Met zijn dikke brillenglazen, keurig geknipte haren en colbertje was het een opvallende verschijning tussen de linkse leren jasjes van het vormingstheater. Toch deelde Kommer ’t Mannetje de onversneden linkse idealen van Proloog en zette zich met hart en ziel in voor het voortbestaan van de almaar bedreigde toneelwerkgroep.
Dat keurige voorkomen hield Kommer ’t Mannetje vast over aan zijn studie akker- en weidebouw in Wageningen. Daar krijgt hij tegelijkertijd ook zijn ‘tik van toneel’, zoals hij later aan dagblad De Tijd verklaart. Hij wordt er lid en later praeses senatus van de progressieve studentenvereniging Unitas Studiosorum Vadae, waaronder ook toneelgezelschap Abigone valt. ’t Mannetje speelt er jarenlang toneel.
In Wageningen is ’t Mannetje – samen met onder anderen Paul Binnerts — een van de oprichters van Stichting Nederlands Studenten Toneel (SNST), dat hij twee jaar voorzit en dat het jaarlijkse Studenten Toneel Festival (Stutofes) onder haar hoede neemt. Daarnaast is ’t Mannetje lid van het presidium van de International Student Theatre Union.
Zijn inzet wordt opgemerkt en net voor zijn afstuderen in 1968 wordt de akker- en weidebouw-student benaderd om zakelijk leider te worden van Stichting Toneelwerkgroep Proloog in Eindhoven. Het gezelschap is op dat moment de linksbuiten van het toneelbestel. Met voorstellingen van Brecht en voornamelijk zelfgeschreven materiaal wil de groep scholieren, studenten, fabrieksarbeiders en vrouwen bewust maken van hun onderdrukking en oproepen tot verzet tegen het establishment en het kapitalisme.
’t Mannetje is dan nog maar dertig. Hij komt aan het roer te staan met artistiek leider Jurg Molenaar, die in 1971 opgevolgd wordt door Rik Hancké. Passend bij het almaar vergaderende progressieve gezelschap, kiest hij voor zo democratisch mogelijk beheer van het geld. Binnen het gezelschap opererende subgroepen krijgen een eigen budget, dat naar eigen inzicht uitgegeven mag worden. ‘Hij was iemand die heel snel verantwoordelijkheden doorgaf’, herinnert zich Cis van Helmond, die in die tijd bij hem stage liep. ‘Proloog-acteurs wisten ook echt veel over geld, inkomsten en subsidie.’
Bij Proloog kun je er ook moeilijk omheen. Met enige regelmaat dreigen subsidies te worden ingetrokken en komt het voortbestaan van het gezelschap in gevaar. Met de moed der wanhoop – er waait een steeds rechtsere politieke wind en artistiek heeft Proloog misschien ook steeds minder te melden – vecht en onderhandelt ’t Mannetje voor zijn gezelschap. Berend Jan Langenberg (toen directeur van de Vereniging van Nederlandse Toneelgezelschappen – voorloper van de NAPK) herinnert zich de spagaat waarin ’t Mannetje verkeerde. ‘Kommer was enorm loyaal naar de acteurs, maar tegelijkertijd stond hij open voor compromissen. Met hem viel er goed te praten. Zo kon hij het werk van Proloog lang overeind houden in het verder keurig geregelde Nederland.’
’t Mannetje zoekt daarbij meermaals de juridische weg, onder meer als DS’70-lid Phia van Veenendaal op de voorpagina van De Telegraaf verklaart dat Proloog ‘een dekmantel voor organisaties was, die geld uit Moskou ontvangt om haar acties te voeren, en inbraken pleegt om achter bedrijfsgeheimen te komen’. ’t Mannetje wint kort gedingen tegen het kamerlid en De Telegraaf, en Van Veenendaal betaalt in een uiteindelijke schikking 10 duizend euro schadevergoeding.
Als in 1983 toch definitief het doek valt voor Proloog, weet ‘t Mannetje met de VNT voor alle ontslagen medewerkers een wachtgeldregeling uit te onderhandelen.
In 1985 wordt ‘t Mannetje directeur van Globe, waar hij opnieuw in een moeilijk parket belandt als de nieuwe vierkoppige artistieke leiding (Kees Hulst, Theu Boermans, Sam Bogaerts en Paul de Bruyne) in 1986 niet tot een eensgezind speelplan komt. ’t Mannetje moet van het bestuur een nieuwe artistiek leider aanstellen en kiest voor de jonge regisseur-dramaturg Ronald Klamer, waarna spelers, pers en publiek tegen hem in opstand komen.
Het seizoen daarop weet Klamer ook de Raad voor de Kunst en minister Brinkman (WVC) niet te overtuigen met ‘een eigen en artistiek interessant gezicht’ en komt er een eind aan de subsidiëring van het gezelschap. Onder de naam Zuidelijk Toneel is er dan al een nieuwe theaterinstelling voor de zuidelijke provincies opgericht, die steun krijgt van het bestuur van Globe. Eric Antonis wordt aangesteld als intendant, waardoor er geen plek meer is voor ’t Mannetje.
Na 1988 werkt ‘t Mannetje als docent bij verschillende culturele opleidingen en initiatieven. Altijd is hij trots als hij namen van zijn studenten ontdekt op aftitelingen of in programmaboekjes. Hij moet het lesgeven echter staken als hij last krijgt van evenwichtsstoornissen. Later worstelt hij steeds meer met zijn gezondheid. Zijn overlijden op 14 april komt echter alsnog onverwacht.
Foto: Hans Peters / Anefo collectie Nationaal Archief