Het traditionele theater staat onder druk door de opmars van locatietheater, talloze pop-ups en community art. Hoog tijd dat theaters zichzelf opnieuw uitvinden, vindt international creative guide en architect Aat Vos. ‘Maak van je theater een publieke ruimte en van je bezoekers echte gebruikers.’
door Claudia Ruigendijk
Een hal waar je kunt schaken, een biologische daktuin, winkels en barretjes en een uitgebreid aanbod van design, theater, dans, film, lezingen, debatten en cursussen –georganiseerd voor – maar ook vaak door – gebruikers zelf. Stockholm heeft met zijn Kulturhuset Statsteatern als geen andere stad begrepen hoe je van een cultureel instituut een warme, publieke ruimte kunt maken die alle mensen uit de stad – van jong tot oud, van arm tot rijk –met elkaar verbindt.
Een soort huiskamer, maar dan een heel grote, met heel veel voorzieningen. Zo’n plek waar je liefst vertoeft als je eens niet thuis, op school of op je werk bent. Vos: ‘Door de globalisering en onze almaar individualistischer wordende maatschappij, raken we steeds verder vervreemd van onze omgeving. Terwijl het zo belangrijk is om daar juist onderdeel van te zijn; een prettige leefomgeving creëer je immers met elkaar. Het Kulturhuset is een prachtig voorbeeld van hoe je als stad kunt inspelen op de menselijke behoefte om in contact te staan met de plek waar je woont en met de mensen om je heen.’
Een derde thuis
Third places worden ze genoemd, de publieke ruimtes waar je net als thuis – je first place, of op school of op je werk – je second place, veel tijd doorbrengt. Niet alleen stadsparken en openbare bibliotheken, maar ook dat ene favoriete koffietentje, cultuurhuizen en theaters vallen onder de noemer. Het zijn die plekken waar je het liefst naar toe gaat om je vrije tijd te besteden; waar je je thuis voelt terwijl je van huis bent.
Amerikaan Ray Oldenburg was de eerste die over third places sprak, in zijn boek The Great Good Place uit 1989. Hij zag deze plekken als noodzaak voor een prettig sociaal klimaat. Voor Vos zijn die ‘derde plekken’ niet alleen maatschappelijk gezien van groot belang, maar vooral ook architectonisch interessant. Want hoe richt je zo’n derde plek dan in? En hoe zorg je ervoor dat mensen ‘m ook daadwerkelijk gaan gebruiken zoals hij bedoeld is?
‘De ontwerper van het Kulturhuset in Stockholm, Peter Celsing, zei het heel treffend’, zegt Vos. ‘“I am building for a new human being who has to come”. Het moest een gebouw worden met de sfeer van de straat en de mogelijkheden van een werkplaats.’ Celsing was zijn tijd dus ver vooruit; het Kulturhuset bestaat al ruim veertig jaar. Hij wist toen al dat er steeds meer behoefte zou ontstaan aan een gecombineerd cultureel programma onder één dak. Steeds meer steden volgden; zijn meesterwerk vormde zelfs de inspiratiebron voor het Centre Pompidou in Parijs. Andere voorbeelden zijn de Hub in Kerkrade en Storyhouse in Chester.
De immense glazen gevel van het Kulturhuset vergroot het gevoel van een gedeelde openbare plek voor de bewoners van Stockholm. Toch gaat het ontwerpen van een ‘derde plek’ veel verder dan alleen het gebouw, oftewel de hardware. Het succes staat of valt bij de software: de passie van de mensen op de vloer, de toewijding van het management en het vertrouwen van de stakeholders. Vos: ‘Het is een drietrapsraket. Als die partijen niet op één lijn liggen, dan gaat het snel mis. Ze moeten elkaar begrijpen, openstaan voor elkaars ideeën en vooral goed samenwerken.’
Winst voor het theater
Vos is als creatieve gids en architect gespecialiseerd in Design for Programmability: het ontwerpen en ontwikkelen van informele publieke third places met een programmering voor en door een breed publiek. In zowel Nederland als het buitenland hervormde hij talloze bestaande plekken tot ware culturele ontmoetingsplaatsen, waaronder de Tøyen Filial, een filiaal van de Deichmanske Bibliotek in Oslo en een aantal filialen van de OBA in Amsterdam.
Net als bibliotheken lenen ook theaters zich bij uitstek voor een metamorfose tot third place. Vos: ‘Theaters worden het grootste deel van de tijd niet gebruikt, ze zijn vrijwel altijd alleen open als er voorstellingen zijn. Dat is zonde.’ Dat niet alleen: veel mensen zien het klassieke theater nog altijd als iets elitairs. En theaters komen de laatste jaren steeds vaker in de verdrukking door festivals, toegankelijker (en vaak goedkoper) locatietheater en community art.
Daarin valt voor theaters nog een hoop winst te behalen, denkt Vos. Maar daarin zit ook meteen de uitdaging. Hoe maak je deze plekken aantrekkelijk voor grote en diverse groepen mensen? Vos: ‘Door niet alleen een commercieel, maar ook een publiek programma aan te bieden. Commerciële third places zijn er namelijk al genoeg. Neem Starbucks, elke stad staat er vol mee. Maar die kosten allemaal geld en zijn voor de zogeheten haves – mensen die dat kunnen en willen betalen. Mensen voor wie dat niet vanzelfsprekend is, de not-haves, vissen hier dus achter het net.’ Theaters kunnen hierin een belangrijke rol spelen door zichzelf te transformeren tot plaatsen waar de gebruikers zelf een rol spelen in de programmering.
Ruimte voor ideeën
Maar dan rijst de vraag: verliezen de traditionele theaters niet hun charme als je er informele ontmoetingsplekken van maakt? Vos: ‘Dat elitaire mag er wat mij betreft juist vanaf – in de architectuur trouwens net zo. “Wij weten wel wat de mensen nodig hebben”, lijkt in dat soort werelden de gedachte. Maar om erachter te komen wat mensen nodig hebben, moet je juist niet op afstand blijven.’
Bovendien gelooft Vos niet in plekken waar je een deel van je energie kwijtraakt aan je ongemakkelijk voelen omdat je toevallig een spijkerbroek aanhebt of iedereen ouder is dan jij. ‘Dat staat innovatie volledig in de weg. Nieuwe ideeën hebben ruimte nodig, op formele plekken stagneren ze juist. Third places zijn wat mij betreft geen deugd, maar een noodzaak.’
Een locatie omvormen tot een third place met een commerciële en publieke programmering gaat niet over één nacht ijs. Bij Design for Programmability ontwerp je voor het onbekende, dus je moet van tevoren goed voor ogen hebben welk doel je wilt bereiken en welke doelgroep je wilt aanspreken, zegt Vos. En er moet in je ontwerp ruimte zijn voor onvoorziene ontwikkelingen; de behoefte van gebruikers kan immers met de tijd veranderen. Daar wil je direct op kunnen reageren.
In zijn nieuwste boek 3RD4ALL – How To Create a Relevant Public Space laat Vos aan de hand van de vijf belangrijkste stappen in de ontwikkeling van publieke ruimtes zien hoe hij dat ontwerpproces aanpakt. Speciaal voor Theatermaker vertaalde Vos die stappen naar het theater, zodat ook die plek de huiskamer kan worden van jouw dorp of stad.
- Zet mensen op nummer één
People give meaning to places, zei de Braziliaanse kunstenaar en communicatiegoeroe Ivan Reis ooit. Dat klopt, zegt Vos. En dat geldt niet alleen voor de mensen die in je theater werken, maar ook voor de bezoekers of, liever, gebruikers. Zijn advies: geef die gebruiker niet alleen een prominente rol in de programmering, maar geef het podium ook eens aan hen – ze hoeven niet alleen maar toeschouwer te zijn. Ook belangrijk: leg hierin ook een speciale rol voor jongeren weg, net als de immens populaire jeugdbibliotheek Biblo Tøyen in Oslo deed. Daar zijn ouders niet welkom, waardoor de jongeren het eens zélf voor het zeggen krijgen. Hoe doe je dat, de mensen op nummer één zetten? Door goed onderzoek te doen naar die toekomstige gebruiker. Want we denken vaak te weten wie onze doelgroep is, maar assumption is the mother of all fuck ups, zegt Vos. Je moet het die gebruiker dus echt zelf vragen. Waar heeft hij behoefte aan?
- Geef de plaats de hoofdrol in je verhaal
Creëer een plek die maar op één plek bestaat: een somewhere. Een plek met niet alleen een fysiek, maar ook een mentaal adres, zodat je er bij wijze van spreken al naartoe kunt door je alleen maar je ogen dicht te doen –denk aan de Eiffeltoren en je bent in gedachten al in Parijs. Dit doe je door je locatie te verbinden met de plaats waar die zich bevindt, door bijvoorbeeld elementen uit het interieur ook elders in het dorp of de stad te laten terugkomen. Of door zelfs andere plekken in de omgeving te gebruiken: een gratis openluchttheater in de zomer of een pop-upvoorstelling op een verrassende locatie, misschien wel georganiseerd door het publiek. Zo vergroot je het bereik onder potentiële bezoekers en gebruikers.
- Creëer gedenkwaardige herinneringen
People don’t buy products, they buy experiences, is het credo. Alles is tegenwoordig online te koop, je hoeft de bank niet meer af voor je favoriete spullen. En zelfs de meeste kunst is op internet te bekijken, en op online platforms kun je met elkaar discussiëren. Mensen komen naar buiten voor een ervaring of beleving, waaraan ze later met plezier terug kunnen denken. Theater is bij uitstek bedoeld om zulke ervaringen te creëren. Maar waarom zou je stoppen bij voorstellingen door professionele gezelschappen als je ruimte ook geschikt is voor een inspirerende buurtvergadering over de groenvoorziening, of voor een borrel met livemuziek voor de bewoners van het bejaardentehuis om de hoek? Zo kun je met jouw locatie een heleboel meer mensen mooie herinneringen geven.
- Herprogrammeer je aanbod
Voorheen bedachten we alles vooraf: de vorm volgde de functie. Of het nu om een gebouw, interieur, stad of theaterprogrammering ging. Een theaterzaal is daarbij van oudsher een plek die nu op twee manieren geprogrammeerd wordt: enerzijds vanuit de artistieke smaak en opvattingen van de directeur of programmeur, anderzijds door commerciële partijen die de zaal huren voor hun activiteiten. Maar als je daar uitsluitend voor ontwerpt, creëren we een soort tijdmachines; en het doorvoeren van nieuwe ideeën en opvattingen is daardoor vaak lastig.
We zouden het dus beter kunnen omdraaien, zegt Vos, zodat een ruimte op een meer organische manier vorm krijgt en gebruikt kan worden. Mensen zijn mondiger, wijzer en zelfredzamer geworden, onder andere door de komst van het internet: we kunnen onszelf een hoop dingen leren en daardoor zelf veel meer dingen bedenken, dat hoeven anderen niet per se voor ons te doen. We kunnen dus niet alleen meer, we verwachten ook meer zelf te mogen doen. Geef de gebruikers daarom een prominente rol in de programmering door die gebruikers te faciliteren in hun wensen en behoeftes.
Vos pleit voor een radicale omkering van de mogelijkheden tot programmering: organisch en met meer zeggenschap door de gebruiker. Want als theaters daarin slagen, kunnen ze op een nieuwe manier relevant worden in hun directe omgeving. De gebruikers komen dan niet alleen voor het traditionele ‘voorgeprogrammeerde’ aanbod, maar ook voor nieuw, onverwacht en door henzelf gemaakt aanbod.
Om dat goed te kunnen doen hebben we allereerst nodig: een dienblad, oftewel de infrastructuur of de basis. Denk aan faciliteiten als de ruimte zelf, maar ook aan zaken als frisse lucht, verwarming en uiteraard licht, geluid en theatertechniek. Daarnaast: een gefundeerd begrip van de werkelijke gebruikers. Waar wonen ze, wat is hun sociaal maatschappelijke positie, wat zijn hun latente behoeften, wat houdt hen bezig – want, zegt Vos, alleen dan kan echte verbinding tot stand komen. En tot slot: theaters moeten de gebruikers letterlijk de ruimte geven om met die faciliteiten te programmeren wat hén bezig houdt. Dit vraagt een informele en laagdrempelige omgeving waarin het ‘instituut’ theater zichzelf de-institutionaliseert. Op het podium, in de zaal of buiten de zaal. Dat vraagt visie en vertrouwen. Maar dat kan er wel aan bijdragen dat het theater een nieuwe rol in zijn samenleving kan gaan spelen. Het theater als broedplaats voor ‘localism’.
- Denk aan de toekomst
De grootste fout die ontwerpers maken, is dat ze alleen vanuit hun eigen referentiekader naar hun ontwerp te kijken. Kinderen van nu zijn digitaal al op andere planeten geweest, ze worden niet bang van nieuwe technische snufjes. Als we daar geen rekening mee houden, vervreemden we ons van de nieuwe gebruikers, en de gebruikers van de toekomst. Stel, je zet een 3D-printer neer in de hal van je theater, waar bezoekers zelf hun ontwerpen kunnen printen. Als je daar nu een aantal kluisjes naast zet, dan kunnen mensen hun ontwerp tijdelijk opbergen en er de volgende keer mee verder. Niet alleen maak je dan gebruik van nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de meeste individuen niet te betalen zijn, je zorgt er ook voor dat hun bezoek niet eenmalig is, maar dat ze willen terugkomen. Dus design for programmability, maar ook for the future. En dan vooral for the future generation.
Over Aat Vos
Aat Vos (1964) studeerde architectuur en heeft een marketingachtergrond. Hij is gespecialiseerd in de revitalisering van openbare ruimten, waaronder bibliotheken, en werkt met multidisciplinaire teams voor opdrachtgevers in binnen- en buitenland. Vos werkte onder meer aan de Idea Stores in Londen, de Stadsbibliotheek van Antwerpen en diverse vestigingen van de OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam), met steeds een gecombineerd programma. Veelbesproken is zijn ontwerp voor jeugdbibliotheek Biblo Tøyen in Oslo. Afgelopen oktober opende Hub Kerkrade: stadstheater, bibliotheek en culturele instellingen onder één dak, met een gedeelde lobby.
In 2017 verscheen Vos’ boek 3RD4ALL – How To Create a Relevant Public Space bij nai010 uitgevers, ISBN 978-94-6208-351-6