Mooi dat grijs hè. Van de lucht en de grond.
Ja, behoorlijk.
Klei is het eigenlijk hè, Zeeland is met name kleigrond.
Ja, veel suikerbieten hier.
Vorig jaar bleef mijn laars staan, weet je nog, dat ik mezelf uit m’n laars trok?
Ohja.
Het lijken wel golven zo, toch, die sleuven in het land, zo mooi gemaakt. Het is helemaal naakt en kaal, het ligt er zo rustig en wel ook verwachtingsvol bij.
Ja.
Waait hard, hè?
Ja.
En ons huisje ligt er vanaf hier mooi bij, hè. Zo op het landje. Zullen wij ooit zo’n landje bezitten denk je?
Hm.
Met zo’n eik in de punt, met zo’n schommel eraan? Ik wil graag precies zo’n schommel. En een kruidentuin en precies zo’n houtkachel. Die houtkachel heet dus Janus, het merk bedoel ik, en wist je dat januari naar de Romeinse beschermgod Janus vernoemd is? Die wordt afgebeeld met de twee gezichten? Eentje gericht naar het verleden, en eentje naar de toekomst.
Hm.
Hee. Denk je dat die vijf schapen daar eigenlijk heel narrige spionnen zijn?
Nee.
Niet dat ze zo staan te kijken, en ondertussen in contact staan met de buurtcontrolekamer? Roger twee mensen gesignaleerd, zelfde individuen als januari 2017, wandelschoenen, ons ontvreemde wollen jassen, copy that?
Nee, lieve.
Hm. Mooi die einder. Veel einder, hè.
Ja.
Ja. Clarice Lispector zei dat ergens: zoveel lucht voor god, zo weinig voor de mensen.
Mooi.
Dat zijn toch net enorme molshopen daar, alsof er hier een heel, heel grote mol zit en van die bergen maakt? Een soort monstermol, een mutant, een, een walvisgrote mol?
Ik denk dat de boer de sloot dit jaar professioneel heeft laten uitbaggeren.
Hm.
Hm.
Moet je kijken hoe die bunkers, dat lijken wel schepen, moet je kijken dat zijn toch net vikingschepen, die hier zo in hun uitgeholde boomstammen aankwamen peddelen in het, in het Pleistoceen ofzo, en dan vele, vele kilometers landinwaarts pas op, op ja, land stuitten. Want wij hebben dit land gesommeerd te bestaan, toch.
Ja.
Oh! Moet je kijken, hier aan de achterkant heeft iemand met een spuitbus een enorm hart, een enorm kruis en een enorm anker gespoten.
Hm.
Oh, hee, en hee kijk, aardappels, dat zijn, wat zijn dat, een soort overschoten aardappels, dat is een soort rest toch, mogen we die meenemen? Laten we er een paar meenemen? Arme, vergeten groente. Ik weet nog wel een gratin, of een vichyssoise, of met die kleintjes, een, een aardappel tarte tatin, ja waarom niet? Er staat toch tijm ook, in de kruidentuin? Twee soorten, ook citroentijm zag ik, of althans een andere soort tijm, dus, dus dat komt wel goed, help even, wil je die even in je zakken doen ja? Dat modderige dat veeg ik er thuis wel uit ja.
Is goed, lieve.
Je bent wel heel stil.
Ja.
Vanwege?
Vanwege hoe lief alles.
Oh.
Vanwege je vichyssoise en vanwege de Zeeuwse platte gister en vanwege de gezichten aan de volle dinertafel en vanwege het afwassen en het voorlezen en vanwege de wind om het huis en wij om de kachel. En dat iedereen net aan de ontbijttafel. En het roerei. Daar vanwege.
Waarvan akte.
Ja.
En dan nu graag je zakken?
Ja, kom, ze kunnen wel in m’n capuchon, die kan los.
Dan was ik hem thuis uit ja.
Ja.