De bezielers van het befaamde Theatre Day Productions in Gaza geven na 25 jaar het stokje door aan een nieuwe generatie. Jan Willems en Jackie Lubeck blijven evenwel betrokken bij Ayyam Al Masrah, zoals de Arabische naam luidt. Een gesprek met Willems over werken onder de hoogspanning, maar vooral geloof in de kracht van theater, hoop op een betere toekomst en liefde voor Palestina.
Een definitieve breuk is het allesbehalve: Jan Willems en Jackie Lubeck blijven – op de achtergrond – bezig met de organisatie die ze midden jaren negentig opstartten om kinderen en jongeren via drama en theater te vormen tot vrije, kritisch denkende en mondige individuen. Een doel waar in de loop der jaren de rol van de meisjes en de vrouwen in het uitbouwen van de Palestijnse samenleving als belangrijke focus bijkwam. Intussen heeft het tweetal alweer een reis gepland.
Je gaat terug naar Gaza. Hoe is de situatie er op dit ogenblik?
Jan Willems: ‘De situatie in Gaza is nu zeer moeilijk. Lange tijd was Covid vanwege de isolatie van Gaza geen al te groot probleem. Nu is de toestand problematisch. De ziekenhuizen liggen vol. Er is geen goed vaccinatieprogramma. Men laat het virus uitwoeden. Het recente conflict met Israël heeft veel schade aangericht. Een aantal gebouwen in de buurt van ons theater zijn getroffen. Zowat al onze ruiten zijn gesneuveld en muren moeten worden verstevigd. Het is belangrijk dat we nu teruggaan. Op het einde van het jaar geven Jackie en ik de leiding van Ayyam Al Masrah, de Arabische naam voor Theatre Day Productions in Gaza, door aan de volgende generatie. Jackie en ik werken verder aan publicaties en nieuwe initiatieven voor de organisatie. Dat is een proces dat al lang aan de gang is. We hebben het nieuwe team zelf opgeleid. Dat hebben we ook gedaan met onze project in Hebron in 2007-2008. Die werking is nu onafhankelijk. Ik vind Gaza een heel aantrekkelijke plek om bezig te zijn. Onze werking is met de jaren gegroeid en heeft steeds meer impact gekregen.
Wanneer en hoe is je liefde voor Palestina ontstaan?
‘In de jaren zeventig was ik als activist betrokken bij de Palestijnse solidariteitsbeweging in Nederland. Ik volgde een opleiding aan de Academie voor Expressie in Utrecht. In de jaren tachtig leerde ik de Palestijnse theatergroep El Hakawati onder leiding van François Abou Salem kennen. Ik was gecharmeerd door hun kleurrijke, naïeve, visuele en improvisatorische stijl. Mijn afstudeerproject was een bewerking van de roman De Cactus van de Palestijnse schrijfster Sahar Khalifa. Ik heb Palestina bezocht en ben bevriend geraakt met de mensen van El Hakawati. Ik speelde in 1989-1990 als acteur mee in hun voorstelling À la recherche de Omar Khayyam en passant par les croisades die in Bazel in première ging. Dat was voor mij een grote kentering. In die context heb ik ook mijn levenspartner Jackie ontmoet. Zij ontwierp kostuums, acteerde, ontwikkelde sets en schreef teksten voor El Hakawati tussen 1975 en 1990. In heb daarna een tijd in Nederland gewerkt en ben na de Oslo-akkoorden in 1993 naar Palestina teruggekeerd.’
Hadden jullie al meteen het plan voor een spannend project als Theatre Day Productions opgevat?
‘Met de Oslo-akkoorden werd ook het idee van een eigen Palestijnse staat concreet. De vraag die Jackie en ik ons stelden, was hoe theatermakers konden bijdragen aan de opbouw van een land. Ikzelf was veel bezig geweest met jeugdtheater. Toen is het idee voor Theatre Day Productions ontstaan. We hebben ons geconcentreerd op Gaza en Hebron, twee conservatieve gebieden. Cultureel waren het achtergebleven plekken. De eigen identiteit en cultuur werden door de Israëlische bezetter voortdurend weggecensureerd. Ons vertrekpunt was meehelpen om de jeugd zo vrijdenkend mogelijk groot te brengen. Zij was immers de toekomst van de te vormen natie. We zochten daarvoor aansluiting bij de Arabische vertelcultuur. De Arabische wereld is een gebied met veel geschiedenis en veel pijn. Onder iedere steen ligt een verhaal. Het vertellen behoort tot de culturele roots van de Arabische cultuur. Het is een vorm van performance waarbij geen vierde wand bestaat. De communicatie met het publiek staat centraal. In het Arabische theater gaat het vaak over de spanning tussen het individu en de groep (de familie, de gemeenschap). De dialoog tussen twee individuen is daarbij ondergeschikt. Dat is iets typisch voor het westerse theater. Omwille van het traumatische leven in Gaza is er veel behoefte aan therapie. Maar die is veelal op een westerse leest geschoeid, dus gefocust op het individu. Wij als theatermakers kunnen veel meer de nadruk leggen op een collectieve traumaverwerking.’
Zagen jullie het parcours direct voor je?
‘Aanvankelijk wisten we niet precies waar we naartoe wilden. Ons doel hebben we via de praktijk gevonden. De reflectie op ons eigen werk is met de jaren steeds scherper geworden. We hadden aanvankelijk weinig faciliteiten en slechts twee docenten uit Europa. Vanwege het Israëlische wantrouwen was het moeilijk om docenten uit de Arabische wereld uit te nodigen. In het begin lag de nadruk op de training. In 1995 zijn we een driejarig opleidingsprogramma begonnen dat door de vele conflicten en sluitingen van de grenzen vaak vier tot vijf jaar duurde. Vooral de Tweede Intifada in 2000 was een bijzonder moeilijke periode. We hadden een jongerenproject in Gaza, Hebron en Tulkarem. We maakten voorstellingen – soms éénmalig maar meestal zo’n veertig keer – met onze studenten en organiseerden voor- en nabesprekingen met het publiek. Met afgestudeerden konden we nadien meer gestructureerde dramaprojecten met schoolkinderen organiseren, veelal in de klas, soms in ons theater. Dat was behoorlijk intensief werk: drie uur per dag, zes dagen per week en dat drie weken lang. We werkten met de verhalen van de kinderen. Het theater was voor hen een laboratorium waarin ze vrij konden experimenteren zonder controle van ouders of leraren. Het is van belang dat kinderen en jongeren beschikken over hun eigen plezier en verbeelding. Dat het niet gedwongen of opgelegd is. De impact van onze workshops op de kinderen was zeer groot. Tot onze eigen verbazing. De kinderen veranderden ingrijpend: ze gedroegen zich vrijer en mondiger. Ze waren in staat om andere rollen te spelen. De scholen waarop ze zaten waren gesegregeerd. Onze opleiding is gemengd. De kinderen leerden zich verbaal, fysiek en via hun verbeelding uit te drukken. We hadden het gevoel op een grote culturele honger te stoten en die wat te kunnen stillen.’
Hoe kijken de Israëlische en de Palestijnse overheden naar jullie werk?
‘Sinds de Tweede Intifada is Israël veel wantrouwiger tegenover buitenstaanders. Het blijft een probleem om naar Gaza te reizen. Ik denk dat het nu een aantal maanden zal duren voordat we weer naar binnen kunnen. Zowel Fatah als Hamas staan positief tegenover wat we doen. Toen Hamas in 2007 de macht in Gaza overnam, hadden ze natuurlijk een eigen agenda. Ze waren verbaasd om ons in Gaza aan te treffen. Ze hebben geprobeerd om ons hun agenda op te leggen, maar dat hebben we geweigerd. We hebben in die periode niet met Hamas gewerkt maar met een onderwijsprogramma van UNWRA (United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East), de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties die zich richt op hulp en ontwikkeling van de Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten. In de toekomst moet de Palestijnse overheid dat onderwijsprogramma overnemen.’
Hoe heeft Theatre Day Productions zich door de jaren heen kunnen ontwikkelen?
‘De kinderen die deelnamen aan de workshops presteerden nadien aanzienlijk beter op school. Maar ze wilden meer. Na drie weken workshop waren ze ontevreden omdat het niet verder ging. Ons project heeft zich dus in de eerste plaats van binnenuit ontwikkeld, op verzoek van de deelnemers. In KIDS FOR KIDS kunnen kinderen onder leiding van gevormde dramadocenten zelf een toneelstuk maken. Over hun eigen ervaringen. Die kunnen behoorlijk hard en pijnlijk zijn. Vooral de verhalen van meisjes gaan over onderdrukking en uitsluiting, zowel in het gezin als in de samenleving. Het kunnen brengen van het eigen verhaal, een rolmodel kunnen zijn voor andere kinderen, geeft veel energie. Theater is een middel om de mondigheid en de verbeelding van de kinderen te stimuleren. Het zet aan tot reflectie, samenwerking en creativiteit. Het is ook een plek om de conflicten en de tegenstrijdigheden in een samenleving te tonen. Want ook de Palestijnse samenleving is verre van ideaal. Het succes van onze opleiding hebben we inmiddels ook wetenschappelijk kunnen bewijzen. Er is een dissertatie geschreven over de meetbaarheid van bepaalde effecten, bijvoorbeeld de mondigheid van de kinderen. Statistische gegevens tonen aan dat kwaliteiten als ‘agency’ en ‘efficacy’ na verloop van tijd bij de kinderen 25 procent hoger scoren. Dat is een enorme sprong. Als theatermaker weet je natuurlijk dat theater kinderen zelfverzekerder en zelfbewuster maakt. Je ziet het voor je ogen gebeuren. Maar nu is het ook wetenschappelijk gestaafd. En dat is zeer belangrijk in onze gesprekken met donors.’
Is het ingewikkeld om financiële steun te krijgen?
‘In tegenstelling tot de Palestijnse Autoriteit heeft Hamas geen ministerie van cultuur en dus geen beleid dat kan omarmen wat er gebeurt. Hamas wil eigen dingen doen. Dat maakt de dialoog niet makkelijker. Voor onze financiën zijn we afhankelijk van Europese donors: regeringen, humanitaire en religieuze organisaties, zowel katholieke als protestantse. Ontwikkelingshulp Zweden is een belangrijke donor. Ik ben vaak kwaad op donors. Er gaat veel geld naar human rights actoren, naar juridisch gespecialiseerd onderzoek. Er is te weinig aandacht voor basiswerk, voor de grassroots, terwijl daar toch de kracht van een gemeenschap zit. De donors steunen ontwikkelingshulp maar geven weinig plaats aan de culturele hulp. Terwijl het voor ons vooral gaat om het ontwikkelen van vrije expressie én van zelfkritiek, want ook de Palestijnse regering heeft haar aandeel in de isolatie van de Palestijnen. Een groot probleem is dat de Europese fondsen voor cultuur aan het opdrogen zijn.’
De machtsovername door Hamas in 2005 en 2006 moet toch een moeilijk moment zijn geweest?
‘Het is juist dat niet alleen de oorlogen met Israël, maar ook de interne spanningen een hoge tol hebben geëist. Het conflict tussen Fatah en Hamas na de verkiezingsoverwinning van Hamas in 2006 was verschrikkelijk. Die onderlinge strijd heeft heel zwaar op Gaza gewogen. De UNRWA heeft toen veel geld vrijgemaakt om initiatieven voor kinderen op te zetten. Kinderen en jongeren leden zwaar onder de onrust. Het was van belang hun speelsheid levend te houden, hun afleiding te bezorgen en hun verbeelding op een positieve manier te prikkelen. Aan onze organisatie is toen gevraagd om voorstellingen te spelen. Jackie heeft toen vier teksten geschreven op basis van haar eigen ervaringen in Gaza. We speelden met verschillende groepen acteurs zestien voorstellingen per dag. En dat maandenlang. We hebben in die zomermaanden uiteindelijk voor meer dan 180 duizend kinderen gespeeld. Een waanzinnig project. Maar iedereen in Gaza kende ons toen. ‘
‘Toen Israël in de zomer van 2014 Gaza opnieuw was binnengevallen en een spoor van dood en vernieling had getrokken – er vielen meer dan tweeduizend doden, waaronder veel burgerslachtoffers, en vele duizenden kinderen raakten gewond – is er door UNRWA en ook door Hamas een beroep op ons gedaan om de kinderen te leren omgaan met hun trauma’s. Een van de gevolgen van de grote materiële vernieling was dat de kinderen na de oorlog niet terug naar school konden. Kinderen waren tijdens het conflict blootgesteld aan extreme situaties. Zo was er een kind dat gestopt was met praten. We zijn erin geslaagd om het na drie weken werken een kleine monoloog te laten zeggen. Een ander kind was overreden door een Israëlisch legervoertuig en had het overleefd. Het waande zich onsterfelijk en begon levensgevaarlijke risico’s te nemen. We zijn er met onze workshop in geslaagd om het te kalmeren. We hebben veel respect gekregen voor ons werk. Theater en drama raken veel meer dan de cognitieve intelligentie. Het is veel ruimer en holistischer van aanpak.
Naast kinderen in het algemeen zijn meisjes en vrouwen in het bijzonder een belangrijke focusgroep voor jullie geworden.
‘Dat klopt. Het begon met The Mothers, een stuk dat Jackie geschreven had. Een NGO die in Gaza met vrouwen werkte, kocht de voorstelling. Het is een stuk waarin vrouwen tijdens het koken met elkaar praten over hun ervaringen. Het publiek van vrouwen begon daarop te reageren. De mogelijkheid om met vrouwen onder elkaar te spreken is een belangrijke behoefte. Dat heeft veel, zo niet alles, met de sociale structuur van de familie te maken. Getrouwde vrouwen worden opgenomen in de familie van de man met alle controle en beperking van expressie van dien.
We hebben acteurs en studenten vier generaties van vrouwen laten interviewen. Dat leverde maar liefst vierhonderd verhalen op en daar hebben we er een deel van gecombineerd in een voorstelling. De vrouwen analyseerden hun eigen verhalen door middel van de voorstelling. Toch is de aanwezigheid van vrouwen op het toneel geen evidentie. We ontwikkelen daarom ook programma’s waarbij de vrouwen niet onmiddellijk als actrice fungeren. Zij werden door ons getraind voor het leiden van animatie-workshops waarin jonge meisjes en jongens hun eigen verhaal kunnen uittekenen.
Dat is behoorlijk heftig. Je ziet door de jaren heen in die cartoons de golfbewegingen van de destructie in Gaza: nu eens gaan die animaties over de natuur en het leven thuis, dan weer over terreur en geweld en duiken er voortdurend beelden van prikkeldraad en van wapperende vlaggen op. Compleet absurd wat die kinderen moeten ondergaan.
Voor de jongeren en de jongvolwassenen richten we ons vooral op het cultureel entrepreneurship. Met de hulp van een Duitse sponsor hebben we een multifunctionele zaal ingericht waarin audiovisuele training gegeven wordt en jongeren eigen initiatieven kunnen ontwikkelen (graffiti, film, theater). We zijn zelfs begonnen met een journalistiekworkshop. Maar dat lag heel moeilijk bij Hamas. Er wordt dus soms over onze schouder meegekeken. Daar moeten we ‘omheen’ werken. Journalistiek kunnen jongeren nu doen als onderdeel van hun eigen, onafhankelijke initiatieven.’
Zien jullie theater hier vooral als emanciperend instrument?
‘Ik denk dat we werken in de spanning tussen enerzijds de artistieke autonomie en zijn esthetische opdracht en anderzijds het verlangen om de wereld speelbaar en dus veranderbaar te maken. We hebben veel aandacht voor het ambacht en de techniek van het vak. Artistieke kwaliteit in voorstellingen en presentaties, in onze acteurs- en drama-opleiding, is dus wel degelijk een doel. Maar daarnaast gaat ’t er ons om de jongeren en de vrouwen te helpen spelen, hen te laten meespelen. Ik interpreteer de ‘homo ludens’, de spelende mens, van Huizinga zowel op persoonlijk als op macro politiek niveau. Cruciaal daarin is het spel van de verbeelding. Onze website opent met een citaat van Antoine de Saint-Exupéry. Ik citeer hem in het Engels: ‘If you want to build a ship, don’t drum up people to collect wood and don’t assign them tasks and work, but rather teach them to long for the endless immensity of the sea.’
foto Martijn Luns
In de loop van de jaren hebben veel Nederlandse en Vlaamse makers in Gaza gewerkt met en bij Theatre Day. Met name Liesbeth Colthof (en haar gezelschap Huis aan de Amstel/De Toneelmakerij) is een trouwe partner, en nam ook veel makers mee, onder wie kostuumontwerper Carly Everaert, Muriël Besemer (inmiddels hoofd ITA Academy), Daniël van Klaveren, Casper Vandeputte en Paul Knieriem). Daarnaast werkten ook onder (veel) anderen Dennis Meyer, Anne-Beth Schuurmans en Bart Kiene met enige regelmaat bij Theater Day Productions.
Theatre Day Productions: https://www.theatreday.org