Het Zuidelijk Toneel maakt deel uit van een stevig internationaal initiatief op het gebied van vergroening: het Theatre Green Book. Artistiek directeur Sarah Moeremans en Hilke Bastiaansen, planning en coördinatie, vertellen hoe ze werken aan een duurzaam theatergezelschap.
Hoe kwamen jullie ertoe je aan het Theatre Green Book (zie onderaan de pagina) te committeren?
Sarah Moeremans: ‘Wij kwamen bij het Theatre Green Book uit vanuit de vraag hoe we als gezelschap onze onafhankelijkheid kunnen vergroten. Dus niet eens primair vanuit de wens om te vergroenen. We wilden minder nood hebben aan materiële zaken, financieel minder afhankelijk zijn en flexibeler produceren. Daarbij kwam een aantal zaken naar boven die als bijvangst hadden dat ze best groen waren.
HZT was al lid van de European Theatre Convention, initiatiefnemer van het Theatre Green Book. Daar zochten ze partners bij, vooral organisaties die vanuit de artistieke invalshoek konden bijdragen, want die waren er nog maar heel weinig. Ik ben nu de enige regisseur in de focusgroep.’
Dat is opvallend. Waarom zijn er niet meer?
Moeremans: ‘Omdat vergroening al gauw een ‘probleem’ lijkt van de technici, productieleiders en zakelijke mensen, maar heel vaak niet van de regisseurs. Want je kunt vergroenen met LED, je kunt reizen met de trein in plaats van vliegen, en alleen nog vegetarische lunches aanbieden. Dat zorgt ervoor dat het ogenschijnlijk een beetje het probleem van ‘anderen’ is en dat de artistieke staf en die ‘anderen’ met elkaar in gevecht gaan over groene vraagstukken.’
Een regisseur die roept: ‘Ik wil het zo, dit is mijn artistieke plan, dus je regelt het maar.’
Moeremans: ‘Ja, bijvoorbeeld: ‘Ik wil liters toneelbloed! Je wast het maar uit!’ Maar omdat wij er dus net anders in zitten, keek ik al anders naar zulke vraagstukken. Voor de voorstelling Shut up and play with me hadden we dat toneelbloed nodig. En dat spul is echt zooi, om dat uit de kostuums te krijgen heb je heel veel water nodig en je moet op hoge temperaturen wassen. Toen zijn we ons gaan afvragen of het dramaturgisch noodzakelijk was dat dat bloed er zo realistisch mogelijk uitzag. Is het een voorstelling waarin we zo dicht mogelijk tegen ‘echt’ aan zitten? Is er iemand in die zaal die gelooft dat dit echt bloed is? Nee, het is duidelijk allemaal spel. Dus al tijdens het maakproces besloten we om dat toneelbloed heel verdund te gebruiken.’
Dus jij bent als regisseur en artistiek directeur hier in huis de aanjager geweest van de verduurzaming. Hoe werkt dat door in de organisatie, Hilke?
Hilke Bastiaansen: ‘Dat is heel goed gevallen, want we hebben binnen de organisatie meer mensen die privé al heel bewust omgingen met groene vraagstukken. Dus er was veel draagkracht. En met die mensen hebben we een Green Team opgezet waarin alle afdelingen vertegenwoordigd zijn. Wij kijken organisatiebreed naar alle mogelijkheden voor een kleinere voetafdruk. Dat gaat van het inkrimpen van de kantoorruimtes, via het scheiden van het afval, tot het materiaalgebruik voor de voorstellingen.’
Moeremans: ‘Ik denk dat de kans op mislukking van een groen plan het grootst is wanneer je één iemand in je organisatie benoemt tot ‘de’ groene agent. Je wil niet dat er een soort interne waakhond rondloopt die iedereen controleert, want dat lokt weerstand uit. Zo iemand wil je omzeilen, misleiden, bedriegen (lacht).
Dat hangt denk ik samen met de huidige tijd, waarin we ook niet meer willen dat er één zakelijk leider is die als enige op de hoogte is van de centen. Wij snappen allemaal dat we te maken hebben met financiële kaders. Dat mede-eigenaarschap is op alle vlakken belangrijk. Het kan allemaal alleen maar als we met z’n allen snappen wat we aan het doen zijn.’
Bastiaansen: ‘En door te bespreken wat je doet, en na te denken over het waarom van de keuzes, voorkom je dat je aan greenwashing doet. Na de discussie over het nepbloed, is het gesprek over de duurzaamheid onderdeel geworden van alle artistieke plannen. Je leest die insteek nu door ons hele vierjarenplan heen.’
Moeremans: ‘Daarin hebben we twee best radicale maatregelen genomen: met alle HZT-makers hebben we voor het eerste jaar de afspraak dat we geen materiële vormgeving maken, en voor het tweede jaar maken we een vormgeving die in alle voorstellingen steeds terugkomt.’
Wat betekent dat voor de ontwerpers? Als buitenstaander denk ik toch: maar artistiek dan?
Moeremans: ‘Het was vooral voor de niet-kunstenaars een enge gedachte. De makers zelf vonden het ofwel spannend, of ze hadden zoiets van oh, dan hoef ik daar al niet meer over na te denken. Ik denk wel dat de sleutel tot succes erin zit dat je dit meteen in de eerste besprekingen al bepaalt.’
We zitten nu al heel snel op een artistieke keuze. Terwijl, je hebt hier een heel bedrijf, dus je kunt op veel vlakken vergroenen: transport, papiergebruik.
Moeremans: ‘Ja, het Theatre Green Book is daarom een interessante tool, want je hebt heel veel mogelijke mogelijke knoppen waaraan je kunt draaien. ’
Bastiaansen: ‘Er staat heus niet in dat je allemaal vegetariër moet worden. Het laat zien waar je allemaal over kunt nadenken. Dus kijk wat er bij je organisatie past. Het is ook gestructureerd opgezet, met drie fases en data die je kan bijhouden, waarmee je intern kunt terugkoppelen en bepalen hoe je naar de volgende fase kunt komen.’
Moeremans:’ Voor ons is belangrijk dat we het blijven bekijken als een spel. Dus dat er een fun factor in zit: als je het goed doet is er veel te winnen, en kun je beter worden. We waken ervoor dat het als een ideologie wordt opgelegd. Want het meest duurzame is tenslotte om geen theater te maken.
Wij huren ons gebouw van een private partij, dus veel mogelijkheden om dat duurzaam te maken hebben we niet. Dan kunnen we wel gaan zeggen: tja dit heeft geen zin. Maar we kunnen ook kijken hoe we ergens anders groenere keuzes maken. Het model geeft ook die mogelijkheid. En dan komen we uit op de producties. Want dat is onze kernactiviteit en daar zijn we goed in.’
Bastiaansen: ‘En als je aan die producties gaat draaien, volgen vanzelf andere dingen. We hebben ervoor gekozen om te zoeken naar duurzamer brongebruik. Op financieel vlak vinden we het helemaal niet raar om kaders te stellen. Of in de planning. We hebben zoveel tijd, zoveel mensen, hoe richt ik dat haalbaar in?’
Moeremans: ‘Op die manier kijken we ook naar duurzaamheid qua producties. Want je kan ook sparen voor een productie. Bijvoorbeeld door een kleine footprint te hebben in drie producties, en dan voor de vierde productie wel te kiezen voor een decor. Of als we decors gaan bouwen, welk materiaal gebruiken we dan? Hebben we het in huis, kunnen we het ooit een tweede leven geven? Nu stonden we op de Parade met Sieben, acht, heisse Nacht en er kwam iemand binnen die zei ‘Wow, zoveel decor’. Dat komt dus wel helemaal van Marktplaats.
De grootste spelbreker die op de loer ligt, is angst. De angst om iets verkeerd te doen, de angst om het niet perfect te doen. Maar die angst mag er ook zijn.
Als jij een plan maakt voor iets als ‘De Duurzame Dinsdaglunch’, dan is het misschien spannend hoe dat landt. Stel dat sommige collega’s heel graag Filet Americain eten, dat kan, maar zij snappen ook wel dat we het doen.’
Bastiaansen: ‘Daarom is het fijn dat we dat Green Team hebben, dat we bij elkaar terechtkunnen: hey, hoe gaan we dit aanvliegen, wat is een goed moment om dit in te brengen?’
Moeremans: ‘Ik vond het ook goed dat het Green Team mij meedeelde dat ik eruit moest. Ik neem de groene agenda sowieso mee, maar ik ga misschien ook momenten hebben dat ik die even uit het oog verlies, in het vuur van het spel.’
Bastiaansen: ‘En als we zien dat je het vergeet, dan trekken we even aan je mouw. En dan niet van, zie je wel, je bent het vergeten, maar we zorgen ervoor dat je er weer aan denkt.’
Moeremans: ‘Het is onderdeel van het spel, daar zit ook de levenslust. Volgens mij leidt duurzaamheid los van levenslust alleen maar tot doemdenken. Dan denken mensen toch: oh nee, daar doe ik niet aan mee. Maar we willen met zijn allen zo lang mogelijk op deze planeet kunnen blijven leven, toch?’
Ik vind het opvallend dat je vertelt dat je onafhankelijk wilde zijn en niet in je artistieke keuzes wil worden beperkt. En toch zit je beleid heel erg op je product.
Moeremans: ‘Die behoefte aan minder materieel afhankelijk zijn, is iets wat maatschappijbreed speelt. En onze manier van denken is daarin eigenlijk de meest materialistische, namelijk: het materiaal is zóveel waard dat je het niet zomaar kan gebruiken. Dus we willen geen fast fashion. Zo zijn onze kostuumontwerpster Daphne de Winkel en Ilse Vermeulen van ons kostuumatelier op cursus geweest over het groen produceren van kostuums. We ontdekten dat aan schoonmaakmiddelen ook iets te doen is, en die papieren handdoekjes, dat kan niet meer. Maar je moet wel doorrekenen om te bepalen wat het duurzaamste is. Want soms lijkt iets duurzamer, maar is het dat niet. Een verkooppagina bijladen op de website, is dat beter dan een verkoopfolder drukken? Niet altijd dus.’
Bastiaansen: ‘De eerste reactie is dan vaak: ‘maar jullie hebben wel papier’, dat vind ik zo binair gedacht. Papier is uit, dus je moet het digitaal doen. Ik hoop dat het onderling gesprek in het veld meer op gang gaat komen, dat is juist het idee van het Theatre Green Book. Vraag als je het niet weet, kom naar ons toe. Wij kunnen je linken aan andere gezelschappen binnen Europa die tegen hetzelfde aanlopen. Of het al een keer bedacht hebben. Zie het als een Theatre Green Tool.’
En wat jullie allemaal inbrengen in de focusgroep, dat wordt ook meegenomen in deze tool?
Moeremans: ‘Wij brachten veel praktijkvoorbeelden mee. Maar alle partijen dragen bij. Er zit ook een theater uit Praag in met duizend werknemers en vier grote historische gebouwen, die hebben echt hele andere varkentjes te wassen hoor. Maar in essentie zijn onze uitdagingen gelijk. Het vraagt alleen een vertaalslag om ze naast elkaar te kunnen zetten zodat we dezelfde tool kunnen gebruiken. En dat is zo waardevol geweest. Want het verduurzamen stopt niet aan de deur of aan de landsgrens.
Veel steden hebben nu zero emissie zones. Maar bij de schouwburgen komen trailers, die daar vaak niet aan aangepast zijn. Als je als theater roept: ja, maar er is geen laadpunt bij de laad- en lospoort want dat is nog niet rendabel, dan denk ik: als je hem plaatst, draag je meteen bij aan het rendabel maken ervan. Het gaat erom net een beetje anders te denken.’
Hoe gaan de theaters waar je speelt om met jullie duurzaamheidsstreven?
Moeremans: ‘Dit soort keuzes openen zeker het gesprek met de theaters. Als we ergens spelen, kunnen we bijvoorbeeld vragen of zij de verwarming uitzetten, en het publiek vragen een warme trui aan te trekken.’
En als je even boven je eigen praktijk uitkijkt. Hoe ga je het met het Theatre Green Book voor elkaar krijgen dat dat het podiumkunstenveld in de breedte future proof wordt?
Moeremans: ‘Het verbaasde mij zo om in het subsidieadvies over Oerol te lezen dat zij te weinig originele producties bieden. Dan denk ik echt, jongens, meen je dit? De tijd dat al die festivals premières vroegen en dat wij als makers dan grote producties opzetten om die daar tien keer te spelen, ligt achter ons hoor. Voor mij is dat zo’n voorbije manier van denken, om nu nog exclusiviteit te ambiëren, met premières en makers die maar op één plek aan de bak kunnen. Dat claimen ook! Dat is helemaal niet future proof gedacht.
Ik denk niet dat die commissie snapt wat voor ecologische consequenties dat eigenlijk heeft. Als je een duurzaamheidsscan zou loslaten op de meerjarige adviezen die nu gegeven zijn, kom je voor belangrijke nieuwe vragen te staan.
Er gebeuren nu juist ook goede dingen op dit vlak, zoals het uitwisselen van producties tussen verschillende festivals. Dus ik hoop dat deze mindset landt. Ik zou het jammer vinden als het bij onze creativiteit stopt, maar het is iets wat wij niet kunnen afdwingen. Het is onvermijdelijk dat we straks allemaal mee moeten. Je kan het maar beter zelf willen dan dat je op een bepaald moment restricties opgelegd krijgt waar je als maker echt niet mee uit de voeten kan.’
Het Theatre Green Book van de European Theatre Convention (ETC TGB) is de internationale versie van een methode waarmee Europese theaters stap voor stap kunnen toewerken naar een emissievrije praktijk in 2030. Het Theatre Green Book begon als een collectief initiatief van theatermakers in het Verenigd Koninkrijk, vanuit de overtuiging dat theater een belangrijke rol speelt in het verduurzamen van de manier waarop mensen leven en werken. Het handboek is het resultaat van een samenwerking tussen ETC, Renew Culture en het Theatre Green Book initiatief en werd gepubliceerd op 1 juli 2024 tijdens het Festival d’Avignon.
Het ETC TGB biedt gedetailleerde handleidingen en praktische tools, verdeeld over drie gebieden: duurzaam produceren, duurzame bedrijfsvoering en duurzaam gebouwenbeheer. De hulpmiddelen zijn tijdens de ontwikkelfase uitgebreid getest door bij het ETC aangesloten theaters door heel Europa met uiteenlopende artistieke, financiële en geografische achtergronden.
Bij het Theater Green Book horen ook certificatie labels voor de verschillende niveaus die worden bereikt: preliminary, basic, intermediate en advanced. Die laatste is voor volledig klimaat neutrale instellingen.
In seizoen 2023-2024 werd het ETC Theatre Green Book getest en aangescherpt door een focusgroep van zeven theaterinstellingen, waaronder twee Nederlandse:
Young Vic (VK), Teatro Arriaga (Spanje), Národní divadlo – National Theatre Prague (Tsjechië), Deutsches Theater Berlin (Duitsland), De Toneelmakerij (Nederland), Staatsschauspiel Dresden (Duitsland), Théâtre de Liège (België), Het Zuidelijk Toneel (Nederland) en Det Norske Teatret (Noorwegen)
Het ETC wil als netwerk ook klimaatneutraal zijn in 2030. Daarom hebben alle meer dan 60 aangesloten theaterinstellingen uit 31 landen toegezegd om het ETC Theatre Green Book vanaf het seizoen 2024-2025 toe te passen.
Tijdens de PRO dagen op het Nederlands Theaterfestival wordt de Nederlandse versie van het Theatre Green Book gepresenteerd (Donderdag 5 september, 13:30u) en vinden er openbare en 1-op-1 case clinics plaats