Door Jeroen De Man
There is a house built out of stone
Wooden floors, walls and window sills
Tables and chairs worn by all of the dust
This is a place where I don’t feel alone
This is a place where I feel at home …
To build a home, geschreven door Patrick Watson, was het nummer dat mijn docent Herman Lutgerink voor me opzette toen ik als student aan de Toneelacademie Maastricht bij hem thuis het manuscript van zijn roman mocht lezen waar hij in die tijd aan werkte. Helemaal grijs draaide hij het album Ma fleur van The Cinematic Orchestra. Hij had de eerste honderd bladzijden van zijn roman op de typmachine getikt, ik mocht het niet mee naar huis nemen en o wee als ik erop morste. Het was een prachtig romantisch verhaal met beelden van stranden, zand en gras. Er was een huis dat de hoofdpersoon voor zijn geliefde had gebouwd. Er was veel. Soberheid, melancholie en geweldig rare taalgrapjes. Terwijl ik op zijn schrijfkamer in zijn Maastrichtse woonhuis dit alles tot mij nam, piepte Herman soms met zijn gezicht om de deur, zijn rechterhand met gotische ringen versierd hield de deurpost vast: ‘Mooi is het hè Jeroen. Je vindt het wel wat hè? Ik ben er al heel lang mee bezig. Nou, ga maar weer lekker verder lezen.’
Soms bracht hij me een kopje koffie met koek en vertelde over Toneelgroep Centrum, over zijn toneelstuk De babyfoon, over zijn broer en over zijn vrouw.
Op een dag vertelde hij mij dat ik zijn twee schoolkluisjes mocht erven. Op zijn laatste dag aan de Toneelacademie zou hij mij zijn sleutels geven en dan zou de inhoud van mij zijn. Geld zat er niet in, verzekerde hij mij, daar gaf hij écht niet om. Ooit begaf het dak van zijn huis het bijna, maar hij weigerde die ene tv-commercial die de reparatie had kunnen betalen. Zijn vrouw smeekte hem de opdracht aan te nemen. Maar hij was niet te overtuigen. Niks d’r van. Dus kreeg ik geen geld, geen goud, geen gotische ringen, maar wel kilo’s papier. Papieren van het toelatingsexamen met namen, beoordelingen en al, honderden toneelscènes van propedeusestudenten door de jaren heen. Veel Tennessee Williams zat erbij, O’Neill, Kafka. Ja Kafka, een grote liefde voor de schrijver uit Praag deelden wij. Zoveel plezier hadden wij in zijn lessen met deze stukken.
Maar vaker improviseerden we. Mijn collega Mara van Vlijmen vertelde me laatst dat ze in de lessen van Herman soms urenlang apen speelden. Tijd bestond niet. Eindresultaat was iets voor later, of misschien wel nooit. Spelen mochten we, ruimte nemen, het uitzoeken. ‘Maar René Lobo beweerde gisteren dat voelen vies is’, zei ik een keer. ‘Ach Lobo … dat doe je dan maar bij hem. Dat is zijn waarheid. Mijn waarheid is veel intuïtiever’, pareerde hij.
We deden tal van oefeningen, zoals ‘de rol’. We moesten een personage uit een stuk nemen en alles wat we van hem of haar wisten op een grote behangrol schrijven. ‘Die rol neem je elke dag met je mee. Schrijf er alles op wat je van je personage weet en wat je niet weet dat fantaseer je. Hoe je personage loopt, ziet en ruikt. Je beschrijft zijn familie, vrienden, dromen en verlangens. Alles.’ En zo kleurde onze repetitievloer dan gebroken-wit met al die uitgerolde rollen, met studenten die daartussen loopjes oefenden, stemmen en gebaren uitvonden en die dan weer opschreven. Als we soms wel een stuk deden en dat zo ingeleefd mogelijk op de vloer aan het knallen waren, nam hij ineens het woord: ‘Ik ga nu mijn ogen dichtdoen en alleen maar op het ritme letten. Want je kunt nog zo mooi spelen, als de muziek niet klopt is het niets.’ Zijn vingers met ringen deden tikketak tikketikke tikketak, zo ook z’n neus en oren.
Ik ga je nooit meer vergeten lieve Herman. Je leeft in de gesprekken die ik voer met je voormalige studenten. Je komt zo vaak met je glimlach om het hoekje piepen. Ook in de lessen die ik nu zelf geef. In mijn klas liggen de behangrollen op de vloer.