur, regisseur en vakbondsmedewerker. Hij nam daarbij geen blad voor de mond.

De schoolbanken waren voor Douze niet weggelegd. Leraren wisten niet wat ze met de stellige, waarschijnlijk hoogbegaafde leerling aanmoesten en zetten hem graag achterin. Zijn middelbare school zou hij niet afmaken.

Aan het begin van zijn carrière werkt Douze voornamelijk als acteur en regisseur in wat later het vormingstheater zou gaan heten. De liefde voor theater heeft hij van huis uit meegekregen. Zijn ouders waren onder meer actief in de amateurtoneelschool van Utrecht. 

Als Douze begin jaren zeventig als jonge twintiger naar Istanbul lift, ontmoet hij op de terugweg The Human Family. Met dit onderdeel van Arts Lab Londen trekt hij enkele maanden rond. Terug in Nederland gaat hij rehearsel- en zogenaamde ‘xoelapepel’-avonden organiseren.

Midden jaren zeventig is hij enkele jaren lid van Werk in Uitvoering. Het door Jos Thie opgerichte gezelschap maakt met werkloze Groninger jongeren muziektheatervoorstellingen die de problemen van diezelfde jongeren aan de kaak stellen. Douze regisseert en speelt meermaals Clown August. Zijn zus Annelies, die theatervormgeefster is, ontwerpt zijn Augustkostuum dat hij later nog vaak aantrekt op (familie)feesten en reünies.

Daarna werkt Douze onder meer bij Wederzijds in Amsterdam, Proloog in Eindhoven en het jongerentheaterproject De Opmaat in Groningen. In België speelt hij mee met I.N.S. Mannen van den Dam, een afsplitsing van theaterkollektief de Internationale Nieuwe Scène, bekend van de eerste Nederlandse uitvoering van Mistero Buffo.

In de jaren tachtig sluit de idealistische Douze zich ook aan als kaderlid bij de Kunstenbond. Coby van den Berg werkt er in die tijd als jurist en herinnert zich Douze als een ‘ontzettend actief lid met een groot sociaal hart’. Hij maakt zich er regelmatig goed boos over sociale misstanden, wat indruk maakt door zijn stevige bouw en stem. Daarbij weet hij volgens Van den Berg al snel ontzettend veel van wetgeving en sociale zekerheid, terwijl hij geen enkele juridische achtergrond heeft. ‘Hij was een hele slimme selfmade man.’

Later komt Douze in dienst bij de vakbond en wordt onder meer afgevaardigd in het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging (het GAK), verantwoordelijk voor de uitvoering van sociale wetten. Als voorzitter maakt Douze zich er sterk voor een gunstige vertaling van de standaard wet- en regelgeving naar het projectmatiger werken in de cultuursector. 

Ook hier gaat hij doortastend te werk. ‘Anders dan menig ander bestuurder had Rein de dossiers altijd allemaal gelezen, vaak tot diep in de nacht’, zegt medevoorzitter Hans de Blaauw. ‘In de Kleine Commissie-vergaderingen zei hij vervolgens recht voor zijn raap wat hij ervan vond en was alleen te overtuigen met echt goede argumenten.’ Die werkwijze werd in het begin ‘weleens als lastig ervaren’, maar kreeg volgens De Blaauw terecht steeds meer waardering.

Aan het eind van zijn carrière maakt hij nog een opmerkelijke overstap naar de werkgeverskant. Als beleidsmedewerker arbeidsvoorwaarden bij de Vereniging van Nederlandse Theatergezelschappen en -producenten (VNT) – en daarna opvolger NAPK – voert hij meerdere cao-onderhandelingen met de vakbond waarvoor hij vroeger werkte. Maar ook daar zet hij zich volgens de organisatie ‘met hart en ziel’ in voor goede en rechtvaardige arbeidsvoorwaarden voor podiumkunstenaars. Hij ijvert onder meer bij de overheid om de cao-afspraken bindend te verklaren.

Vanuit de NAPK zetelt hij ook in het bestuur van het pensioenfonds cultuur en de omscholingsregeling dans, waar hij weer opvalt door zijn enorme vakkennis. Om die reden wordt hij ook gevraagd in het bestuur van onder meer het net opgerichte Laagland en later bij het Amsterdamse Bos.

Een ander vak dat hij zich eigen maakt, is koken. Regelmatig staat Douze voor groepen, medebestuursleden, vrienden of familie in de keuken. ‘Hij was een fantastische kok en een echte Bourgondische levensgenieter’, zegt oud-collega en vriendin Coby van den Berg. ‘Een Falstaff noemde hij zichzelf vaak.’

Gezond is dat niet. Op 74-jarige leeftijd is zijn lichaam op. Daar had hij volgens zijn zus Annelies vrede mee. ‘Hij vond dat hij een prachtig leven achter de rug had. Daarbij was zijn tweelingbroer overleden in 2019, die maar 10 minuten jonger was, wat hij ook ongelooflijk onrechtvaardig vond. Hij voelde het als een groot gemis.’

Op zijn afscheid, een rondvaart over de Amsterdamse grachten, werd Dario Fo’s volkse smartlap het ‘Salpeterlied’ gedraaid, dat door dierbare vrienden geëmotioneerd werd meegezongen.

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2022