Moskou
Russisch theater ten tijde van Poetin
Na een onderbreking van vijf jaar besloot ik weer eens naar Moskou te gaan om de achttiende editie van de Russian Case bij te wonen, waar ik sinds 2001 jaarlijks naartoe trok en in Theatermaker verslag van deed. De Russian Case laat een selectie zien uit Russische theatervoorstellingen die het afgelopen seizoen in première zijn gegaan en zijn genomineerd voor een Golden Mask Award, vergelijkbaar met ons Theater Festival en de daarmee verbonden toneelprijzen.
Ik wilde vooral naar Moskou om na te gaan hoe de zaken er in het Russische theater voor staan ten tijde van Poetin. Het antwoord op die vraag kwam sneller dan verwacht. Reeds tijdens de eerste ochtendbijeenkomst van deze Russian Case begonnen de samenstellers van het programma, Alyona Karas en Kristina Matvienko, ongevraagd en omstandig uit de doeken te doen dat het Russische theater in toenemende mate onder druk van de overheid is komen te staan. Het ministerie van Cultuur, de officiële organisatie achter het Golden Mask Festival en de Russian Case, had verordonneerd dat er drie vertegenwoordigers van het ministerie in de selectiecommissie voor het Golden Mask Festival diende te worden opgenomen.
Karas aarzelde of zij de selectiecommissie moest blijven voorzitten, maar verkoos voorshands de discussie met de staatscommissarissen aan te gaan. De befaamde regisseurs Kyrill Serebrennikov en Konstantin Bogomolov besloten hun voorstellingen terug te trekken. Zij wensten niet door ‘staatsinspecteurs’ te worden beoordeeld. Wellicht herinnerden zij zich dat de communistische partij van de Sovjet-Unie in 1932 alle culturele aangelegenheden in eigen hand nam en de onafhankelijke organisaties ontbond, en vreesden zij na de gelijkschakeling van de kranten en de televisie dat nu het theater aan de beurt was om onder het regime van Poetin te worden geplaatst.
Ten aanzien van een aantal voorstellingen werden compromissen gesloten. De voorstelling Max Black of 62 Ways of Supporting the Head with a Hand, een monoloog van Heiner Goebbels, daterend uit 1998 maar opnieuw gemaakt voor het Stanislavsky Electrotheatre van Boris Joechananov, leidde tot heftige discussies en mocht alleen meedoen als ze in de categorie ‘Innovatie’ werd ondergebracht. De gouden ezel van Joechananov zelf werd afgewezen. Te controversieel en te weinig representatief voor het theater dat in de regio wordt gemaakt.
Het programma van de achttiende Russian Case overziende, viel me op dat de voorstellingen veel minder de politieke actualiteit tot onderwerp namen dan ik in voorgaande edities zag. Serebrennikov, van wie onlangs de film The student bij ons was te zien, gebaseerd op Frühlings Erwachen van Wedekind, kon zijn nieuwe voorstelling Kafka laten zien omdat hij sinds een paar jaar over een eigen theater beschikt, het Gogol Center. Verder vierde de traditie hoogtij, met onder andere Oom Wanja (Tsjechov), De gek (Dostojevski) en De storm (Ostrovski). Ook dat lijkt een teken des tijds.
Constant Meijers
Warschau
Niemand blijft buiten schot
Als Stanisław Wyspiański in 1899 Klątwa (Vloek) schrijft, blijkt het niet eenvoudig zijn stuk opgevoerd te krijgen. Pas in 1909 wordt zijn stuk over een priester, die met zijn jonge huishoudster twee kinderen heeft, gespeeld. Al gauw wordt het van het repertoire geschrapt wegens ‘het beledigen van religieuze gevoelens’.
Ruim honderd jaar later, sinds februari dit jaar, speelt het in Teatr Powszechny in Warschau in regie van de Kroatische Oliver Frljić en ook deze versie oogst een storm van protest. Hoewel het een zeer losse bewerking van het origineel betreft, is deze voorstelling niet minder antiklerikaal. En dat in een Polen dat sinds ruim een jaar geregeerd wordt door het ultraconservatieve PiS (Vrede en Rechtvaardigheid), dat nauwe banden heeft met de katholieke kerk.
In de voorstelling hanteren acteurs machinegeweren die uit katholieke kruisen zijn geassembleerd; een actrice bedrijft fellatio op de gipsen penis van een beeld van de paus, waarna het beeld aan een galg gehesen wordt met een bordje ‘Verdediger van pedofielen’ om de nek. Paus Johannes Paulus II, wegens zijn grote bijdragen aan het omverwerpen van het IJzeren Gordijn in Polen vrijwel heiligverklaard, lijkt er flink van langs te krijgen.
Maar hij is niet de enige die niet wordt gespaard. Regisseur Frljić staat bekend om zijn visie dat theater niet enkel de voorstelling zelf behelst, maar alle reacties die ze oproept in de samenleving. En in het uitlokken van reactie is hij met deze productie verbijsterend goed geslaagd. Vanaf het moment dat het culturele programma van de door PiS gedomineerde staatstelevisie er een item aan wijdde, is de straat van het theater een toneel geworden voor groepen van weesgegroetjes biddende gelovigen tot rookbommen gooiende nationalistische jongerenorganisaties, die toeschouwers proberen te verhinderen het theater te betreden. De politie greep meerdere malen in. Er lopen rechtszaken tegen het theater wegens het ‘het schenden van religieuze gevoelens’. De perswoordvoerder van PiS heeft opgeroepen Teatr Powszechny zijn subsidie te ontnemen, de (liberale) gemeenteraad weigert hier gehoor aan te geven. Maar de redacteur van het cultuurprogramma is inmiddels ontslagen. En dat terwijl ternauwernood tweeduizend mensen de voorstelling gezien hebben.
Kunstcritici en vakgenoten spreken van een geraffineerde opbouw van scènes, waarin vrijwel niemand in Polen buiten schot blijft. Ook niet de liberale Polen, die zichzelf zouden kunnen herkennen in de scène waarin een actrice het publiek om bijdragen vraagt om PiS-leider Jarosław Kaczyński weg te werken. ‘Zoiets kun je doen in een ingeslapen land als Nederland,’ zegt mijn Pools-Nederlandse collega, acteur en theatermaker Redbad Klijnstra, ‘om de mensen even wakker te schudden, maar hier in Polen moeten alle zeilen bijgezet worden om een burgeroorlog te voorkomen.’
Tja, be carefull what you wish for, maar soms, ja soms, zou je als maker dromen van evenzoveel maatschappelijke ophef over theater in Nederland.
Julia van de Graaff, actrice, theatermaker en artistiek leider van Tg.LYNX.
AnkaraE
en ware heksenjacht
Sinds de Geziprotesten van 2013 beleeft Turkije rumoerige tijden. Kunstenaars maakten deel uit van het hart van de protesten die er destijds om gingen meer democratie op te eisen in een alsmaar autocratischer systeem. Voor kunstenaars stond het hele stelsel van staatsinstituten en subsidies op het spel met het uitlekken van een nieuw wetsvoorstel.
Als reactie op de protesten kwamen er markante politieke symbolische acties tegen ieder die oppositie voerde. Theatergezelschappen verloren hun subsidies in 2014 of kregen te horen dat hun subsidies moesten worden terugbetaald als het artistieke resultaat niet navenant was. Ironisch is dat die subsidies sowieso al redelijk laag zijn en enkel voor technische of logistieke aspecten aan onafhankelijke gezelschappen worden uitgereikt. Sinds de dochter van de president in 2012 meende publiekelijk in een theatervoorstelling bekritiseerd te worden omwille van haar hoofddoek bond haar vader de strijd aan tegen het theater-establishment, dat zogezegd ‘de hand zou bijten die hen voedt’. Dat incident legde toen al een diepe barst bloot tussen de oude secularisten en de nieuwe politieke wind die alsmaar strakker is gaan staan.
Een oorlog tegen de PKK in het zuidoosten van het land legde in de zomer van 2015 plots zowat alle artistieke activiteiten in de Turks-Koerdische steden lam. Daar speelde vroeger al de politie via controles achter de coulissen de rol van verborgen dramaturg. Een militaire coup in de zomer van 2016 leidde tot een ware heksenjacht binnen de staatsinstituten over het gehele land, die ook artiesten in de staatstheaters trof. Heel wat van hen proberen nu snel nog met vervroegd pensioen te gaan voordat enig staatsbesluit hen overbodig maakt. Zo werden in september een twintigtal artiesten bij het oudste theater in Istanboel, de ‘Darülbedayi’, met een simpel telefoontje de laan uitgestuurd. Tegen hen liep een politieonderzoek, maar over het hoe en waarom wist men niets. De gedachte dat die militaire coup eerder een ‘coup de théâtre’ was om een geplande heksenjacht door te voeren is inmiddels algemeen verbreid, hoewel een gevaarlijke gedachte in het openbaar.
Die heksenjacht deed tot nu toe iets meer dan 138 duizend ambtenaren ontslaan, onder wie meer dan achtduizend academici en 221 bij het Ministerie van Cultuur en Toerisme. Ontslag betekent ook meteen verlies van het paspoort, waardoor Turkije voor velen een open gevangenis is geworden. In februari, net voor de start van het lentesemester, was de Ankara Universiteit, met een van de oudste theaterdepartementen van het land, aan de beurt. Zeven van de elf docenten werden aan de deur gezet. De massale ontslagen zullen de facto tot sluiting van de opleiding leiden. Voor vele studenten is het de vraag of ze ooit nog zullen afstuderen.
De laatste uitweg is voor sommigen betreurenswaardig de dood. Zo beëindigde een academicus, Mehmet Fatih Traş, op 33-jarige leeftijd zijn leven nadat hij van de Cukurova Universiteit bij decreet werd ontlast. In mei bereikten academica Nuriye Gülmen en leerkracht Semih Özakça, beiden vredesacademici en vakbondslieden, een kritieke fase in hun hongerstaking die op 11 maart begon om hun onwettige ontslag aan te klagen. De overheid heeft er geen oren naar maar degenen die nog enigszins hopen op democratische oplossingen houden hun hart vast. De Turkse artistieke sector – dé plek voor expressie – zal zich schrap moeten zetten. In de meeste gevallen kiest men voor de indirecte, bedekte aanklacht via de keuze van stukken. Maar de zelfcensuur kreunt en steunt onder de drang om te schreeuwen.
Pieter Verstraete woont sinds 2012 in Turkije. Hij raakte recent zijn werk kwijt bij een staatsuniversiteit in Ankara omdat zijn contract om onduidelijke reden niet werd verlengd. Hij zal in juni Turkije verlaten.